[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie inzake Correspondentie MFK

Europese Raad

Brief regering

Nummer: 2018D54777, datum: 2018-11-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-20-1389).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 20-1389 Europese Raad.

Onderdeel van zaak 2018Z21257:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

21 501-20 Europese Raad

Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2018

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken van 19 oktober 2018 inzake Correspondentie MFK.

De vaste commissie verzoekt om de door het kabinet gestelde vragen en de van de Europese Commissie ontvangen antwoorden aangaande de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader 2021-27 aan de Kamer toe te zenden.

In mijn reactie richt ik mij op de vragen die het kabinet aan de Europese Commissie heeft gesteld mede naar aanleiding van de feitelijke vragen van de vaste commissie van augustus jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1364). Het kabinet heeft in de beantwoording van een aantal van die vragen gesteld nadere informatie van de Europese Commissie te zullen vragen. De in de bijlage opgenomen informatie dient ter aanvulling op de eerdere antwoorden van het kabinet. Tevens zij verwezen naar de antwoorden op de nadere vragen van de vaste commissie (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1380).

Ten aanzien van het verzoek om toezending van de door het kabinet gestelde vragen en de ontvangen antwoorden van de Europese Commissie inzake het Meerjarig Financieel Kader, merk ik in algemene zin op dat in het kader van de Nederlandse belangenbehartiging in Brussel zowel op politiek als ambtelijk niveau regulier contact is met de Europese Commissie over het MFK en de inhoud van de voorstellen. Echter, het kabinet acht het niet opportuun, noch wenselijk de Kamer over alle contacten die er met de Europese Commissie zijn over het MFK permanent te informeren. Immers, de uitkomsten van deze contacten, die bijdragen aan de Nederlandse standpuntbepaling, worden conform de afspraken meegenomen bij de reguliere EU-informatievoorziening. Dit betreffen de BNC-fiches, de geannoteerde agenda voor de Raad, het Algemeen Overleg voorafgaand aan de Raad en nadien in het verslag van de Raad. Op deze wijze tracht het Kabinet invulling te geven aan de passieve inlichtingenplicht van artikel 68 van de Grondwet en de ongeschreven actieve inlichtingenplicht. Daarnaast verwijs ik graag naar de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontvangen op 10 april 2015 (Kamerstuk 34 023, nr. 9), waarin het kabinet zich gebogen heeft over de vraag hoe om te gaan met verzoeken van de Kamer tot openbaarmaking van stukken, die onderdeel uitmaken van het diplomatieke verkeer en over correspondentie met de Europese Commissie in het bijzonder. Gelet op het voorgaande kan ik niet volledig in uw verzoek bewilligen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok

De vragen en antwoorden corresponderen met de lijst van vragen en antwoorden «Integrale voorstellenpakket Meerjarig Financieel Kader», vastgesteld op 17 september 2018 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1364). Onder «aanvullende informatie» is het eerdere antwoord geactualiseerd met informatie die sindsdien is ingewonnen.

2.

[COM (2018) 465 / IPA III]: De begrote toename van 1,7 miljard voor toetredingssteun is op grond van welke argumenten?

Antwoord:

In de Westelijke Balkanstrategie van 2018 betoogt de Commissie dat stabiliteit en welvaart in de Westelijke Balkan om meerdere redenen belangrijk zijn voor de EU, en dat pretoetredingssteun een significant instrument is in het bevorderen hiervan. De Commissie geeft aan dat de tenuitvoerlegging van deze strategie meer financiële middelen zal vereisen. Dit wordt gereflecteerd in het budget voor IPA III. Nederland zal de Commissie om een nadere toelichting vragen. Overigens vindt financiering in de periode 2018–2020 plaats door middel van herschikkingen binnen het bestaande budget van IPA II.

Aanvullende informatie:

In de onderhandelingen over IPA III, die vooralsnog met name zien op de inrichting van het instrument, is nog niet gesproken over het budget – inclusief de vraag welk deel van het budget ten goede zou moeten komen aan de tenuitvoerlegging van de concrete afspraken die tijdens de informele Europese Raad van 17 mei 2018 zijn gemaakt op basis van de Westelijke Balkan strategie van de Commissie (zie Kamerstuk 21 501-20, nr. 1341).

6.

[COM (2018) 465 / IPA III]: Welke vragen is het kabinet van plan te gaan stellen over de invulling van het budget zoals aangegeven in het BNC-fiche onder het kopje 5 «financiële consequenties»?

Antwoord:

Zoals aan uw Kamer werd vermeld in de Kabinetsappreciatie van het Commissievoorstel voor het MFK 2021–2027, is Nederland van mening dat de pretoetredingssteun aan Turkije fors verminderd kan worden, en dat dit navenant zichtbaar moet zijn in de hoogte van middelen voor dit instrument. Het kabinet zal dus om verlaging van het budget voor IPA III verzoeken. Hoewel het kabinet vaststelt dat er momenteel onvoldoende draagvlak is in de Raad voor het opschorten van pretoetredingssteun aan Turkije zal het hiervoor blijven pleiten.

Conform de motie-Van Ojik/Van den Hul (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1207) zal het kabinet aan de Commissie verzoeken om steun aan het maatschappelijk middenveld in Turkije, indien opschorting niet haalbaar blijkt. Over de invulling van het budget voor IPA III heeft de Commissie tot dusver geen voorstellen gedaan.

Aanvullende informatie:

Over de invulling van het budget voor IPA III heeft de Commissie tot dusver geen voorstellen gedaan. Wel bepleit Nederland conform de motie-Van Rooijen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1217) en de motie-Van Ojik/Van den Hul (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1207) consequent de opschorting van pretoetredingssteun aan Turkije – waarvoor binnen de Raad onvoldoende draagvlak bestaat – en het op peil houden van steun aan het maatschappelijk middenveld.

14.

[Kamerstuk 22 112, nr. 2633]: Hoe onderscheidt het Hervormingsondersteunings-programma zich van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen)?

Antwoord:

Het Hervormingsondersteuningsprogramma is door de Commissie voorgesteld als apart fonds naast de ESI-fondsen. Het programma richt zich – in tegenstelling tot de ESI-fondsen – in principe niet op investeringen, maar op het stimuleren en ondersteunen van hervormingen. De Commissie motiveert deze keuze met de toelichting dat de ESI-fondsen alleen investeringsgerelateerde aspecten van hervormingen kunnen ondersteunen, maar dat de ESI-fondsen niet financieel kunnen bijdragen aan het ontwerp en de implementatie van hervormingen op alle beleidsterreinen zoals geïdentificeerd als hervormingsrelevant in het Europees Semester. Ook kunnen de ESI-fondsen niet financieel bijdragen aan hervormingen die puur regelgevend zijn en die geen implementatie- of investeringskosten hebben.

Uitkeringen via het financiële ondersteuningsinstrument binnen het Hervormingsondersteuningsprogramma zijn daarom ook niet gerelateerd aan de omvang, kosten of onderliggende investeringen die gepaard gaan met de betreffende hervorming. Zoals aangegeven in het BNC-fiche behoeft de samenhang van het Hervormingsondersteuningsprogramma met de ESI-fondsen wat het kabinet betreft nadere verduidelijking.

Aanvullende informatie:

Er is op dit moment nog geen nadere verduidelijking te geven over de samenhang van het Hervormingsondersteuningsprogramma met de ESI-fondsen. De precieze samenhang staat nog ter discussie en zal afhankelijk zijn van het verdere verloop van de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement.

49.

[Kamerstuk 22 112, nr. 2672]: Welke voorwaarden stelt Nederland aan de 40% die door de Europese Commissie zelf wordt uitgegeven en welke vragen heeft Nederland hierop voordat zij een standpunt inneemt?

Antwoord:

Nederland heeft, zoals meerdere andere lidstaten, gevraagd om verduidelijking over de 40% voor de thematische faciliteit. De Europese Commissie heeft toegezegd om hier verdere toelichting op te geven. Aan de hand van de toelichting zal Nederland bezien welke (aanvullende) randvoorwaarden hier gewenst zijn. In de Raadswerkgroep zal Nederland dit onderwerp zo nodig weer ter sprake brengen en aan de hand van de toelichting van de Commissie bezien welke (aanvullende) randvoorwaarden hier gewenst zijn.

Aanvullende informatie (tevens bij beantwoording vragen 50, 53 en 55):

Inmiddels heeft de Europese Commissie een toelichting gegeven op de 40% uit de thematische faciliteit. In de voorstellen voor AMF, IBMF en ISF is over de thematische faciliteit opgenomen dat de financiële middelen die worden toegewezen via de thematische faciliteit door middel van werkprogramma’s worden toegewezen voor prioriteiten met een hoge toegevoegde waarde voor de Unie of om te voorzien in dringende behoeften, conform de overeengekomen prioriteiten van de Unie zoals uiteengezet in de voorstellen voor AMF, IBMF en ISF.

De Commissie stelt het totaalbedrag vast dat voor de thematische faciliteit beschikbaar is in de vorm van financieringsbesluiten waarin de doelstellingen en de te ondersteunen acties worden vermeld, alsmede de bedragen voor elk van de onderdelen (zoals bijvoorbeeld specifieke acties, acties van de Unie of noodhulp) daarvan. De financieringsbesluiten zijn jaarlijks of meerjarig en kunnen betrekking hebben op één of meer onderdelen van de thematische faciliteit. In de voorstellen is toegelicht dat de thematische faciliteit de mogelijkheid biedt het fonds flexibel te beheren. De faciliteit maakt het mogelijk nieuwe prioriteiten aan te pakken of dringende actie te ondernemen aan de hand van de uitvoeringsvorm die het meest geschikt is om de beleidsdoelstelling te verwezenlijken.

Daarnaast geeft de Europese Commissie aan dat de tussentijdse evaluaties van het huidige AMIF en ISF hebben aangetoond dat de mogelijkheid om deze fondsen flexibel te beheren te beperkt is. Vanwege de wijze waarop middelen nu gealloceerd kan volgens de Commissie een mismatch ontstaan tussen de aan lidstaten toegekende (extra) middelen en de daadwerkelijke noden. De door de Commissie voorgestelde thematische faciliteit biedt de mogelijkheid het fonds flexibel te beheren. De faciliteit maakt het mogelijk nieuwe prioriteiten aan te pakken of dringende actie te ondernemen aan de hand van de uitvoeringsvorm die het meest geschikt is om de beleidsdoelstelling te verwezenlijken.

Verwacht wordt dat het grootste gedeelte van de middelen die toegewezen worden via de thematische faciliteit via gedeeld beheer zullen worden toegevoegd aan de nationale programma’s van de lidstaten via bijvoorbeeld top ups, via specifieke acties of voor hervestiging. Indirect en direct beheer zal worden gebruikt voor bijvoorbeeld transnationale initiatieven of steun aan internationale organisaties waarbij beheer op EU niveau beter werkt.

De Europese Commissie geeft aan dat de verdeling (60% door middel van een verdeelsleutel over de lidstaten worden verdeeld en 40% via de thematische faciliteit) gekozen is omdat deze de verdeling voor het huidige AMIF en ISF reflecteert. Voor de verdeling van de financiële middelen die worden toegewezen via de thematische faciliteit worden werkprogramma’s opgezet, jaarlijks voor wat betreft noodhulp en tweejaarlijks en jaarlijks voor de andere mogelijkheden (zoals bijvoorbeeld specifieke acties en acties van de Unie). Deze werkprogramma’s bevatten voorgestelde prioriteiten, bedragen en de beoogde verdeling daarvan over de verschillende onderdelen van de thematische faciliteit voor AMF, IBMF en ISF. De werkprogramma’s zullen worden voorgelegd aan het coördinatiecomité voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor grensbeheer en visa dat in de voorstellen is opgenomen.

Het Oostenrijks voorzitterschap heeft de verdeling (60% door middel van een verdeelsleutel over de lidstaten worden verdeeld en 40% via de thematische faciliteit) voor AMF en IBMF opgenomen in het onderhandelingsdocument (negotiating box) over het MFK. Hierin worden onderwerpen verzameld die nadere politieke uitwerking behoeven.

88.

[Kamerstuk 22 112, nr. 2674]: Zal het kabinet voor of tegen het zesmaal per jaar rapporteren pleiten?

Antwoord:

In de Subsidieregeling AMIF en ISF 2014–2020 is vastgelegd dat subsidieontvangers jaarlijks een rapportage moeten indienen. Dit is in lijn met de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking die betrekking hebben op het onder ministeriële verantwoordelijkheid verstrekken van subsidies als bedoeld in artikel 4.21, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht en komt voort uit de wens tot verlaging van de administratieve lasten. Het zes keer per jaar opvragen van informatie ten behoeve van door de lidstaat in te dienen rapportages aan de Europese Commissie lijkt niet te stroken met de nationale afspraken die hier eerder over zijn gemaakt. Evenmin spoort dit met het streven van de Europese Commissie zelf om tot lastenverlichting te komen. Om deze redenen wordt het door de Verantwoordelijke Autoriteit van AMIF en ISF op het eerste gezicht als ongewenst beschouwd. Het is echter nog niet duidelijk hoe de Commissie invulling wenst te geven aan deze rapportageverplichting. Dit behoeft eerst opheldering.

Aanvullende informatie:

De Commissie heeft de rapporteringsverplichting zoals opgenomen in artikel 37 van de voorgestelde Common Provision Regulation (CPR) nader toegelicht. Het is aan de beheersautoriteit (MA) om te beslissen hoe vaak de begunstigden verslag uitbrengen aan de MA over de financiële en materiële vooruitgang. Daarbij wordt aangegeven dat dit niet elke twee maanden hoeft te gebeuren. Het volstaat als er wordt gerapporteerd als er een nieuwe gebeurtenis heeft plaatsgevonden. De door begunstigden verstrekte gegevens moeten op regelmatige basis in het beheersysteem worden geregistreerd. Elke twee maanden rapporteert de MA aan de Commissie op basis van de gegevens die beschikbaar zijn in haar systeem.

De Verantwoordelijke Autoriteit (VA) van het huidige AMIF en ISF (in de volgende periode MA geheten) blijft kritisch over de voorgestelde rapportageverplichtingen en is niet overtuigd dat deze leiden tot betere gegevens en een beter beeld van de voortgang en kwaliteit van het programma. Er zijn geen tekenen dat de huidige werkwijze met een jaarlijkse rapportage niet zou volstaan.

291.

[Kamerstuk 22 112, nr. 2631]: Ten opzichte van de huidige periode stel de Commissie een stijging van 18% voor. Wat is de argumentatie achter deze stijging

Antwoord:

Het voorstel geeft geen nadere toelichting op de stijging van 18%. De Nederlandse inzet is daarom kritisch. Het kabinet zal de Commissie om nadere informatie en onderbouwing vragen.

Aanvullende informatie:

De Commissie geeft aan dat zij het uitgavenniveau in 2020 in reële termen heeft bevroren. Dit betekent dat het uitgavenniveau in de jaren 2021–2027 t.o.v. het jaar 2020 alleen wordt gecorrigeerd voor inflatie. Wanneer de gehele periode 2021–2027 in lopende prijzen wordt vergeleken met de periode 2014–2020 is sprake van een stijging van 18%. De Commissie heeft voor het jaar 2020 gekozen als benchmark om de jaarlijkse aard van de ondersteunde activiteiten te reflecteren en om de continuïteit van het programma te garanderen na 2020. Het kabinet is voorstander van een krachtige aanpak van EU-fraude, maar is kritisch over het budget voor dit voorstel.

293.

[Kamerstuk 22 112, nr. 2672]: In het voorstel is opgenomen dat in de nieuwe periode het Asiel en Migratiefonds (AMF) vooral toeziet op korte termijn integratiemaatregelen (voordat is beslist over de status van een asielzoeker). Wat voor korte termijn maatregelen vallen hier onder?

Antwoord:

Voor het kabinet is nog niet duidelijk aan welke integratieactiviteiten wordt gedacht binnen het AMF. Door Nederland en andere Europese lidstaten zijn vragen gesteld over de integratiemaatregelen die binnen het AMF gefinancierd kunnen worden en hoe deze zich verhouden tot de integratieactiviteiten die binnen ESF+ gefinancierd zouden kunnen worden. Het Oostenrijkse voorzitterschap en de Europese Commissie hebben aangegeven hierop te zullen terugkomen.

Aanvullende informatie:

Het Oostenrijkse EU-voorzitterschap en de Europese Commissie hebben in oktober nadere informatie gegeven over de beoogde integratieactiviteiten,. De Commissie heeft aangegeven dat de integratiemaatregelen onder ESF+ vooral zien op toeleiding naar de arbeidsmarkt, en dat in het AMF de integratiemaatregelen meer gericht zijn op de derdelander zelf. Lidstaten hebben hierbij ruimte om te kijken welke maatregelen zij onder welk fonds willen financieren. De Commissie benadrukte tevens dat de reikwijdte onder het voorgestelde AMF niet beperkter is dan onder het huidige AMIF en dat er overlap is met ESF+ om leemten te voorkomen.