Reactie op verzoek commissie over gevaarlijke situaties door onvoldoende toezicht op de bouw
Bouwregelgeving
Brief regering
Nummer: 2018D55240, datum: 2018-11-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28325-180).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 28325 -180 Bouwregelgeving.
Onderdeel van zaak 2018Z21464:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2018-11-21 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-11-29 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-01-22 13:55: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
28 325 Bouwregelgeving
Nr. 180 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2018
Naar aanleiding van uw verzoek bij brief van 30 oktober 2018 om een reactie op de berichtgeving van EenVandaag dat gevaarlijke situaties zich voordoen door onvoldoende toezicht op de bouw, bericht ik u het volgende.
Recent is een deel van parkeergarage in Wormerveer ingestort en een garage in Almere uit voorzorg gesloten vanwege scheurvorming. Deze incidenten waren voor het tv-programma EenVandaag aanleiding om met de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland een enquête uit te voeren onder medewerkers van gemeenten en omgevingsdiensten die belast zijn met het toezicht op de bouw. De bevindingen van de enquête in de uitzending laten zich, ten aanzien van onvoldoende toezicht op de bouw, als volgt samenvatten:
– Driekwart van de ondervraagden geeft het toezicht door gemeenten op de bouw het stempel «onvoldoende».
– Meer dan de helft van de ondervraagden zegt de gevolgen van bezuinigingen te voelen. Alleen grote bouwwerken worden bekeken.
– De helft van de medewerkers zegt onvoldoende tijd te hebben.
De enquête werd gepubliceerd in de week waarin de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) zijn rapport presenteerde over de instorting van de parkeergarage in Eindhoven. In zijn rapport constateert de OvV dat de bouwsector een aantal tekortkomingen kent op het gebied van zorg en verantwoordelijkheid voor bouwkwaliteit in het algemeen en veiligheid in het bijzonder. Ook constateert de OvV dat veel gemeenten hebben bezuinigd op hun afdelingen bouw- en woningtoezicht. De verminderde toezichtsrol loopt hiermee volgens de OvV vooruit op het wetsvoorstel Kwaliteitsborging in de bouw, terwijl er hangende de wetsbehandeling niets voor in de plaats is gekomen. Het gevolg is dat in een sector waarin de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor veiligheid onvoldoende wordt gevoeld, een vacuüm ontstaat, aldus de OvV.
Beide onderzoeken laten zien dat het bestaande stelsel tekortkomingen kent. Ik bereid een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen voor dat beoogt deze en andere tekortkomingen in het bestaande stelsel van kwaliteitsborging te voorkomen. Zowel in het huidige als in het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging kan de bouwsector daarbij niet zonder publiek toezicht. Het wetsvoorstel kwaliteitsborging gaat hier ook vanuit.
In het wetsvoorstel verandert de rol van het bevoegd gezag bij de vergunningverlening, maar blijft het toezicht door het bevoegd gezag op de naleving van de bouwtechnische voorschriften bestaan. De verklaring van de onafhankelijke kwaliteitsborger dat een bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische regelgeving dient als bewijsvermoeden voor het bevoegd gezag, waardoor gemeenten hun toezichthoudende taken gerichter en efficiënter kunnen inzetten. In de rol van bevoegd gezag kan de gemeente haar handhavende bevoegdheid inzetten op een wijze waarop dat in het specifieke geval naar haar oordeel geëigend is. Hierbij moet de gemeente kunnen acteren op basis van signalen van bijvoorbeeld de kwaliteitsborger of derden, maar ook zelf kunnen waarnemen, beoordelen en interveniëren. Om die rol goed te kunnen vervullen wordt in het beoogde stelsel de informatiepositie van de gemeente versterkt.
Om zowel in het bestaande als in het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging de publieke toezichtsrol goed in te kunnen vullen is van belang dat beschikbare capaciteit zo gericht mogelijk wordt ingezet. In eerste instantie is dit naar mijn oordeel een verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf. Om in te kunnen spelen op veranderingen in de markt huren veel gemeenten al langere tijd private expertise in om toezicht te kunnen houden, juist ook op complexe bouwprojecten. In overleg met private partijen zouden zij aanvullend tot afspraken kunnen komen over optimalisering van de inzet van de beschikbare menskracht. In dit verband is al enige tijd geleden overleg tussen gemeenten en private partijen aangekondigd, over hoe de onderlinge samenwerking en de digitale ondersteuning van toetsingsprocessen kan worden verbeterd.
Gezien de tekortkomingen in het bestaande stelsel vind ik het wenselijk dat er snel duidelijkheid komt over de toekomst van het stelsel. Daarom acht ik het, in het verlengde van het verzoek in mijn brief van 29 juni 2018 aan de Eerste Kamer, van belang dat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel spoedig wordt hervat.1 In dit kader heb ik ook in de brief van 29 oktober 2018 (Kamerstuk 28 325, nr. 178) Tweede Kamer mijn reactie toegezonden op het OvV-onderzoek naar de instorting van de parkeergarage in Eindhoven.
Een goed functionerend bouw- en woningtoezicht is en blijft van groot belang, en verdient ook in deze fase vooruitlopend naar het beoogde nieuwe stelsel extra aandacht. Ik verwacht hierover binnenkort afspraken te kunnen maken als onderdeel van een breder Bestuursakkoord met de Vereniging Nederlandse Gemeenten. In dit kader ben ik graag bereid om gemeenten te ondersteunen bij initiatieven om de effectieve inzet van de beschikbare toetscapaciteit te verbeteren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Kamerstuk 34 453, I↩︎