Concept Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK) 2021-2030
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Brief regering
Nummer: 2018D55624, datum: 2018-11-21, bijgewerkt: 2024-10-16 17:29, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32813-249).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Concept Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan 2021-2030 Nederland
- Reporting of used parameters and variables included in Annex 1, part 2, of the Energy Union Governance as agreed in trilogue
- MMR submission
Onderdeel van kamerstukdossier 32813 -249 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid.
Onderdeel van zaak 2018Z21691:
- Indiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2018-11-27 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-11-27 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2018-11-29 15:00: Klimaat en Energie (Algemeen overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2018-12-05 14:40: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 249 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2018
Bijgaand stuur ik u het concept Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK) 2021–20301. Dit moet voor 31 december 2018 worden ingediend bij de Europese Commissie. Het definitieve INEK moet een jaar later, voor 31 december 2019, worden ingediend. Dit geldt voor alle lidstaten van de Europese Unie (EU) en volgt uit de verordening inzake de Governance van de Energie-Unie2. Het definitieve INEK zal worden vormgegeven op basis van de uitkomsten van het Klimaatakkoord en breed worden geconsulteerd, zowel nationaal als met de buurlanden. In de tweede helft van 2019 ontvangt uw Kamer het definitieve INEK dat eind 2019 aan de Europese Commissie moet worden toegestuurd.
Het concept-INEK
Het concept-INEK moet al voor het einde van dit jaar bij de Commissie worden ingediend. Omdat het Klimaatakkoord nog niet is afgerond, is het concept-INEK gebaseerd op bestaande (beleids)documenten, waarvan het Regeerakkoord (Kamerstuk 34 700, nr. 34), de kabinetsinzet voor het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 163) en de kabinetsappreciatie van het voorstel voor hoofdlijnen van een Klimaatakkoord de belangrijkste zijn. Daarmee bevat dit concept-INEK geen nieuw beleid en is het nog niet volledig ingevuld. Op veel beleidsterreinen zijn de concrete beleidsmaatregelen (en doorrekeningen daarvan) immers nog niet aan te geven. Voor het cijfermatige deel van het concept-INEK wordt vooral gesteund op de Nationale Energieverkenning 2017 (Kamerstuk 30 196, nr. 509) aangezien de eerstvolgende integrale doorrekening van het energie- en klimaatbeleid pas in 2019 weer beschikbaar komt.
Hoewel het concept-INEK geen nieuw beleid bevat, hecht ik er aan uw Kamer de gelegenheid te geven hier kennis van te nemen alvorens het concept-INEK aan te bieden aan de Europese Commissie. Ik ben voornemens het concept-INEK uiterlijk 21 december te verzenden.
Doel INEK
Het INEK heeft als doel inzicht te bieden in het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten voor de periode 2021 tot en met 2030, waarbij onder meer op nationale doelstellingen en concrete beleidsmaatregelen wordt ingegaan. Het totaalbeeld uit de INEKs van alle lidstaten moet invulling geven aan de ambities van de vijf dimensies van de Energie-Unie en de Europese 2030-doelen.
Het kabinet hecht sterk aan dit INEK-proces omdat het bijdraagt aan het vergroten van de samenhang van het Europese energie- en klimaatbeleid. Het kabinet wil een significante bijdrage leveren aan de mondiale inspanningen om de opwarming van de aarde te beperken en de Overeenkomst van Parijs te realiseren. Daartoe zet het kabinet zich in Europees en mondiaal verband in om het beleid van alle lidstaten in lijn te brengen met de Overeenkomst van Parijs. Goede monitoring van inzet en voortgang in de lidstaten is daarbij belangrijk. Bovendien vormen de INEKs een goed instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Voor een land als Nederland – met een open economie en nauw verbonden energiemarkten – is dit van groot belang. Hiertoe biedt de Governance-verordening een betrouwbare en transparante structuur.
Werkwijze INEK
De Commissie vraagt lidstaten in het INEK ten aanzien van de vijf dimensies van het energie- en klimaatbeleid, een beeld te schetsen van zowel doelstellingen als maatregelen en beleidslijnen:
1. Decarbonisatie:
a. Broeikasgas-emissies en -verwijderingen (waaronder niet-emissiehandelsectoren volgend uit de Effort Sharing Verordening, en LULUCF Verordening).
b. Hernieuwbare energie (waaronder het geplande aandeel energie als bijdrage tot het bereiken van het bindend EU-doel van ten minste 32% in 2030 en bijdragen voor het sectorale aandeel in het eindenergieverbruik in de sectoren vervoer, elektriciteit, verwarming en koeling).
2. Energie-efficiëntie: een indicatieve bijdrage tot het behalen van het indicatieve EU-streefcijfer van 32,5% meer energie-efficiëntie in 2030.
3. Energiezekerheid: diversificatie van energiebronnen en (on)afhankelijkheid van leveranciers uit derde landen.
4. Interne energiemarkt: elektriciteitsinterconnectie (streven naar 15% in 2030); infrastructuur voor transmissie voor gas en elektriciteit; marktintegratie; waarborgen voor de toereikendheid van het elektriciteitssysteem en consumentenbescherming.
5. Onderzoek, innovatie en concurrentievermogen: publieke en (waar beschikbaar) private financiering van onderzoek en innovatie.
Bijdrage aan doelen hernieuwbare energie en energiebesparing
Het sturen op CO2-reductie staat centraal in het energie- en klimaatbeleid van het kabinet. Besparing en verduurzaming zijn belangrijke manieren om CO2-reductie te realiseren. Hoewel besparing en verduurzaming hiermee geen op zichzelf staande doelen zijn waarop het kabinet separaat zal sturen, vindt het kabinet het van belang om ook hier een hoge Nederlandse ambitie te tonen. Om die reden is in het concept-INEK een indicatieve Nederlandse bijdrage aan de Europese doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing opgenomen, die overeenkomt met wat op deze terreinen verwacht wordt gegeven de ambitie van 49% broeikasgasreductie en past binnen het kosteneffectief pad. Dit is eerder met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 32 813 nr. 155 en Kamerstukken 21 501-33 en 32 813, nr. 700) en is gebaseerd op een berekening van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
Bij de cijfers wordt het voorbehoud gemaakt dat deze kunnen wijzigen naar aanleiding van het maatregelenpakket dat voortvloeit uit het Klimaatakkoord. Wanneer het Klimaatakkoord definitief is, zal het kabinet de maatregelen en cijfers hieruit verwerken in het definitieve INEK in 2019.
Tijdpad INEK
Het definitieve INEK gaat per 1 januari 2021 in en loopt tot 2030. Halverwege 2024 kunnen de lidstaten een geactualiseerde versie (enkel het behouden of verhogen van de doelstellingen) van het INEK indienen, en op 1 januari 2029 moet het INEK voor de periode 2031–2040 gereed zijn. Dit sluit aan bij de vijfjaarlijkse ambitiecyclus van de Overeenkomst van Parijs. In het voorstel voor een Klimaatwet is ook vastgelegd dat er iedere vijf jaar een klimaatplan wordt opgesteld. In het klimaatplan worden de hoofdzaken van het te voeren klimaatbeleid voor de komende 10 jaar vastgelegd. Dit correspondeert met de aanpak van het INEK. Vanaf 2023 en elke 2 jaar daarna moeten lidstaten rapporteren over de voortgang van het implementeren van INEKs.
Het Klimaatakkoord zal in zeer grote mate het klimaatbeleid voor de periode tot 2030 bepalen. Het kabinet zal het definitieve INEK dan ook vormgeven op basis van het Klimaatakkoord. De onderhandelingen over het akkoord zijn op dit moment nog volop gaande. Het kabinet heeft recent een appreciatie gepresenteerd van het voorstel voor hoofdlijnen van een Klimaatakkoord3.
Vervolgproces
Na het indienen van concept-INEKs zal de Commissie kijken naar de ambities van de lidstaten, de voorgestelde beleidslijnen en maatregelen, projecties, met nadruk op het controleren of de door de lidstaten voorgestelde bijdragen optellen tot de EU 2030-doelen. Als dit niet zo is, zal de Commissie met aanbevelingen komen waarmee lidstaten rekening moeten houden bij het opstellen van het definitieve INEK. Hiervoor heeft de Commissie zes maanden tijd. In aanloop naar hun definitieve plannen zullen lidstaten deze INEKs in regionaal verband met elkaar bespreken en op elkaar afstemmen. Nederland zal met de ons omliggende landen afstemmen, onder andere in Pentalateraal verband4. Ook zullen de afspraken van de Noordzee Energie Samenwerking worden samengevat in een bijlage bij het INEK.
Voor wat betreft de nationale consultatie is van belang dat het definitieve INEK wordt gebaseerd op het Klimaatakkoord van meer dan honderd partijen, waaronder marktpartijen, maatschappelijke organisaties en andere overheden. Zodoende wordt het INEK een weergave van breed gedragen beleid. Daarnaast is er een internetconsultatie van het INEK voorzien.
Vervolgens wordt het definitieve INEK in de tweede helft van 2019 aan uw Kamer voorgelegd. Uiterlijk 31 december 2019 moet het definitieve INEK bij de Europese Commissie worden ingediend.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
De verordening inzake de Governance van de Energie-Unie (COM(2016)759) is nog niet formeel vastgesteld door de Raad. Er is op 20 juni 2018 een voorlopig akkoord tussen de Raad en het Europees parlement over deze verordening bereikt. Naar verwachting wordt de verordening begin 2019 vastgelegd.↩︎
Kamerstuk 32 813, nr. 220. Kamerbrief kabinetsappreciatie voorstel voor hoofdlijnen van een Klimaatakkoord, 5 oktober 2018.↩︎
Dit betreft de volgende landen: de Benelux-landen, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Zwitserland (als waarnemer).↩︎