[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng van een schriftelijk overleg over aanpak geestelijke verzorging en levensbegeleiding (Kamerstuk 29509-68)

Palliatieve zorg

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2018D55051, datum: 2018-11-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2018D55051).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z17869:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2018D55051 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 8 oktober 2018 over het plan van aanpak voor het ondersteunen van levensbegeleiders en geestelijke verzorgers (Kamerstuk 29 509 nr. 68).

De voorzitter van de commissie,
Lodders

De adjunct-griffier van de commissie,
Krijger

Inhoudsopgave blz.
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
II. Reactie van de Minister 7

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het plan van aanpak voor het ondersteunen van levensbegeleiders/geestelijke verzorgers. Genoemde leden zien het belang van een goede ondersteuning bij belangrijke levensvragen en gebeurtenissen. Naar hun mening is het belangrijk dat deze ondersteuning breed wordt ingezet. Allereerst zijn deze leden van mening dat de ondersteuning niet alleen vanuit religieus perspectief dient te worden ingezet. Daarnaast is geestelijke verzorging niet alleen tijdens de laatste fase van het leven van belang, maar ook na heftige gebeurtenissen, zoals het plotseling moeten leven met een (ongeneeslijke) ziekte of het verlies van een dierbare. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen naar aanleiding van de brief.

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Minister de structurele inschakeling van geestelijke verzorgers in de thuissituatie verder wil realiseren door te stimuleren dat geestelijke verzorgers hun kennis kunnen delen, door de bekendheid van geestelijke verzorging te vergroten en door de bekostiging van consulten. Op welke wijze zullen de consulten precies worden bekostigd en in hoeverre is het mogelijk om na te gaan of de extra financiële middelen voor de landelijke netwerken palliatieve zorg daadwerkelijk worden ingezet voor de bekostiging van consulten? Op welke wijze wordt gemonitord of de consulten breed worden ingezet voor enerzijds alle levensvragen en anderzijds voor alle mensen die daaraan behoefte hebben, dus niet alleen ouderen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat sommige netwerken al het initiatief hebben genomen tot het oprichten van centra voor levensvragen die voor een breder publiek toegankelijk zijn. Genoemde leden vragen hoeveel van dit soort centra er zijn. In hoeverre is op dit moment sprake van een landelijk dekkend netwerk? Waar bevinden zich op dit moment nog geen centra voor levensvragen? Welke stappen gaat de Minister concreet zetten om tot een landelijk dekkend netwerk te komen en op welke termijn?

Voorts wil de Minister de bekendheid van geestelijke verzorging stimuleren, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Voor genoemde leden is het echter onduidelijk hoe de Minister dit concreet gaat doen. Welke concrete acties gaat de Minister nemen, of wie gaat deze opdracht op zich nemen? Wat wordt precies bedoeld met het matchen van vraag en aanbod door de netwerken? Hoe zal dat gerealiseerd worden?

Voorts blijkt uit de brief dat er naast de 5 miljoen euro die structureel ingezet wordt voor verbetering van de geestelijke verzorging, ook 2 miljoen euro over de netwerken verdeeld wordt voor het opzetten van infrastructuur lokaal en in de regio. Tussentijds zal er een evaluatie over de beoogde doelen plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie vragen wat de beoogde doelen zijn. Heeft de Minister zich enkel kwalitatieve doelen gesteld of zijn er ook kwantitatieve doelen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er daarnaast in 2019 en 2020 jaarlijks 3 miljoen euro beschikbaar gesteld wordt voor de verdere ontwikkeling van geestelijke verzorging. Genoemde leden vragen hoe dit budget precies zal worden ingezet. Is het budget enkel bedoeld voor het actiegericht onderzoek en de overkoepelende ondersteuningsstructuur of worden ook andere maatregelen hiervan gefinancierd? Wat wordt precies bedoeld met een overkoepelende ondersteuningsstructuur? Wat wordt met deze structuur gedaan, aangezien uit de brief blijkt dat de Minister niet zeker weet of behoefte is aan gezamenlijke afspraken en het delen van informatie?

In de brief wordt aangegeven dat beide componenten, de structurele inschakeling en de verdere ontwikkeling van geestelijke verzorging, dit najaar in meer detail worden uitgewerkt. De leden van de VVD-fractie horen graag hoe het daar nu mee staat. Maakt het plan van aanpak, dat afgesproken is in de consultatiebijeenkomst, hiervan ook onderdeel uit? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het plan van aanpak voor het ondersteunen van levensbegeleiders/geestelijke verzorgers. Genoemde leden hebben een aantal vragen bij dit plan van aanpak.

De leden van de CDA-fractie zien begeleiding van zingevingsvraagstukken als iets wat over het brede levensterreinen kan spelen. Met veel instemming hebben genoemde leden de column van Pieter Barnhoorn in de Volkskrant gelezen, die duidelijk maakt dat zingeving in vele levensfasen kan opspelen. Deze leden zien daarom de keuze om de extra middelen te verdelen via palliatieve netwerken als een keuze voor de korte termijn, klopt dit?

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het bovenstaande wel vraagt dat de komende periode gebruikt zal worden om toe te werken naar een duurzame oplossing. Belangrijk daarbij zal zijn dat juist in de thuissituatie geestelijke verzorgers kunnen worden ingeschakeld. Genoemde leden zouden het niet verstandig vinden wanneer de middelen voor de geestelijke verzorging binnen de netwerken palliatieve zorg blijven «hangen». Mogen deze leden ervan uit gaan dat de komende periode gebruikt zal worden om hier tot een goede structurele of lange termijnoplossing te komen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat er sprake is van een stuurgroep die de infrastructuur moet opzetten, krijgt deze stuurgroep een duidelijk mandaat? Hoe ziet dat mandaat eruit? Heeft de kennismakelaar geestelijke verzorging, die de Minister sinds 1 september 2018 bij Agora heeft aangesteld, beslissingsbevoegdheid?

De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van een structurele oplossing voor de netwerken palliatieve zorg een paar zorgpunten. Het eerste is dat deze oplossing dus te beperkt blijft tot de laatste fase van het leven, het tweede is dat zij te aanbod gestuurd is. Genoemde leden hebben kennisgenomen van de werkwijze van het Levinas gezondheidscentrum in Rotterdam. Daar heeft de huisarts de mogelijkheid om patiënten met zingevingsvragen door te sturen naar een geestelijke verzorger. Wanneer meer dan drie gesprekken nodig zijn, maakt de geestelijke verzorger een rapport op. Tevens wordt gewerkt met doelen. Het voordeel in de ogen van deze leden is dat hier eerst een arts kijkt welk type vraag ten grondslag ligt aan een blokkade op de gezondheid. Er wordt ook gewerkt met verslaglegging, waardoor kritisch gekeken wordt of verdere behandeling nodig is. Bovenal echter wordt hierdoor gewerkt met vraagsturing in plaats van met aanbodsturing. Voor een dergelijk model is echter een code nodig, waar de huisarts dit type verzorging op kan wegschrijven. Een aparte declaratiecode ontbreekt momenteel. Hoe kijkt de Minister er tegenaan om de financiering van levensbegeleiders en geestelijke verzorgers in de structurele oplossing meer vraag gestuurd te maken? Is de Minister bereid te onderzoeken of het opnemen van een «code geestelijke verzorging» daartoe tot de mogelijkheden behoort, zo vragen deze leden.

De centra voor levensvragen zullen niet alleen geestelijke verzorgers beschikbaar moeten kunnen stellen voor patiënten bij wie de huisarts (of thuiszorg) een behoefte signaleert, maar ook voor doelgroepen die door de gemeente of het sociaal werk geïdentificeerd worden. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een (verwijs)lijn tussen de centra voor levensvragen en consultatieteams palliatieve zorg wellicht ziet als optie om samenwerking te bevorderen.

De leden van de CDA-fractie hebben het regeerakkoord zo begrepen dat voor de periode 2018–2020 jaarlijks 10 miljoen euro beschikbaar is en dat 5 miljoen euro vanaf 2021 beschikbaar is voor levensbegeleiders/geestelijke verzorging. In de brief van 8 oktober 2018 geeft de Minister uitsluitsel over de besteding van de 10 miljoen euro in 2019 en 2020 en de 5 miljoen euro vanaf 2021. Genoemde leden vragen wat is gebeurd met de 10 miljoen euro voor 2018. Worden deze middelen toegevoegd aan de middelen in 2019–2021?

De leden van de CDA-fractie zien dat medische en psychische vragen, maar ook vragen rond zingeving, een blokkade kunnen vormen voor de gezondheid van een mens. Dat betekent dat de begeleiding van de vragen rond zingeving wel kennis en kwaliteit vereist. Hoe kijkt de Minister er tegenaan dat iemand, om in aanmerking te komen voor de beschikbaar gestelde middelen, geaccrediteerd moet zijn in het kwaliteitsregister SKGV (Stichting Kwaliteitsregister Geestelijk Verzorgers)? Hoe ziet de Minister de rol van de beroepsvereniging van geestelijke verzorgers, de Vereniging van Geestelijk VerZorgers (VGVZ), in de scholing met betrekking tot andere zorgverleners?

In de ogen van de leden van de CDA-fractie hoeven vele zingevingsvragen niet direct besproken te worden met beroepskrachten, maar kunnen deze ook onderdeel van een gesprek zijn met iemand met veel levenservaring. Het vraagt echter wel degelijk vaardigheden om een dergelijk gesprek goed aan te gaan. Dat vraagt training en begeleiding van vrijwilligers. Zijn er binnen het programma ook mogelijkheden en middelen om deze zingevingsvrijwilligers te trainen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat begeleiding bij zingevingskwesties nog redelijk onbekend is. Die onbekendheid bestaat bij een deel van de medici, maar ook bij de mensen die niet weten dat hierop een beroep kan worden gedaan. Is de Minister bereid om via een gerichte campagne richting zowel zorgverleners als mensen met zingevingsvragen, de kennis over de mogelijkheid tot begeleiding door levensbegeleiders en geestelijke verzorgers te vergroten? Zo ja, op welke wijze wil hij dat doen?

Ten slotte, de leden van de CDA-fractie zien dat steeds vaker de geestelijke verzorging verdwijnt uit de instellingen, zoals uit het verpleeghuis. De Minister heeft zelf eerder aangegeven dat de financiering van verpleeghuizen voldoende mogelijkheden biedt om deze zorg te bekostigen. Wil de Minister samen met de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) actief oppakken dat deze vorm van zorg beschikbaar blijft bij zorginstellingen?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit aanpak geestelijke verzorging en levensbegeleiding. Zij willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief dat de Minister erkent dat de bereikbaarheid van geestelijke verzorging niet optimaal is. Bovendien worden hoofdzakelijk ouderen genoemd als doelgroep voor geestelijke verzorging. Genoemde leden menen dat geestelijke verzorging niet alleen voor ouderen van betekenis kan zijn, maar voor mensen van alle leeftijden die met zingevingsvragen kampen. Is de Minister het daarmee eens? Kan de Minister een duidelijkere doelgroep schetsen waarin ook jongere mensen worden meegenomen, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie menen dat, om deze jongere doelgroepen te informeren over mogelijkheden voor geestelijke verzorging, bredere bekendheid en informatievoorziening nodig zijn over geestelijke verzorging en levensbegeleiding. Bij het huidige besluit om de subsidie via de regeling Palliatieve terminale zorg te laten lopen is er niet de beschikking over het netwerk dat bereikt zou moeten worden. Heeft de Minister plannen voor campagnes? Gaat de Minister daar de VGVZ bij betrekken? Hoe wil de Minister zorgen dat de succesvolle experimenten als de centra voor levensvragen algemene bekendheid krijgen? Is de Minister bereid om een duidelijk mandaat te geven aan een stuurgroep die de infrastructuur moet opzetten, zo vragen genoemde leden tenslotte.

De leden van de GroenLinks-fractie merken voorts op dat de realisering van geestelijke verzorging en levensbegeleiding in de eerste lijn mogelijk zou worden gemaakt door in de jaren 2018, 2019 en 2020 10 miljoen euro te financieren om vanaf 2021, 5 miljoen euro structureel te verschaffen. In de brief deelt de Minister mee dat dit veranderd is naar 10 miljoen euro vanaf 2019 en 5 miljoen euro structureel vanaf 2021. Genoemde leden vragen de Minister of deze verschoven 10 miljoen euro voor 2018 kan worden ingezet, om de structuuropbouw in goede banen binnen twee jaar te laten plaatsvinden.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat om geestelijke verzorging te ontvangen, aangeraden wordt om zelf contact op te nemen of dit via een doorverwijzing te verstrekken. Genoemde leden menen dat een huisarts een belangrijke spil in deze doorverwijzing kan zijn. Is de Minister bereid een plan te maken om deze huisartsen hierover in te lichten en te motiveren? Zo ja, hoe wil de Minister dit aanpakken, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie menen dat de bijscholing voor geestelijke verzorging in de toekomst zal toenemen. Deze leden vragen de Minister hoe hij deze bijscholing wil organiseren. Kan de Minister in deze bijscholing de VGVZ een sleutelrol laten spelen?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat er bezuinigd wordt op intramurale geestelijke verzorging. Genoemde leden vragen of de Minister een verschil ziet tussen intramurale en extramurale levensbegeleiding. Waarom wordt door de Minister geïnvesteerd in geestelijke verzorging, terwijl er bezuinigd wordt op intramurale geestelijke verzorging? Ziet de Minister een mogelijkheid om deze twee vormen in de toekomst te combineren, zo vragen deze leden.

Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de brief over de aanpak van geestelijke verzorging en levensbegeleiding. Zij willen de Minister hierover graag enkele vragen voorleggen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met de extra investeringen in geestelijke verzorging en levensbegeleiding. Zeker nu mensen langer thuis blijven wonen, is steeds meer aandacht nodig voor levensvragen en zingevingsproblematiek in de thuissituatie. Voor de genoemde leden is het van groot belang dat de extra middelen daadwerkelijk zo veel mogelijk worden besteed aan (extra) geestelijk verzorgers, zodat zoveel mogelijk patiënten/cliënten die behoefte hebben aan geestelijke verzorging, er gebruik van kunnen maken.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de 10 miljoen euro die beschikbaar is voor 2018, dit jaar niet tot besteding lijkt te komen. Genoemde leden willen de Minister met klem verzoeken deze middelen (bijna een derde van het totale bedrag voor deze kabinetsperiode) beschikbaar te houden voor geestelijke verzorging. Is de Minister bereid om deze middelen door middel van een kasschuif door te schuiven, temeer daar nu de omslag in de geestelijke verzorging binnen twee in plaats van drie jaar dient plaats te vinden.

De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat de Minister de verdeling van de middelen de komende twee jaar wil laten lopen via de netwerken palliatieve zorg. Dit dient echter een tijdelijke constructie te zijn, aangezien geestelijke verzorging niet alleen relevant is in de palliatieve fase. Hoe wordt het proces en de verdeling van middelen de komende twee jaar gemonitord en wie gaat dit doen, zo vragen genoemde leden. Hoe worden hier de relevante belanghebbenden zoals VGVZ bij betrokken? Kan de Minister aangeven welke status en welk mandaat de overkoepelende stuurgroep hierbij krijgen? Ten slotte vragen deze leden hoe hierbij geborgd wordt dat alle betrokken partijen evenredig en bestuurlijk vertegenwoordigd zijn.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke randvoorwaarden worden gehanteerd op basis waarvan vergoeding kan plaatsvinden. Is het de bedoeling dat alleen gekwalificeerde geestelijke verzorgers een beroep kunnen doen op de beschikbaar gestelde financiering en dat dus het lidmaatschap van de VGVZ en registratie in het beroepsregister SKGV een vereiste zijn? Voor genoemde leden is het van groot belang dat kwalitatief goede geestelijke verzorging wordt aangeboden. Tegelijkertijd zijn er ook veel vrijwilligers en andere zorgverleners die te maken krijgen met zingevingsvragen. Hoe worden zij gefaciliteerd en getraind om de gekwalificeerde geestelijke verzorgers te ondersteunen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister om de 5 miljoen euro die structureel beschikbaar is voor geestelijke verzorging ook daadwerkelijk goed vast te leggen, zodat wordt voorkomen dat bij aantreden van een nieuw kabinet de structurele infrastructuur, die nu wordt opgetuigd voor 2021, geen financieringszekerheid houdt.

Op dit moment bestaat er zowel bij patiënten/cliënten als naasten, maar ook bij zorgverleners weinig kennis over geestelijke verzorging. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij dat de Minister geld wil vrij maken voor het vergroten van de bekendheid van de geestelijke verzorger. Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar en wie gaat dit uitvoeren, zo vragen genoemde leden. Is in de aanpak voorzien in het rechtstreeks bereiken van cliënten, naasten en hun verwijzers? Bijvoorbeeld via het breed ontsluiten van toegankelijke informatie over wat geestelijke verzorging is, wat mensen van een geestelijke verzorger mogen verwachten, waar men voor geestelijke verzorging terecht kan, hoe het geregeld wordt en wat het kost?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat geestelijke verzorging zeker niet alleen bedoeld is voor ouderen. Ook andere groepen kunnen zingevingsvragen hebben. Kan de Minister bevestigen dat de aanpak bedoeld is voor een brede doelgroep, bijvoorbeeld ook voor mensen die wachten op een orgaan via orgaandonatie of voor mensen met een ongeneeslijke ziekte?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe wordt bepaald of er behoefte aan inzet van meer of betere geestelijke verzorging bij bewoners in verpleeghuizen en andere instellingen bestaat. Genoemde leden vragen of attent zijn samen met de IGJ wel voldoende is, als in het thematische onderzoek wordt geconcludeerd dat de geestelijke verzorging in instellingen mogelijk ook onder druk staat.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrepen dat in diverse ziekenhuizen de wekelijkse bezinningsbijeenkomsten onder druk staan vanwege bezuinigingen. Deze (niet per se religieuze) bijeenkomsten zijn een waardevolle toevoeging op het aanbod van een-op-een gesprekken (aan het bed), juist omdat ze de patiënt even uit de ziektecontext halen. Genoemde leden vragen de Minister of hij van mening is dat ziekenhuizen dergelijke bijeenkomsten moeten aanbieden, als patiënten (via de cliëntenraden) hierom vragen.

II. Reactie van de Minister