[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over het integrale voorstellenpakket Meerjarig Financieel Kader (Kamerstuk 21501-20-1364) en de tot nu binnengekomen Meerjarig Financieel Kader-voorstellen en BNC-fiches

Europese Raad

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2018D53064, datum: 2018-11-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-20-1380).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 20-1380 Europese Raad.

Onderdeel van zaak 2018Z20309:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

21 501-20 Europese Raad

Nr. 1380 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 november 2018

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal nadere vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 14 september 2018 inzake lijst van vragen en antwoorden over het Integrale voorstellenpakket Meerjarig Financieel Kader (Kamerstuk 21 501–20, nr. 1364).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 november 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,
Van Oosten

Adjunct-griffier van de commissie,
Buisman

1

[COM (2018) 325/326/327]: Wat is de appreciatie van het kabinet op het Eigen Middelenbesluit dat onderdeel is van het integrale Meerjarig Financieel Kader-pakket?

Vragen 1–13 worden behandeld in separate brief van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1379)

2

[COM (2018) 325/326/327]: Wanneer kunnen wij een BNC-fiche verwachten?

3

[COM (2018) 325]: Wat is de Nederlandse inzet ten aanzien van het voorstel voor introductie van een eigen middel op basis van de hoeveelheid niet-gerecycled plastic?

4

[COM (2018) 325]: Hoe ziet er krachtenveld er in de Europese Unie uit ten aanzien van de introductie van nieuwe eigen middelen?

5

[Kamerstuk 21 501-20, nr. 1364]: Kunt u nog eens uiteenzetten waar en wanneer de onderhandelingen over het Eigen Middelenbesluit plaatsvinden?

6

[Kamerstuk 21 501-20, nr. 1364]: In antwoord op vraag 27 wordt gesteld dat «Eventuele inkomsten uit nieuwe eigen middelen verlagen de benodigde financiering van de EU-begroting via het BNI-middel». Op basis waarvan is deze uitspraak gestaafd?

7

[Kamerstuk 21 501-20, nr. 1364]: Impliceert dit een plafond in nationale afdrachten?

8

[Kamerstuk 21 501-20, nr. 1364]: Is verlaging van het BNI-middel een optie?

9

[Kamerstuk 21 501-20, nr. 1364]: In antwoord op vraag 30 blijkt dat de Commissie geen impactonderzoek heeft gedaan naar het te verwachte effect op plastic productie als gevolg van de introductie van de plastic taks. Hoe is dat te rijmen met haar eigen principe van «Better Lawmaking»?

10

[Kamerstuk 21 501-20, nr. 1364]: In antwoord op vraag 34 wordt gesteld dat «alleen inkomsten die expliciet als eigen middel zijn bestempeld, mogen automatisch in de EU-begroting vloeien».Welke eigen middelen zijn voor dit kabinet wel en niet acceptabel?

11

[Kamerstuk 21 501-20, nr. 1364]: In antwoord 145 schrijft de Minister dat besluitvorming over de belangrijkste elementen van het Eigen Middelenbesluit plaats vindt in de Europese Raad. Welke elementen zijn dat en waar wordt over de rest besloten?

12

[Kamerstuk 21 501-20, nr. 1364]: Is «in beginsel terughoudend zijn» ten aanzien van de introductie van nieuwe eigen middelen voor het kabinet als tegenstander zijn?

13

[Kamerstuk 21 501-20, nr. 1364]: Wat is het kabinetsstandpunt ten aanzien van het voorstel op het systeem van kortingen te vervangen en af te bouwen tot nul?

14

[Kamerstuk 22 112, nr. 2672]: Wat vindt het kabinet van de verdeelsleutel zoals door de Europese Commissie is voorgesteld; en dan specifiek de verdeling van de resterende financiële middelen na het toewijzen van 60% aan de lidstaten? Komt het er dus op neer dat er van de resterende financiële middelen 60% naar asiel / legale migratie en integratie gaat en 40% naar de aanpak van illegale migratie?

De Commissie stelt voor dat van het AMF 60% door middel van een verdeelsleutel over de lidstaten zal worden verdeeld. Van dit bedrag ontvangt elke lidstaat aan het begin van de programmeringsperiode eenmalig een vast bedrag van 5 miljoen EUR. Vervolgens worden de resterende financiële middelen verdeeld op basis van de volgende criteria:

– 30% voor asiel, waarvan 60% voor het aantal eerste asiel aanvragen; 30% voor het aantal mensen met internationale bescherming; en 10% voor het aantal hervestigingen.

– 30% voor legale migratie en integratie, waarvan 60% voor het aantal mensen met een eerste verblijfsvergunning; en 40% voor het totaal aantal derdelanders in een lidstaat.

– 40% voor de aanpak van irreguliere migratie, met inbegrip van terugkeer, waarvan 50% voor terugkeer verzoeken; en 50% voor het daadwerkelijke aantal mensen dat terugkeert.

In tegenstelling tot het AMIF (onder het huidige MFK), zijn er binnen het AMF geen minimum of maximum percentages voor de uitgaven van de gelden. In theorie is het dus mogelijk dat een lidstaat alle gelden gebruikt voor één pijler, zoals bijvoorbeeld asiel.

De verdeelsleutel van de 60% zal worden gebaseerd op data van de drie meest recente jaren (2017–2019). Er is daarom tot op heden nog geen exacte berekening gemaakt.

De overige 40% (het budget voor de thematische faciliteit) zal worden toebedeeld aan programma's onder direct, gedeeld en indirect beheer. Deze financiële middelen worden ook gebruikt voor ondersteuning van technische bijstand op initiatief van de Commissie.

Het kabinet is van mening dat inspanningen van individuele lidstaten op het migratieterrein moeten worden meegewogen in de verdeelsleutel van de nationale programma’s van het AMF. Vanuit dit oogpunt ziet het kabinet de door de Europese Commissie voorgestelde verdeelsleutel in het AMF als positief. Over de precieze definiëring en toedeling moet nog worden onderhandeld. De inzet van het kabinet is dat deze zo veel mogelijk recht moet doen aan de inspanningen die lidstaten doen op het terrein van asiel en migratie.

15

[Kamerstuk 22 112, nr. 2672]: Heeft de Commissie al toelichting gegeven op de 40% voor de thematische faciliteit? Zo ja, welke aanvullende randvoorwaarden zijn er volgens Nederland wenselijk? Zo nee, wanneer zal de Commissie deze toelichting geven?

Ja, de Europese Commissie heeft inmiddels een toelichting gegeven op de 40% uit de thematische faciliteit.

In de voorstellen voor AMF, IBMF en ISF is over de thematische faciliteit opgenomen dat de financiële middelen die worden toegewezen via de thematische faciliteit door middel van werkprogramma’s worden toegewezen voor prioriteiten met een hoge toegevoegde waarde voor de Unie of om te voorzien in dringende behoeften, conform de overeengekomen prioriteiten van de Unie zoals uiteengezet in de voorstellen voor AMF, IBMF en ISF.

De Commissie stelt het totaalbedrag vast dat voor de thematische faciliteit beschikbaar is in de vorm van financieringsbesluiten waarin de doelstellingen en de te ondersteunen acties worden vermeld, alsmede de bedragen voor elk van de onderdelen (zoals bijvoorbeeld specifieke acties, acties van de Unie of noodhulp) daarvan. De financieringsbesluiten zijn jaarlijks of meerjarig en kunnen betrekking hebben op één of meer onderdelen van de thematische faciliteit. In de voorstellen is toegelicht dat de thematische faciliteit de mogelijkheid biedt het fonds flexibel te beheren. De faciliteit maakt het mogelijk nieuwe prioriteiten aan te pakken of dringende actie te ondernemen aan de hand van de uitvoeringsvorm die het meest geschikt is om de beleidsdoelstelling te verwezenlijken.

Daarnaast geeft de Europese Commissie aan dat de tussentijdse evaluaties van het huidige AMIF en ISF hebben aangetoond dat de mogelijkheid om deze fondsen flexibel te beheren te beperkt is. Vanwege de wijze waarop middelen nu gealloceerd kan volgens de Commissie een mismatch ontstaan tussen de aan lidstaten toegekende (extra) middelen en de daadwerkelijke noden. De door de Commissie voorgestelde thematische faciliteit biedt de mogelijkheid het fonds flexibel te beheren. De faciliteit maakt het mogelijk nieuwe prioriteiten aan te pakken of dringende actie te ondernemen aan de hand van de uitvoeringsvorm die het meest geschikt is om de beleidsdoelstelling te verwezenlijken.

Verwacht wordt dat het grootste gedeelte van de middelen die toegewezen worden via de thematische faciliteit via gedeeld beheer zullen worden toegevoegd aan de nationale programma’s van de lidstaten via bijvoorbeeld top ups, via specifieke acties of voor hervestiging. Indirect en direct beheer zal worden gebruikt voor bijvoorbeeld transnationale initiatieven of steun aan internationale organisaties waarbij beheer op EU niveau beter werkt.

De Europese Commissie geeft aan dat de verdeling (60% door middel van een verdeelsleutel over de lidstaten worden verdeeld en 40% via de thematische faciliteit) gekozen is omdat deze de verdeling voor het huidige AMIF en ISF reflecteert. Voor de verdeling van de financiële middelen die worden toegewezen via de thematische faciliteit worden werkprogramma’s opgezet, jaarlijks voor wat betreft noodhulp en tweejaarlijks en jaarlijks voor de andere mogelijkheden (zoals bijvoorbeeld specifieke acties en acties van de Unie). Deze werkprogramma’s bevatten voorgestelde prioriteiten, bedragen en de beoogde verdeling daarvan over de verschillende onderdelen van de thematische faciliteit voor AMF, IBMF en ISF. De werkprogramma’s zullen worden voorgelegd aan het coördinatiecomité voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor grensbeheer en visa dat in de voorstellen is opgenomen.

Nog niet duidelijk is hoe de procedure waarbij werkprogramma’s zullen worden voorgelegd aan het coördinatiecomité voor het AMF, IBMF en ISF eruit zal zien. Nederland zal verduidelijking vragen over de wijze waarop de lidstaten hun mening kunnen uiten over de inhoud van de werkprogramma’s, hoeveel tijd daarvoor beschikbaar is en of het coördinatiecomité moet instemmen met het werkprogramma voordat een financieringsbesluit door de Commissie wordt genomen.

16

[Kamerstuk 22 112, nr. 2672]: Hoe ziet het gedeeld beheer van die 40% er in de praktijk uit? Hoeveel zeggenschap hebben lidstaten onder gedeeld beheer?

Zie het antwoord op vraag 15.

17

[Kamerstuk 22 112, nr. 2672]: Welke programma’s vallen respectievelijk onder direct, gedeeld en indirect beheer?

Zowel het AMF als het IBMF en het ISF vallen zowel onder direct, gedeeld en indirect beheer. Voorgesteld wordt dat 60% door middel van een verdeelsleutel over de lidstaten worden verdeeld. Deze middelen zullen onder gedeeld beheer worden uitgegeven door de lidstaten.

Voorgesteld is dat de overige 40% (het budget voor de thematische faciliteit) wordt toebedeeld aan programma's onder direct, gedeeld en indirect beheer.

De Commissie wil de volgende onderdelen uit de thematische faciliteit financieren (art 9 AMF voorstel):

a) specifieke acties (gedeeld beheer).

b) acties van de Unie (kan zowel direct beheer als indirect beheer zijn)

c) noodhulp (kan zowel gedeeld beheer als direct als indirect beheer zijn)

d) hervestiging (gedeeld beheer artikel 16 van het voorstel)

e) steun aan de lidstaten bij hun inspanningen op het gebied van solidariteit en het delen van verantwoordelijkheid, en (gedeeld beheer artikel 17 van het voorstel)

f) het Europees Migratienetwerk (kan indirect of direct beheer zijn).

De financiële middelen voor de thematische faciliteit worden ook gebruikt voor ondersteuning van technische bijstand op initiatief van de Commissie.

In artikel 9 van het IBMF voorstel en artikel 9 van het ISF voorstel stelt de Commissie voor de volgende onderdelen uit de thematische faciliteit te financieren:

De financiering uit de thematische faciliteit wordt gebruikt voor de onderdelen er van:

(a) specifieke acties (gedeeld beheer),

(b) acties van de Unie (kan zowel direct beheer als indirect beheer zijn), en

(c) noodhulp (kan zowel gedeeld beheer als direct als indirect beheer zijn).

Specifieke acties zijn transnationale of nationale projecten die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het AMF, IBMF of ISF en waarvoor één, meerdere of alle lidstaten een aanvullende toewijzing voor hun programma’s kunnen ontvangen.

Acties van de Unie zijn transnationale projecten of projecten die van bijzonder belang zijn voor de Unie, overeenkomstig de doelstellingen van het AMF, IBMF of ISF.

Noodhulp omvat financiële bijstand om in urgente en specifieke behoeften te voorzien ingeval van een noodsituatie die voortvloeit uit een urgente en uitzonderlijke druk.

18

[Kamerstuk 22 112, nr. 2672]: Wanneer komen het Oostenrijks EU-voorzitterschap en de Europese Commissie terug op de integratiemaatregelen die onder het AMF zouden moeten vallen?

Tijdens de Raadswerkgroep op 23-24 oktober hebben het Oostenrijks EU-voorzitterschap en de Europese Commissie aandacht aan integratie besteed. De Commissie heeft daarbij aangegeven dat de integratiemaatregelen onder ESF+ vooral zien op toeleiding naar de arbeidsmarkt, en dat in het AMF de integratiemaatregelen meer gericht zijn op de derdelander zelf. Dat is het onderscheid dat de Commissie maakt. Lidstaten hebben hierbij veel ruimte om te kijken welke maatregelen ze onder welk fonds willen financieren. De Commissie benadrukte tevens dat de reikwijdte onder het voorgestelde AMF niet beperkter is dan onder het huidige AMIF en dat er raakvlakken zijn met ESF+ om leemten te voorkomen.

19

[Kamerstukken 22 112 en 34 738, nr. 2666] Hoe kan het dat de onderhandelingen starten zonder dat er een prijskaartje hangt aan het humanitaire korps?

Voor wat betreft het humanitaire korps zijn de besprekingen of dit onderdeel gaat worden van het Europees Solidariteitskorps, nog in volle gang. De hoogte van het bedrag dat specifiek naar dit onderdeel van het programma gaat, afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen. Daarbij speelt ook een rol dat verschillende lidstaten, waaronder Nederland, de bevindingen over de tweede pilotfase van het huidige Solidariteitskorps in de onderhandelingen willen meenemen. Over de hoogte van het totale uitgavenplafond en daarmee de toewijzing van middelen naar programma’s, zal pas aan het einde van onderhandelingsproces integraal besloten worden. Het is derhalve in deze fase nog niet aan te geven hoeveel geld er binnen het programma aan de ondersteuning van humanitaire hulporganisaties zou worden toegewezen.

20

[COM(2018) 631]: Wat is het kabinetsstandpunt ten aanzien van dit voorstel?

Voor beantwoording van deze vraag verwijst het kabinet naar het BNC fiche hierover dat uw Kamer onlangs heeft ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 2715).

21

[COM(2018) 631]: Worden er onder dit voorstel bevoegdheden over gedragen?

Ook voor de beantwoording van deze vraag verwijst het kabinet naar het BNC fiche hierover dat uw Kamer onlangs heeft ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 2715).

22

[COM (2018) 465]: (IPA III): Wat verstaat het kabinet onder een forse vermindering van de pretoetredingssteun aan Turkije?

Zoals bekend bepleit het kabinet reeds geruime tijd de opschorting van pretoetredingssteun aan Turkije, maar bestaat hiervoor onvoldoende draagvlak in de Raad. Conform de motie van de leden van Ojik en Van den Hul (Kamerstuk 21 501–20, nr. 1207) zet het kabinet zich er daarbij voor in dat bij eventueel stopzetten van de pre-accessiesteun de financiering van ngo's voor mensenrechten ten minste op peil blijft. Over de invulling van het budget voor IPA III heeft de Commissie tot dusver geen concrete voorstellen gedaan. Het kabinet heeft in deze fase van de onderhandelingen zijn standpunt om de pretoetredingssteun fors te verminderen derhalve nog niet nader geconcretiseerd.

23

[COM (2018) 465]: Is een vergelijkbare controlestructuur tussen IPA II en IPA III wel afdoende wanneer beoogd wordt de focus te verleggen van de landenenveloppen naar het behalen van concrete doelen?

De structuur van IPA III is nog onderwerp van onderhandelingen. Het kabinet zal er daarbij op toezien dat het beginsel van conditionaliteit en het toezicht afdoende worden ingebed.

24

[COM(2018)465]: Is DG NEAR verplicht tot maatregelen wanneer er een vermoeden is van fraude of is dit optioneel?

25

[COM(2018)465]: Is DG NEAR de enige die in geval van (vermoeden van) fraude met IPA (III) gelden kan besluiten om over te gaan tot bijvoorbeeld opschorting / beëindiging van overeenkomsten?

Antwoord op vraag 24 en 25:

In het Financieel Reglement worden o.a. de regels en procedures uiteengezet over de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie. Op grond van art. 129 van het Financieel Reglement bevatten alle overeenkomsten met derde partijen de verplichting om mee te werken aan onderzoeken naar onregelmatigheden of fraude. Ook kan in geval van onregelmatigheden of fraude bij de aanbesteding het contract op grond van art. 131 worden geschorst of beëindigd. Het is de verantwoordelijkheid van de behandelend ambtenaar bij de Europese Commissie, om contracten op te schorten of te beëindigen in geval van onregelmatigheden of fraude. Bij vermoedelijke fraudegevallen meldt de Commissie dit bij OLAF, die bevoegd is dit te onderzoeken door onder andere controles en verificaties ter plaatse uit te voeren.

26

[Kamerstuk 22 112, nr. 2684]: (IPA III): Wanneer er onder IPA III inderdaad wordt bewerkstelligd dat de focus verlegd wordt van de landenenveloppen naar het behalen van concrete doelen, betekent dit dat dan ook dat het totaal beoogde bedrag voor IPA III naar beneden bijgesteld kan worden gegeven de track record van een aantal kandidaat lidstaten de afgelopen jaren?

Het kabinet benadrukt dat de structuur van IPA III nog onderwerp van onderhandelingen is. Wanneer een (potentiële) kandidaat-lidstaat stappen terug zet in het toetredingsproces of te weinig commitment toont, kunnen in de door de Commissie thans voorgestelde structuur de fondsen voor dit land verlaagd worden of aan andere prioritaire thema’s worden besteed. Deze mogelijkheid staat echter los van de totale omvang van het IPA III budget.

27

[COM (2018) 321]: Hoe veel geld is er binnen het voorgestelde Meerjarig Financieel Kader als geheel gereserveerd per hoofd van de bevolking voor landbouw voor de EU-27?

Zie de meest rechter kolom in onderstaande tabel voor de vastleggingen per hoofd van de bevolking per jaar in het voorgestelde nieuwe MFK en voor de totale periode 2021–2027.

De vastleggingen voor landbouw zijn onderdeel van de post «Natuurlijke hulpbronnen en milieu». Binnen deze post zijn twee onderdelen die rechtstreeks betrekking hebben op landbouw: het «Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het «Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). In bovenstaande tabel zijn deze twee posten beschouwd als reserveringen voor landbouw.

28

[COM (2018) 321]: Hoe veel geld is er binnen het huidige Meerjarig Financieel Kader als geheel gereserveerd per hoofd van de bevolking voor landbouw voor de EU-28?

Zie de twee rechter kolommen in onderstaande tabel voor de vastleggingen per hoofd van de bevolking per jaar in het huidige MFK en voor de totale periode 2014–2020. Om een vergelijking met het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 mogelijk te maken zijn de uitkomsten per capita in prijzen van 2011 (voorlaatste kolom) omgezet naar prijzen van 2018. Dit is gedaan met behulp van de prijsindex van het bbp, waarbij is verondersteld dat de deflator voor 2018 gelijk is aan 2%. De benodigde gegevens zijn ontleend aan de statistische database van Eurostat.

De bevolkingsaantallen voor de periode 2014–2017 zijn ontleend aan de bevolkingsstatistieken van Eurostat. De aantallen voor de periode 2014–2020 zijn ontleend aan de bevolkingsprognoses.

29

[COM (2018) 321]: Hoe veel geld is er binnen het huidige Meerjarig Financieel Kader als geheel gereserveerd per hoofd van de bevolking voor landbouw voor de EU-27?

Zie voor toelichting de beantwoording van vraag 28.

30

[COM (2018) 321]: Hoe veel geld is er buiten hoofdstuk 8 van het Meerjarig Financieel Kader gereserveerd, geoormerkt of anderszins voor landbouwbeleid?

Ervan uitgaande dat hier hoofdstuk 3 wordt bedoeld. In het Commissievoorstel wordt er binnen Horizon Europe een deel geoormerkt voor landbouw. Dit betreft voor de periode 2021–2027 in totaal 10 mld euro voor het cluster «Food and Natural Resources».

31

[COM (2018) 321]: Wat wordt er in de onderhandelingen met de «future draft negotiating box» bedoeld?

De negotiating box (EU document ST 13471/18) is het basisdocument voor de onderhandelingen over het nieuwe MFK binnen de Raad. Dit document wordt stapsgewijs opgebouwd en zal uiteindelijk alle budgettaire en politieke beslispunten bevatten die nodig zijn voor een integraal akkoord over het MFK en een nieuw Eigen Middelen Besluit. Het opstellen van dit document is een stap tussen de technische fase en de formele onderhandelingen. Hierin worden in beginsel alle (controversiële) elementen opgenomen, die van invloed zijn op de omvang, structuur, modernisering, verdeling en financiering van het MFK. Dit document vormt zodoende de basis voor een uiteindelijk akkoord over het MFK. In deze fase van het onderhandelingsproces wordt gesproken over de elementen die in dit document opgenomen moeten worden, zonder vooruit te lopen op de inhoud van deze elementen, waarover later onderhandeld zal worden (vandaar future draft).

32

[COM (2018) 321]: Welke ideeën heeft het Roemeens EU-voorzitterschap voor de onderhandelingen voor het Meerjarig Financieel Kader?

Het inkomend Roemeense voorzitterschap heeft zich nog niet in detail uitgesproken over de MFK-onderhandelingen in de eerste helft van 2019. Naar verwachting zal onder Roemeens voorzitterschap het onderhandelingsproces dat het huidige Oostenrijkse voorzitterschap heeft gestart, worden voortgezet.

33

[COM (2018) 321]: Is het streven alsnog om voor de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2019 tot een «swift political agreement» te komen?

In de Europese Raad van juni 2018 spraken regeringsleiders af, de Commissievoorstellen voor het nieuwe MFK en de onderliggende wetgevingsvoorstellen integraal en zo snel mogelijk te zullen bespreken. Het streven van de Commissie is daarbij om nog voor de EP-verkiezingen van mei 2019 tot een akkoord op hoofdlijnen binnen de Raad te komen. Veel lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangegeven dat een goed akkoord prevaleert boven een snel akkoord.

34

[COM (2018) 321]: Hoe ziet de besluitvorming voor het toekomstig Meerjarig Financieel Kader er nu uit?

Zoals aangegeven in de beantwoording van vragen die uw Kamer recent stelde over het integrale voorstellenpakket MFK (Kamerstuk 21 501-20 nr. 1364, vraag 142), stelt de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure een verordening tot bepaling van het MFK vast. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van zijn leden (art. 312 VWEU). Voor het Eigen Middelenbesluit geldt eveneens een bijzondere wetgevingsprocedure waarbij de Raad met eenparigheid van stemmen besluit, na raadpleging van het EP (art. 311 VWEU). Het is in de praktijk gebruik geworden dat de Europese Raad een akkoord op hoofdlijnen over het MFK en het EMB bereikt voorafgaand aan de formele goedkeuring door de Raad.

De Raad Algemene Zaken (RAZ) is verantwoordelijk voor de MFK-onderhandelingen. Mogelijk vindt in december een eerste bespreking in de Europese Raad plaats. Wanneer de Raad een akkoord zal bereiken is nu niet te zeggen.