Antwoord op vragen van het lid Diks over de levering van uit Nederland afkomstige wapens en patrouilleboten aan (para)militaire entiteiten in Libië
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2018D55070, datum: 2018-11-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-698).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van zaak 2018Z19401:
- Gericht aan: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Indiener: L.I. Diks, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
698
Vragen van het lid Diks (GroenLinks) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de levering van uit Nederland afkomstige wapens en patrouilleboten aan (para)militaire entiteiten in Libië (ingezonden 30 oktober 2018).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 19 november 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Gadaffi verdwenen, maar Damen bleef geliefd in Libië» en «Overheid te lief voor Damen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u uitleggen hoe de levering van dit Nederlandse materieel zich verhield met het toen geldende wapenembargo van de Verenigde Naties (VN)?
Antwoord 2
De levering was in overeenstemming met het toen geldende wapenembargo van de Verenigde Naties en het toen geldende wapenembargo van de Europese Unie. Het betrof de levering van niet-militaire, niet-vergunningplichtige schepen.
Vraag 3
Welke wapens, wapensystemen of voertuigen die met wapens uitgerust kunnen worden zijn door Damen Shipyards aan partijen in Libië geleverd sinds het uitbreken van de volksopstand in 2011? Zijn voor deze leveringen wapenexportvergunningen afgegeven door uw ministerie? Zo ja, kunt u de toets aan het mensenrechtencriterium voor deze vergunningen toelichten met het oog op de vele mensenrechtenschendingen in Libië? Zo nee, waarom heeft uw ministerie geoordeeld dat voor deze leveringen geen wapenexportvergunningen noodzakelijk waren?
Antwoord 3
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft sinds het uitbreken van de volksopstand in 2011 geen vergunningen afgegeven voor de uitvoer van militaire goederen aan Libië. Kerngegevens over de afgifte van alle uitvoervergunningen voor militaire goederen kunt u vinden op de website van de rijksoverheid.2
Bedrijven hoeven geen vergunning aan te vragen voor de uitvoer van niet-vergunningplichtige goederen. Net als andere EU-lidstaten houdt de Nederlandse overheid geen overzichten bij van de uitvoer van niet-vergunningplichtige goederen.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat de door Damen Shipyards aan de Libische marine geleverde Stan Patrols rondvaren met machinegeweren die zijn gemonteerd op de daarvoor geschikte mountings op deze boten?
Antwoord 4
In 2016 ontving het Ministerie van Buitenlandse Zaken informatie dat door Damen geleverde onbewapende patrouilleschepen achteraf door Libische entiteiten van zware wapens waren voorzien op het voordek. De generieke steunen («mountings») op het voordek die door Damen waren voorzien, waren ongeschikt voor dergelijke zware wapens.
Het ministerie heeft in juli 2016 contact gehad met Damen en zorg uitgesproken over de bewapening van deze schepen. Ook heeft het ministerie met Damen afgesproken dat voor de levering van niet-vergunningplichtige patrouilleschepen aan Libië voortaan eerst contact met het ministerie moet worden opgenomen, omdat was gebleken dat Libië deze ongewapende patrouilleschepen achteraf van zware wapens heeft voorzien.
Sindsdien heeft Damen geen niet-vergunningplichtige patrouilleschepen aan Libië geleverd. Indien Damen dit wel zou overwegen, zou het ministerie Damen een ad hoc vergunningplicht opleggen.
Vraag 5
Klopt het dat in de brochure van Damen Shipyards voor de Libische marine al machinegeweren op de boten stonden afgebeeld en dat uw ministerie hiervan op de hoogte was? Zo ja, hoe rijmt u dit met de reactie van uw ministerie in het NRC-artikel dat de mountings op de boten niet waren bedoeld voor wapens?
Antwoord 5
Voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken is het niet van belang welke brochure een Nederlands bedrijf in het commerciële traject gebruikt. Het gaat erom of de uit te voeren goederen vergunningplichtig zijn of niet. Zoals in voorafgaande antwoorden gesteld heeft het ministerie zorgvuldig bekeken of de patrouilleboten (Stan Patrol 1605) vergunningplichtig waren. Dat was en is niet het geval. De steunen («mountings») zijn generiek van aard en kunnen voor meerdere doeleinden gebruikt worden, waaronder ter ondersteuning van zoeklichten.
Vraag 6
Klopt het dat Damen Shipyards geen exportvergunning hoefde aan te vragen voor de levering van Stan Patrols aan de Libische marine? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de Europees gemeenschappelijk standpunt inzake wapenexport?
Antwoord 6
Ja. De levering was in overeenstemming met het toen geldende wapenembargo van de Verenigde Naties en het toen geldende wapenembargo van de Europese Unie. Het betrof de levering van niet-militaire, niet-vergunningplichtige schepen. Het Europees Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport is niet van toepassing op niet-vergunningplichtige goederen.
Vraag 7
Wat wordt door uw ministerie bedoeld met de in het artikel van de NRC gegeven reactie dat het er slechts om gaat met welk doel geëxporteerd materieel is ontworpen, en niet waar het in de praktijk voor wordt gebruikt? Betekent dit dat u van mening bent dat in principe alle leveringen van wapenmaterieel buiten de vergunningsplicht kunnen vallen als de leverancier maar beargumenteerd dat het einddoel van het materieel niet militair van aard is?
Antwoord 7
Op de EU Gemeenschappelijke Lijst van Militaire goederen (ML-lijst) staat beschreven welke goederen als militair worden geclassificeerd. Het gaat daarbij altijd om de aard van de goederen, dat wil zeggen met welke technische specificaties en/of met welk oogmerk de goederen zijn ontwikkeld. Het daadwerkelijke eindgebruik bepaalt inderdaad niet of een goed vergunningplichtig is. Bij het bepalen of een goed onder de ML-lijst valt, gaat het ministerie zorgvuldig te werk. Hierbij wordt onder andere informatie afkomstig van de fabrikant, de eigen technische kennis en de kennis van bondgenoten meegenomen.
In dit specifieke geval is de vraag of de steunen zich karakteriseren als «bevestigingspunten of versterkte punten voor wapens met een kaliber van 12,7 mm of meer», waarbij bevestigingspunten zijn gedefinieerd als «affuiten voor wapens of structurele verstevigingen voor de installatie van wapens» (tekst uit ML-lijst). In het Engelstalige brondocument (Wassenaar Arrangement Munitions List) is dit gedefinieerd als «mountings» or hard points for weapons having a calibre of 12,7 mm or greater» waarbij «mounts» zijn gedefinieerd als «mounts or structural strengthening for the purpose of installing weapons».
Omdat de steunen niet zijn doorberekend (ontworpen) voor bevestiging/ ondersteuning van wapens met een kaliber van 12,7 mm of meer en gebruikt worden voor andere zaken zoals het bevestigen van zoeklichten, vallen de steunen niet onder de ML-lijst. Het betreft generieke steunen.
Deze zienswijze geldt sinds jaar en dag, aangezien het ministerie uitgaat van de tekst van de ML-lijst.
https://www.nrc.nl/nieuws/2018/10/26/gaddafi-verdween-damen-bleef-geliefd-a2752912 en https://www.nrc.nl/nieuws/2018/10/27/overheid-te-lief-voor-damen-a2752974↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/exportcontrole-strategische-goederen/documenten/rapporten/2016/10/01/overzicht-uitvoer-militaire-goederen↩︎