[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen over uitvoering moties voorinvesteringen hoger onderwijs en begrote inzet studievoorschotmiddelen 2018 (Kamerstuk 31288-663)

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Lijst van vragen

Nummer: 2018D55453, datum: 2018-11-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2018D55453).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z18676:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2018D55453 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 17 oktober 2018 inzake de reactie op de brief van de Algemene Rekenkamer van 11 september jl. over het «onderzoek naar voorinvesteringen en medezeggenschap hoger onderwijs» (Kamerstuk 31 288, nr. 653) en een stand van zaken over de uitvoering van de moties die zijn ingediend tijdens het debat hierover op 30 mei jl. (Kamerstuk 31 288, nr. 663).

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic

Nr. Vraag
1 Hoe worden studenten gecompenseerd, zoals de motie Van der Molen c.s.1 voorstelt?
2 Klopt het dat de uitvoering van de motie Van der Molen c.s. enkel bestaat uit aansturing op een gesprek tussen bestuur en medezeggenschap?
3 Kunt u alle ingediende moties die betrekking hebben op de voorinvesteringen op een rijtje zetten?
4 Bent u bereid de medezeggenschapsraden extra ondersteuning te bieden in het gesprek over de inzet van studievoorschotmiddelen?
5 Hoe kan het dat u zich erop beroept dat er geen goede afspraken zijn gemaakt over de definitie voorinvesteringen, maar dat het de Algemene Rekenkamer toch lukt een uitgebreid rapport op te stellen over de voorinvesteringen waarin zij uitspraken kunnen doen op instellingsniveau?
6 Kunt u het gedeelte in uw brief toelichten waarin u stelt dat de voorinvesteringen onderdeel van gesprek moeten zijn tussen bestuur en medezeggenschap en dat zij op basis van dit gesprek lessen moeten trekken voor de toekomst en eventueel aanvullende investeringen kunnen doen? Op welke basis verwacht u dat de medezeggenschap en het bestuur dit gesprek voeren als er op landelijk niveau al geen gesprek gevoerd kan worden vanwege de definitiekwestie? Klopt het dat u de verantwoordelijkheid naar het niveau van de instelling verlegt maar de medezeggenschap op instellingsniveau monddood wordt gemaakt vanwege de definitiekwestie?
7 Klopt het dat het rapport niet breed gedeeld is met de medezeggenschap zoals van verschillende medezeggenschapsraden is vernomen? Kunt u aangeven hoe de rapporten gedeeld zijn met de medezeggenschap? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit gesprek op de instelling wel kan plaatsvinden en gaat plaatsvinden? Garandeert u ook dat alle huidige medezeggenschapsraden inzage krijgen in de vertrouwelijke inzage, omdat voor hun informatie dat ontzettend belangrijk is, zeker nu er kwaliteitsafspraken worden gemaakt? Wat voor pressiemiddelen heeft de medezeggenschap als blijkt dat hun instelling te weinig geïnvesteerd heeft?
8 Is het verplicht voor onderwijsinstellingen om de rapportages van de Algemene Rekenkamer met de bevindingen voor de eigen instelling te delen met hun medezeggenschap? Zo ja, wat kan een medenzeggenschap doen als de rapportages niet worden gedeeld?
9 Hoeveel instellingen hebben de rapportages van de Algemene Rekenkamer met de bevindingen voor de eigen instelling gedeeld met hun medezeggenschap? Hoeveel instellingen hebben dit nog niet gedaan?
10 Wat zijn de mogelijke acties van een medezeggenschap nadat zij de rapportages van de Algemene Rekenkamer over hun onderwijsinstelling hebben ontvangen en niet tevreden zijn met de voorinvesteringen?
11 Gaat u, naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Van der Molen, een plan opstellen om de gedupeerde studenten die zijn begonnen in de jaren 2015–2017, van instellingen waar onvoldoende voorinvestering heeft plaatsgevonden, te compenseren?
12 Blijft u het beleid doorzetten om een afspraak te maken met de sector in zijn geheel en niet om afspraken te maken die op alle instellingen op dezelfde manier moeten worden vertaald?
13 Bestaat er een mogelijkheid dat u de Kamer kunt informeren over de uitkomsten van de rapportage die naar de onderwijsinstellingen is gestuurd met de resultaten uit deze rapportages, zonder dat hierbij aangegeven wordt om welke instelling het gaat?
14 Hoe gaat u erop toezien dat de rapportage ook daadwerkelijk wordt gedeeld met de medezeggenschap van de instelling?
15 Waarom is de rapportage vertrouwelijk en kan deze niet met de Kamer gedeeld worden, aangezien de rapportage gaat om een resultaat waarbij gebruik gemaakt wordt van publieke bekostiging? Waarom zijn de vertrouwelijke rapportages ook niet op te vragen via het Wet Openbaar Bestuur?
16 In wat voor vorm vindt de terugkoppeling van de Minister plaats over de lessen die getrokken zijn uit de besprekingen van de instellingsrapportages van de Algemene Rekenkamer over de voorinvesteringen? Zal dit gedetailleerd zijn of in hoofdlijnen?
17 Klopt het dat u stelt dat de studievoorschotmiddelen op een aantal instellingen slechts impliciet aan de orde zijn geweest, dit terwijl deze middelen al enige tijd vallen onder het instemmingsrecht van de medezeggenschap? Klopt het tevens dat de Algemene Rekenkamer nu al herhaaldelijk heeft laten zien dat meerdere instellingen het nalaten de medezeggenschap goed te betrekken bij het investeren van de studievoorschotmiddelen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit in de toekomst niet langer zo zal zijn?
18 Op hoeveel instellingen is de besteding van de studievoorschotmiddelen nog vrij impliciet aan de orde geweest?
19 Wat is de definitie van «intensiever en kleinschalig onderwijs»? Betekent dit dat er geïnvesteerd zal worden in extra personeel of heeft dit een andere bestedingsrichting? Zijn hier heldere definities over afgesproken zodat hier geen misverstand over kan bestaan?
20 Wat bedoelt u met het feit dat op sommige instellingen de besteding van studievoorschotmiddelen nog vrij impliciet aan de orde zijn geweest? Hoe gaat de Minister er voor zorgen dat volgende jaren dit op elke onderwijsinstelling duidelijk aan de orde komt?
21 Kunt u verantwoorden waarom de VH2 alleen een algemene reflectie geeft, terwijl de VSNU3 per instelling een reflectie heeft aangeleverd? Hoe kunt u garanderen dat dit voor de inzet van de toekomstige studievoorschotmiddelen zal verbeteren?

1 Kamerstuk 31 288, nr. 637.

2 VH: Vereniging Hogescholen.

3 VSNU: Vereniging van Universiteiten.