Verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) subsidies en over het rapport inzake interdepartementale beleidsonderzoek ‘IBO Subsidies: robuust en proportioneel’
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2019
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2018D52979, datum: 2018-11-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35000-IX-9).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.R. van Zuilen, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 35000 IX-9 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2019.
Onderdeel van zaak 2018Z20260:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2018-11-13 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-11-21 15:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2019-04-24 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
35 000 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2019
Nr. 9 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 november 2018
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 22 juni 2017 over het rapport inzake interdepartementale beleidsonderzoek «IBO Subsidies: robuust en proportioneel» (Kamerstuk 34 550 IX, nr. 25) en over de brief van 12 maart 2018 over de kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) subsidies (Kamerstuk 34 775 IX, nr. 17).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 september 2018 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 7 november 2018 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder
Adjunct-griffier van de commissie,
Van Zuilen
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) subsidies. Deze leden zijn vanuit hun visie op de overheid terughoudend met subsidies als beleidsinstrument. Zij stellen evenwel vast dat de conclusies van het IBO zijn gericht op de goede uitvoering van subsidieregelingen en minder op de wenselijkheid ervan. Het is goed dat vrijwel al deze aanbevelingen van de werkgroep zijn overgenomen. Deze leden hebben na de diepgaande beantwoording van de eerdere vragen nog enkele punten.
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsreactie dat in de praktijk nog niet elke subsidie is voorzien van een evaluatie ex ante, monitoring en een evaluatie ex post. Zij lezen ook dat die evaluaties kostbaar zijn en in verhouding moeten staan tot het financiële belang van de subsidie en hetgeen de evaluaties opleveren. Is dit de enige reden om af te zien van een goede evaluatie? Zo niet, welke andere factoren zijn er om af te zien van een degelijke evaluatie? Op welke manier zorgt het kabinet ervoor dat ook subsidies zonder goede evaluatie doelmatig worden besteed?
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsreactie dat er bij regelingen met kleine subsidieverstrekkingen altijd extra aandacht nodig is voor de doelmatigheid, in het bijzonder voor de administratieve lasten ten opzichte van het verstrekte subsidiebedrag. Hiervoor zou extra aandacht zijn bij de departementen. Welke andere middelen gebruikt het kabinet om de doelmatigheid van kleine subsidieverstrekkingen te contoleren? Zijn er mechanismen om te zorgen dat ook kleine subsidies stelselmatig goed worden geëvalueerd, bijvoorbeeld op administratieve lastendruk?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het IBO subsidies en de bijbehorende kabinetsreactie. Deze leden onderstrepen het belang van zorgvuldig omgaan met belastinggeld en van een integrale afweging over waar de beschikbare middelen het grootste verschil kunnen maken. Onderdeel van die afweging is welk instrument het meest geschikt is om een maatschappelijk doel te bereiken. De leden van de D66-fractie lezen instemmend dat het kabinet de aanbevelingen van de ambtelijke werkgroep onderschrijft. Zij hebben nog enkele aanvullende vragen over hoe een kwalitatief goede toets op doeltreffendheid en doelmatigheid door het kabinet blijft geborgd.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een afweging voor een subsidie als beleidsinstrument begint bij correcte, volledige en accurate informatie. Zij ondersteunen de inzet van het kabinet om in ieder geval iedere vijf jaar in het jaarverslag de beschrijving van de departementale «checks and balances» te actualiseren. Zij vragen daarbij ook expliciet aandacht voor de toets op de juridische verplichting van subsidies. Wanneer wordt een subsidie als 100% juridisch verplicht weergegeven en betekent dit altijd dat een subsidieverlening niet kan worden ingetrokken? Wordt hier voor elke subsidie op getoetst of wordt er standaard van uitgegaan dat een subsidie 100% juridisch verplicht is?
Voor een goede toets is kennis nodig over wanneer het doelmatig en doeltreffend is om subsidies in te zetten om een maatschappelijk doel te bereiken. De leden van de D66-fractie lezen instemmend dat het kabinet inzet op meer kennis binnen departementen en tevens meer kennisdeling tussen departementen. Zij vragen het kabinet hoe dit wordt ingebed in de Operatie Inzicht in Kwaliteit.
De leden van de D66-fractie lezen voorts dat een toets op doeltreffendheid en doelmatigheid bij subsidies niet altijd wordt uitgevoerd. Zij begrijpen dat gekozen wordt voor een gedifferentieerd regime, zodat de omvang van de subsidie en de toets met elkaar in verhouding staan. Wel herinneren zij zich de onvolkomenheid bij het subsidiebeheer van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die bij het Jaarverslag is geconstateerd door de Algemene Rekenkamer. Deze leden vragen het kabinet hoe herhaling hiervan wordt voorkomen, ook bij een gedifferentieerd regime. Zij vragen voorts welke stappen er zijn ondernomen om het subsidiebeheer beter te borgen en of dit bij andere ministeries ook tot versterkende maatregelen heeft geleid.
II Reactie van de Minister
De leden van de VVD-fractie stellen dat evaluaties kostbaar zijn en in verhouding moeten staan tot het financiële belang van de subsidie en hetgeen de evaluaties opleveren. Zij vragen of dit de enige reden is om af te zien van een goede evaluatie? Ook vragen de leden van de VVD-fractie op welke manier het kabinet ervoor zorgt dat ook subsidies zonder goede evaluaties doelmatig worden besteed. De leden van de VVD-fractie vragen ook welke andere middelen het kabinet gebruikt om de doelmatigheid van kleine subsidieverstrekkingen te controleren. Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of er mechanismen zijn om te zorgen dat ook kleine subsidies stelselmatig goed worden geëvalueerd, bijvoorbeeld op administratieve lastendruk.
Antwoord:
Alle subsidies moeten goed worden geëvalueerd, ongeacht de grootte ervan. Naarmate het financiële belang van subsidies groter wordt, worden er meer eisen aan de evaluatie gesteld. Het beeld dat er van een evaluatie kan worden afgezien is niet juist. Een aanvullende waarborg voor de doelmatigheid van een subsidie(regeling) is de in de Artikel 4.10 Comptabiliteitswet opgenomen verplichte horizonbepaling waardoor departementen elke vijf jaar opnieuw de afweging moeten maken voordat een subsidieregeling doorgezet kan worden.
Om te voorkomen dat verantwoordingslasten voor lage subsidiebedragen buitenproportioneel worden, is er in het Uniform Subsidie Kader (USK) bepaald dat er drie verantwoordingsregimes van toepassing zijn, afhankelijk van de hoogte van het verstrekte subsidiebedrag. Voor subsidies vanaf € 125.000 vindt verantwoording plaats over zowel de kosten als op prestaties. Subsidies van € 25.000 tot € 125.000 kennen verantwoording over prestaties. Tot een bedrag van € 25.000 wordt de subsidie direct vastgesteld of vindt er desgewenst verantwoording plaats over de prestaties. Daarnaast is het mogelijk gemaakt voor departementen om advies te vragen bij de Adviescommissie Toetsing Regeldruk (ATR) over de regeldruk bij lage subsidiebedragen.
De leden van de D66-fractie vragen wanneer een subsidie als 100% juridisch verplicht wordt weergegeven en of dit betekent dat een subsidieverlening in dat geval niet kan worden ingetrokken. Ook vragen de leden van de D66-fractie of er op getoetst wordt of dat er standaard van wordt uitgegaan dat een subsidie 100% juridisch verplicht is.
Antwoord:
Bij elke subsidieregeling worden subsidievoorwaarden gesteld waaraan een ontvanger moet voldoen om de subsidie te verkrijgen. Pas bij de toekenning van de subsidie, wanneer is vastgesteld dat een ontvanger aan de subsidievoorwaarden voldoet, wordt de verplichting met de ontvanger aangegaan. Die verplichting geldt voor zolang de subsidieontvanger zich aan de voorwaarden houdt. Als een ontvanger niet aan de voorwaarden of aan de prestatie voldoet kan de subsidie (deels) worden teruggevorderd of kan de verplichting tot uitbetaling komen te vervallen.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet hoe de inzet op meer kennis binnen departementen en meer kennisdeling tussen departementen wordt ingebed in de Operatie Inzicht in Kwaliteit.
Antwoord:
In september 2018 heeft, in lijn met aanbevelingen in het IBO subsidies, de eerste editie van de subsidie-bootcamp plaatsgevonden. Dit is een jaarlijkse bijeenkomst met het oog op interdepartementale kennisuitwisseling over het evalueren van subsidies. Interdepartementale kennisdeling is ook een belangrijk thema binnen de Operatie Inzicht in Kwaliteit. Dit past bij de ambitie om zowel het inzicht in, als de maatschappelijke opbrengst van beleidsinstrumenten te vergroten. De acties vanuit het IBO subsidies en die vanuit Inzicht in Kwaliteit worden onderling op elkaar afgestemd.
De leden van de D66-fractie herinneren zich de onvolkomenheid bij het subsidiebeheer van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die bij het Jaarverslag is geconstateerd door de Algemene Rekenkamer. Deze leden vragen het kabinet hoe herhaling hiervan wordt voorkomen, ook bij een gedifferentieerd regime. Ook vragen zij welke stappen er zijn ondernomen om het subsidiebeheer beter te borgen en of dit bij andere ministeries ook tot versterkende maatregelen heeft geleid.
Antwoord:
Het is primair de verantwoordelijkheid van het desbetreffende departement om het subsidiebeheer rechtmatig in te richten en uit te voeren. Onvolkomenheden in het beheer zijn daarmee de verantwoordelijkheid van het departement. Wel is vanaf het Jaarverslag 2018 in de Rijksbegrotingsvoorschriften bepaald dat departementen tenminste iedere vijf jaar een beschrijving geven van de actuele checks and balances van het subsidiebeheer in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het departementale jaarverslag. De wijze waarop de departementen dit inrichten wordt hiermee onderling inzichtelijk en kennis op dit terrein wordt beter gedeeld. Het gedifferentieerde regime waar de leden van D66-fractie aan refereren zorgt ervoor dat de eisen die aan een evaluatie worden gesteld oplopen naarmate het budget groter is. Dit houdt op zichzelf geen verband met onvolkomenheden in het subsidiebeheer. Wel is de aandacht die deze verandering genereert goed voor de bewustwording om het subsidiebeheer rechtmatig in te richten.