[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op het verzoek van het lid Van Toorenburg, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 13 september 2018, over de aanstaande vrijlating van veroordeelde jihadisten die mogelijk in de gevangenis verder geradicaliseerd zijn

Terrorismebestrijding

Brief regering

Nummer: 2018D53154, datum: 2018-11-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29754-475).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29754 -475 Terrorismebestrijding.

Onderdeel van zaak 2018Z20358:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 475 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2018

Op 15 september jl. is berichtgeving verschenen in de media dat gedetineerden veroordeeld voor of verdacht van een terroristisch misdrijf bij terugkeer uit detentie een dreiging vormen voor onze samenleving. Zij zouden niet deradicaliseren en in detentie nieuwe contacten opdoen, waardoor de dreiging wordt versterkt. Naar aanleiding van deze berichtgeving heeft uw Kamer bij regeling van werkzaamheden d.d. 13 september (Handelingen II 2017/18, nr. 109, item 9) verzocht om een reactie, bij deze doen wij dit verzoek gestand.

Het doel van de deradicaliserings aanpak is dat gedetineerden gecontroleerd – buiten hun extremistische netwerk- terug de maatschappij in keren. Dit is geen lichte opgave. Het hebben van radicaal gedachtegoed an sich is niet strafbaar. Uit wetenschappelijk onderzoek en gesprekken met experts, blijkt dat deradicalisering alleen echt succesvol zal zijn als iemand open staat voor verandering. Dat neemt niet weg dat te allen tijde wordt ingezet op het verkleinen van het risico op recidive en verandering van gedrag.

Aanpak in detentie

Veroordeelden voor en verdachten van een terroristisch misdrijf, worden geplaatst op één van de speciale terroristenafdelingen (TA’s) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Dit om zoveel mogelijk te voorkomen dat radicaal gedachtegoed in reguliere gevangenissen wordt verspreid. Op de TA’s worden gedetineerden gemonitord. Het personeel van de TA’s heeft daarvoor de specifieke kennis, kunde en ervaring. Binnen de TA’s is er sprake van gedifferentieerd plaatsingsbeleid. Aan de hand van risicoprofielen, die worden opgesteld onder andere op basis van het risicotaxatie instrument de VERA-2R, worden gedetineerden op de TA geplaatst. Op deze manier wordt zoveel als mogelijk voorkomen dat gedetineerden elkaar binnen de TA negatief beïnvloeden.

Ten behoeve van disengagement kan een gedetineerde gesprekken voeren met een psycholoog, psychiater, imam of andere experts. Naast deze specifieke interventies voor de doelgroep gelden ook voor deze doelgroep de vijf basisvoorwaarden voor een veilige terugkeer. Dit zijn een geldig identiteitsbewijs, onderdak na ontslag uit detentie, inkomen, inzicht in eventuele schuldenproblematiek en het realiseren of continueren van zorg. Binnen de mogelijkheden die de TA daarvoor biedt, wordt daarom onder begeleiding van een mentor of casemanager aan de vijf basisvoorwaarden gewerkt.

In voorbereiding op re-integratie kan het, onder voorwaarden, voorkomen dat een gedetineerde wordt overgeplaatst naar een reguliere penitentiaire inrichting.

Aanpak na detentie

Tijdens en na detentie kan de gedetineerde begeleiding van het team Terrorisme Extremisme Radicalisering (TER) van Reclassering Nederland (RN) krijgen. Dit team is medio 2012 opgericht ten behoeve van een specifieke aanpak gericht op de re-integratie van gedetineerde extremisten. Het Team TER richt zich op het motiveren van de (ex)gedetineerde om de oorzaken van het strafbare gedrag aan te pakken en te re-integreren buiten het extremistische netwerk. Daarnaast adviseert het Team TER de rechter op basis van een risicotaxatie over de recidivekans van de betrokken gedetineerde. Mede op basis van dit advies kan de rechter besluiten voorwaarden op te leggen bij een voorlopige invrijheidsstelling. Dat zijn bijvoorbeeld voorwaarden die kunnen bijdragen aan disengagementen deradicalisering, zoals een contact- of locatieverbod.

Het Team TER controleert de naleving van de opgelegde voorwaarden en begeleidt de (ex) gedetineerde bij het zoeken naar een nieuw sociaal netwerk, het verkrijgen van schuldhulpverlening of het zoeken naar een verblijfplaats.

Aan het einde van de straf of aan het einde van het verplichte toezichtkader van de reclassering neemt de gemeente de begeleiding over. In het lokale multidisciplinaire casusoverleg wordt de persoon besproken en worden maatregelen afgesproken. Zo kan bijvoorbeeld een maatregel uit de Tijdelijke Wet Bestuurlijke Maatregelen Terrorismebestrijding worden ingezet om contacten met andere personen uit het extremistische netwerk zo veel mogelijk tegen te gaan. Zoals van alle personen die in het casusoverleg worden besproken, maken politie en AIVD een inschatting van de dreiging die uitgaat van de ex-gedetineerde en houden deze persoon indien noodzakelijk in beeld.

De inzet en werkwijze van het TER team is onlangs onderzocht door de Universiteit Leiden om de aanpak en werkwijze waar mogelijk verder te versterken. Het rapport dat deze week is gepubliceerd, is als bijlage aan deze brief toegevoegd1. Hoofdconclusie is dat de aanpak in lijn is met wetenschappelijke literatuur over terrorisme en (gewelddadig) extremisme. De onderzoekers concluderen dat de aanpak van het TER-team effectief is en bijdraagt aan datgene waarvoor het team is opgericht: het voorkomen van recidive.

Het lage recidivecijfer zoals dat wordt geconstateerd in het rapport geeft een indicatie van de effectiviteit van de aanpak. Er bestaat echter geen overzicht van recidive van terrorisme gerelateerde veroordelingen na afloop van Reclasseringstoezicht. De onderzoekers dringen dan ook aan om lange termijn recidive te monitoren en te evalueren. Daarbij is het belangrijk te benoemen dat recidive inzicht geeft in hoeverre (ex-)gedetineerden terugvallen in strafbaar gedrag, maar geen inzicht geeft in de mate waarin afstand wordt genomen van extremistisch gedachtegoed.

Andere aanbevelingen hebben betrekking op het verbeteren van informatiedeling tussen de samenwerkingspartners en het versterken van de onderlinge samenwerking. Daarnaast is het advies de bestaande instrumenten en interventies door te ontwikkelen en nieuwe interventies te ontwikkelen. We nemen de aanbevelingen ter harte en gaan daarover met partijen in gesprek. We zullen uw Kamer hierover begin volgend jaar nader informeren.

Tot slot

Deradicalisering is een beleidsterrein dat langdurige en gestructureerde aandacht vraagt van alle samenwerkingspartners. Gezien het huidige dreigingsbeeld houden we onverminderd aandacht voor het tegengaan van verspreiding van het extremistisch gedachtengoed binnen detentie en het gecontroleerd terug begeleiden van deze personen de maatschappij in.

De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker


  1. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎