Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen op 29 en 30 november 2018 (Kamerstuk 21501-30-445)
Raad voor Concurrentievermogen
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2018D56090, datum: 2018-11-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2018D56090).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2018Z21360:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2018-11-20 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-11-21 14:00: Raad voor Concurrentievermogen (formeel) op 29 en 30 november 2018 (geannuleerd: wordt omgezet in schriftelijk overleg: 22 november 2018) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2018-11-22 12:00: Raad voor Concurrentievermogen (formeel) op 29 en 30 november 2018 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2018-11-27 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
Preview document (🔗 origineel)
2018D56090 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de formele Raad voor Concurrentievermogen op 29 en 30 november 2018 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 445), het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen op 27 en 28 september 2018 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 444), het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 27 en 28 september 2018 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 442), de brief over de toekomst van de Europese interne markt (Kamerstuk 22 112, nr. 2703) en de brief over de stand van zaken stelsel van CE-markering en onderzoek naar betrokkenheid van belanghebbenden bij normalisatie (Kamerstuk 27 879, nr. 65).
De voorzitter van de commissie,
Diks
De adjunct-griffier van de commissie,
Kruithof
Inhoudsopgave | blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
II | Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris | 9 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 november 2018 en de overige voorliggende stukken. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het aantreden van het Roemeens EU-voorzitterschap in januari 2019. Deze leden zouden graag willen weten welke onderwerpen onder het Roemeens voorzitterschap extra aandacht krijgen.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de inzet van het kabinet met betrekking tot het voorstel van het voorzitterschap om een scheiding aan te brengen tussen de interne en digitale interne markt. Kan de Staatssecretaris de Kamer informeren over de positie van het kabinet? Daarnaast willen eerder genoemde leden de Staatssecretaris vragen om de brief die Nederland samen met 16 andere lidstaten aan de Europese Commissie heeft gestuurd over de toekomst voor de interne markt te delen met de Kamer.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Europese Commissie om een mededeling over kansen en belemmeringen binnen de interne markt te presenteren. Deze leden zijn benieuwd of het kabinet deze mededeling gebruikt als basis voor een gesprek over de toekomst van de interne markt. In hoeverre heeft het kabinet een beeld bij wat de Europese Commissie gaat presenteren en in hoeverre heeft het kabinet invloed weten uit te oefenen op deze mededeling?
In het ontwerpverslag van 19 juli jongstleden hebben de leden van de VVD-fractie kennisgenomen van het voornemen van de rapporteur om het budget van Horizon Europe te verhogen van 94,1 miljard naar 120 miljard euro. Kan de Staatssecretaris duidelijkheid verschaffen hoe dit voornemen zich verhoudt tot het financieel houdbaar houden van het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Deze leden vragen de staatsecretaris naar het te volgen tijdspad en de start van de triloog. Daarnaast zijn zij benieuwd naar de gevolgen van voorstellen van de Europese Commissie voor de financiële verdeling over de verschillende beleidsterreinen.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de Nederlandse inzet inzake een gelijk speelveld en het belang van eerlijke en transparante handel. Deze leden vragen de Staatssecretaris in hoeverre de eventuele uitkomst van de onderhandelingen inzake de ePrivacy-verordening een inbreuk zou kunnen maken op de Nederlandse inzet, met name op het teniet doen van voordelen door regeldruk. Zij willen de Staatssecretaris vragen om in te gaan op de volgende voorbeeld-situaties:
– Kleine bedrijven met een website zijn vooral afhankelijk van tracking cookies (van derden) om de gedragingen van hun websitebezoekers ook op andere sites en via platforms te kunnen volgen om een goed beeld te kunnen hebben van de exacte behoefte van een potentiele klant.
– Voor kleine nieuwe online bedrijven in de opstartfase biedt de verkoop van advertentieruimte via platforms een goede manier om de eerste cashflow te genereren. Pas later gaat men over tot de verkoop van het product zelf. De huidige ePrivacy-voorstellen maken het lastiger om advertentieruimte te verkopen binnen apps/platforms. Een beginnend spelletjes-software bedrijf zal bijvoorbeeld eerst gebruikers willen winnen met een gratis model dat draait op advertenties. Later kan het bedrijf ook een betaalmodel gaan aanbieden.
De leden van de VVD-fractie hebben in het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 27 en 28 september 2018 kennisgenomen van de voortgang van de onderhandelingen over Horizon Europe 2021–2027. Het kabinet steunt de voorgenomen maatregelen van de Europese Commissie voor het adresseren van «widening» terwijl tegelijkertijd geen afbreuk mag worden gedaan aan excellentie en impact als hoofdprincipes van het programma Horizon Europe. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen naar de positie en inzet van het kabinet om bij te kunnen dragen aan het evenwicht tussen beide wensen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de positie is van andere landen inzake het Horizon Europe-programma?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de staat van de onderhandelingen voor het MFK. Kan de Staatssecretaris deze leden informeren over het te volgen tijdspad en wanneer de onderhandelingen naar verwachting afgerond zullen zijn? Kan de Staatssecretaris aangeven of de onderhandelingen afgerond zullen zijn vóór de verkiezingen voor het Europees Parlement?
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen inzake het Duitse voornemen om een verbod op de online verkoop van geneesmiddelen in te voeren. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen naar de huidige stand van zaken en de voortgang binnen dit dossier. Zij willen weten in hoeverre het onderwerp besproken is met haar Duitse en Europese collega’s en wat de stand van zaken en uitkomst is van deze gesprekken.
De leden van de VVD-fractie onderschreven het belang dat data, in het geval van ongelukken, uit de «Event Data Recorder»-systemen kan worden gehaald om te worden gebruikt voor strafrechtelijk onderzoek en vervolging. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen om ook de mogelijkheden te onderzoeken om deze data in te zetten om verkeerswegen veilig te maken.
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen uit de brief over de toekomst van de Europese interne markt over een nieuwe aanpak op het gebied van het vrij verkeer van goederen en diensten. De Staatssecretaris onderzoekt daarbij ambities en belemmeringen die ondernemers op dit punt ervaren. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen in te gaan op de door ondernemers ervaren belemmeringen die de Staatssecretaris op het oog heeft. Zij zijn benieuwd naar welke specifieke regels beter uitgevoerd, gehandhaafd of verbeterd kunnen worden.
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag dat de nieuwe Europese Commissie zich zou moeten richten op «bepaalde plekken» in bepaalde sectoren. Kan de Staatssecretaris aangeven welke «plekken» en sectoren het kabinet op het oog heeft? Daarnaast willen deze leden de Staatssecretaris vragen om een tijdspad inzake de nieuwe aanpak op het gebied van vrij verkeer van goederen en diensten. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de positie is van andere landen en hoe de Nederlandse positie zich verhoudt tot andere landen?
De leden van de VVD-fractie vernemen uit de brief inzake CE-markering en onderzoek dat de Staatssecretaris de bracheorganisaties oproept om het rapport over normalisatie te bestuderen en te onderzoeken hoe de brancheorganisaties zelf een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van betrokkenheid van belanghebbenden bij het normalisatieproces. Deze leden vragen de Staatssecretaris te onderzoeken in hoeverre het zinvol is om brancheorganisaties te stimuleren om contact te zoeken met hun Europese zusterorganisaties en daarbij gezamenlijk op te trekken inzake de CE-markering. In hoeverre kan de Staatssecretaris hier op Europees niveau een bijdrage aan leveren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie lezen bij het voorstel over de relatie tussen platforms en bedrijven dat de verwachting is dat kleine platforms zullen worden uitgezonderd van de verplichting om externe bemiddelaars aan te wijzen. De Staatssecretaris heeft eerder aangegeven hiervoor te pleiten. Is er nog een kans dat dit alsnog niet gerealiseerd wordt of is dit geen punt van discussie meer? Verder vragen deze leden welke transparantievereisten het voorstel oplegt over de volgorde van zoekresultaten. Zal hierdoor voor de consument meer duidelijkheid ontstaan hoe deze volgorde ontstaat en wat het aandeel is van commerciële aspecten in deze volgorde? Zouden deze transparantievereisten ook nog ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) met weinig financiële middelen voor marketing kunnen helpen om de kans te verkleinen dat deze ondernemers worden weggedrukt op platforms?
De leden van de CDA-fractie lezen bij het punt «ABC Waiver» dat er nog een aantal onderwerpen van discussie zijn. Zou de Staatssecretaris bij deze onderwerpen nader uiteen kunnen zetten waar de discussiepunten precies zitten en wat de verschillende belangen hierbij precies zijn? In het fiche is eerder aangegeven dat wat Nederland betreft het voorstel concreter zal moeten zijn over de termijnen waarom de beoogde veranderingen effect zullen hebben, om zo de rechtszekerheid te waarborgen. Is het voorstel inmiddels concreter op dit punt? Deze leden hebben ook signalen dat in verschillende EU-lidstaten maatregelen zijn voorgesteld die lokale apotheken sterk bevoordelen ten nadele van online apotheken. Zo zou de Duitse regering momenteel bezig zijn met een mogelijk verbod op post order medicijnen dat zeer schadelijke gevolgen zou hebben voor online apotheken. Kent de Staatssecretaris dit signaal, zo ja hoe kijkt zij naar deze discussie?
De leden van de CDA-fractie zijn bij de verordening inclusief regels voor deelname en specifiek programma Horizon Europe 2021–2027 benieuwd hoe het staat met behoud van excellentie en impact als leidende principes in Horizon Europe. Deze leden vinden het goed dat Nederland zich hiervoor hard maakt en zijn benieuwd naar de kansen dat dit ook werkelijk binnen wordt gehaald.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd of het CE-systeem ook geldt voor producten die de Europe Unie binnen komen via directe online aankopen door consumenten. Deze leden zijn verder benieuwd of het uitvoeren van het markttoezicht op producten in Nederland hetzelfde is geregeld als in andere Europese landen. Wordt kennis uitgewisseld over hoe het best te kunnen handhaven op dit gebied? Zij stellen vast dat er bij het Goederenpakket twee voorstellen zijn voor nieuwe verordeningen. In de brief wordt ingegaan op de stand van zaken van één van de twee voorstellen, wat is de stand van zaken van het andere voorstel? Verder lezen deze leden dat Nederland het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft aangewezen als normalisatie-instituut dat partijen bij elkaar brengt op zowel op nationaal, Europees en mondiaal niveau om normen te ontwikkelen. Wat is de stand van zaken dienaangaande? Op welke wijze en met hoeveel financiën wordt de NEN gefinancierd? Deze leden lezen ook dat de Europese Commissie met een rapportage zal komen over hoe de landen handhaven met betrekking tot het CE-systeem. Is bekend wanneer dat rapport beschikbaar zal zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen en willen de Staatssecretaris nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie lezen dat er gesproken wordt over de toekomst van de Europese interne markt. Deze leden wensen erop te wijzen dat er een momentum is om veel invloed te kunnen uitoefenen op de toekomstige interne marktagenda vanwege de naderende Europese verkiezingen, het eindigende mandaat van de huidige Europese Commissie en het vacuüm dat wellicht gaat ontstaan op dit terrein door het aanstaande Roemeens voorzitterschap van de Europese Unie.
De leden van de D66-fractie steunen het standpunt van het kabinet om de interne marktagenda meer te richten op het digitale tijdperk, het adresseren van kansen en belemmeringen voor ondernemers en consumenten en uniformiteit op het gebied van regelgeving. Deze leden constateren dat het kabinet inzet op een nieuwe aanpak om dit te realiseren en dat veel lidstaten naar Nederland kijken om het voortouw te nemen op de interne markt (Kamerstuk 22 112, nr. 2703). Hoe ziet de nieuwe Nederlandse aanpak er concreet uit? Wat is het verschil met de vorige Nederlandse aanpak? Op welke manier gaat de Staatssecretaris het voortouw nemen in de Raad?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het toerusten van de interne markt op het digitale tijdperk een topprioriteit is. De Europese digitale markt moet niet als een aparte, sectorale strategie worden gezien, maar als een integraal onderdeel van de verbeterde Europese interne markt. Digitalisering overstijgt veel beleidsterreinen en kent en een grensoverschrijdend karakter. Wat gaat de Staatssecretaris concreet tijdens de gedachtewisseling inbrengen om uitvoering te geven aan de ambitie van het regeerakkoord, namelijk dat het kabinet zich in Europa gaat inzetten om de (grens)barrières voor digitaal ondernemerschap weg te nemen en om te komen tot een Europese digitale markt?
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet zich gaat inzetten voor het wegnemen van belemmeringen op de dienstenmarkt, door te kiezen voor meer maatwerk. Welke elementen zorgen volgens de Staatssecretaris voor de huidige belemmeringen? Wat gaat de Staatssecretaris precies bepleiten in de Raad? Wat betekent dit concreet voor Nederlandse dienstverleners, waaronder het mkb, op het gebied van export en zaken doen in andere landen?
De leden van de D66-fractie lezen dat meer dan driekwart van de dienstenexport van Nederland binnen de Europese interne markt blijft, en dat Duitsland, België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk goed zijn voor meer dan 80% van de Nederlandse export per sector. Zal de nieuwe aanpak ertoe leiden dat ondernemers ook beter in staat worden gebracht om zaken te doen met andere landen binnen de Europese Unie?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie tijdens de Raad een mededeling zal presenteren over kansen en belemmeringen binnen de Europese interne markt. Kan de Staatssecretaris deze presentatie na afloop aan de Kamer toesturen?
De leden van de D66-fractie lezen nergens terug hoe er binnen de toekomstige Europese interne markt wordt omgegaan met projecten, producten en diensten in of uit illegaal bezette dan wel geannexeerde gebieden. De Europese Unie kent al een zogeheten «policy of non-recognition» ten aanzien van de illegale annexatie van de Krim/Sevastopol. Er zijn diverse restrictieve EU-maatregelen genomen (zie SWD(2018) 43 final), sinds de Raadsconclusies uit 2014 (EUCO 7/1/14 REV 1). Deze leden zouden graag zien dat dit soort maatregelen consequent worden toegepast bij alle illegaal bezette dan wel geannexeerde gebieden. Consistentie op dit terrein doet recht aan de politieke statements die zijn gemaakt in gremia als de Verenigde Naties (VN), World Trade Organization (WTO), Raad voor Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), tevens leidt meer consistentie op dit terrein tot meer duidelijkheid voor bedrijven die zaken (willen) doen in deze gebieden. Deze leden willen dat alle projecten, producten en diensten in of uit illegaal geannexeerde dan wel bezette gebieden worden uitgesloten van de Europese interne markt. Kan de Staatssecretaris aangeven of, hoe en waar dit wordt besproken in de Raad? Is zij bovendien bereid, als dit nog geen onderwerp is, het voortouw te nemen om de discussie hierover te starten?
De leden van de D66-fractie lezen dat er behoefte is aan een duidelijke, effectieve en transparante governance structuur op hoog niveau om de industriebeleidsstrategie succesvol uit te voeren en dat Nederland deze conclusie ondersteunt. Deze leden zijn van mening dat er in het Europees industriebeleid veel aandacht moet zijn voor de (Nederlandse) hoogwaardige maakindustrie. Het is daarom essentieel dat de Nederlandse overheid en de sector aan tafel zitten als er gesproken wordt over de industriestrategie. Zij vinden de kritische en terughoudende opstelling van het kabinet ten aanzien van extra overleggen en «bestuurlijke drukte» over het Europese industriebeleid zeer opmerkelijk. De «aanwijsbare meerwaarde» van een overleg is niet altijd af te leiden van de agenda, maar ligt vaak in de informele Europese dialoog. De leden willen de Staatssecretaris oproepen om hier deel van uit te maken. Is de Staatssecretaris daartoe bereid? Zo ja, zal de Staatssecretaris zich tijdens de lunchbijeenkomst met Industry4Europe positief uitspreken over een continue dialoog met alle relevante stakeholders?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verordening ter oprichting van het EU-ruimtevaartprogramma 2021–2027. De programma’s die nu worden opgenomen als programmacomponenten zijn een goede toevoeging. Deze leden zijn van mening dat EU-ruimtevaartactiviteiten van belang zijn voor Nederland vanwege de bijdrage aan innovatie, digitalisering, veiligheid en klimaat. Vooral Copernicus en Galileo zijn van groot belang in de klimaatvraagstukken die voor ons liggen.
De leden van de D66-fractie stellen vast dat in de verordening het Space Situational Awareness (SSA) is opgenomen als programmacomponent, waar de Space Surveillance and Tracking (SST) onderdeel van is. De rol van de SST is het waarnemen, volgen en registreren van satellieten om onder andere schade te voorkomen. Deze leden constateren dat in de verordening ruimtepuin niet wordt genoemd als onderdeel van het SST of in andere programmacomponenten. Doordat er steeds meer satellieten in de ruimte rond de aarde vliegen die niet langer in functie zijn, komt steeds meer ruimtepuin in de «orbit»-ruimte van satellieten terecht. De Europese Commissie stelt in de verordening dat er verwacht wordt dat het programma veel waarde zal toevoegen aan de Europese economie, die mede door digitalisering steeds meer afhankelijk is van de ruimtediensten. Gezien de steeds grotere afhankelijkheid ziet de Europese Commissie noodzaak tot actie om risico’s te mitigeren. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd hoe ruimtepuin in deze risico’s is meegenomen en of voorkomen van ruimtepuin ook onderdeel is van de verordening. Deze leden vragen de staatsecretaris of een verplichte opruimingsplicht voor organisaties die satellieten de ruimte in brengen niet opgenomen moet worden in de verordening, aangezien de afhankelijkheid van satellieten steeds groter wordt.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de verordening ter oprichting van het EU-ruimtevaartprogramma 2021–2027 zich verhoudt tot internationale verdragen over opruimplicht en het ontwikkelen van milieuvriendelijkere satellieten. Worden microsatellieten meegenomen in de verordening? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie zijn zeer verheugd over het voorgestelde Europese kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie, het programma Horizon Europe 2021–2027. Deze leden constateren echter dat dat de Europese Commissie voorstelt het nieuwe programma uit te rusten met een budget van 100 miljard euro. Deze leden zouden graag zien dat het budget in lijn wordt gebracht met het voorstel van het Europees Parlement, namelijk 120 miljard euro. Zij zijn van mening dat dit budget beter past bij de ambitie van de Europese Unie en het kabinet om ontwikkelingen buiten Europa bij te kunnen benen en onze concurrentiepositie op peil te houden. Wat vindt de Staatssecretaris van dit voorstel?
De leden van de D66-fractie vinden het een positieve ontwikkeling dat er meer aandacht en middelen komen voor onderzoek en innovatie, ten koste van de ouderwetse en achterhaalde landbouwsubsidies. Deze leden pleiten al jaren voor een halvering van de landbouwsubsidies en dat een hoger deel van het EU-budget naar Onderzoek en Ontwikkeling moet gaan. Door deze verschuiving en de verhoging van het budget voor het kaderprogramma worden kennisinstellingen en bedrijven beter in staat gesteld om succesvolle aanvragen te doen voor een subsidie. Met name voor Nederlandse participanten, die de afgelopen periode relatief veel succesvolle aanvragen deden, is dit van groot belang.
De leden van de D66-fractie constateren dat de voorzitter van de Europese Raad naar manieren zoekt om de EU-13 landen tegemoet te komen in hun wens om meer deel te kunnen nemen aan het kaderprogramma. Dit gebeurt vooral in het kader van het thema «widening». Deze leden wensen te onderstrepen dat excellentie en kwaliteit belangrijkere criteria zijn dan geografische spreiding. Zij zijn van mening dat met name de Europese Structuur- en Investeringsfondsen, in het bijzonder het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, aangeboord moeten worden door deze landen om randvoorwaarden voor een succesvolle deelname aan het kaderprogramma mogelijk te maken. Is de Staatssecretaris bereid deze opvatting in te brengen tijdens het debat?
De leden van de D66-fractie nemen met belangstelling kennis van de concept Raadsconclusies over de inrichting van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Daarin kunnen EU-lidstaten en geassocieerde landen met elkaar samenwerken om zo tot een kwalitatief sterke onderzoeksruimte te komen. Deze leden wijzen erop dat geassocieerde landen, zijnde niet-EU-lidstaten, volgens artikel 7 van de Horizon2020-verordening kunnen participeren in het EU-onderzoeksprogramma. Zij zijn van mening dat deelname aan een EU-programma alleen zou mogen worden toegestaan als het geassocieerde land respect heeft voor Europese basisprincipes en waarden op het gebied van mensenrechten, de rechtstaat en democratie. Deelt de Staatssecretaris deze opvatting? Deze leden willen de Staatssecretaris oproepen om zich in te spannen voor een conditionaliteit (voorwaardelijkheid) op dit gebied. Gaat de Staatssecretaris hiervoor pleiten in de Europese Raad? Zo ja, gaat de Staatssecretaris ervoor pleiten om dit te monitoren en te beoordelen via de criteria die zijn genoemd in het European Pact for Democracy, the Rule of Law and Fundamental Rights (EU DRF)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de documenten ter voorbereiding op de Raad voor Concurrentievermogen en volgen de ontwikkelingen in de Europese Unie met interesse.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met name op het gebied van digitalisering van de interne markt enkele vragen voor de Staatssecretaris. Deze leden hechten waarde aan een integrale benadering van de digitale economie. Zij hebben kennisgenomen van de notitie van het Oostenrijks voorzitterschap. Daarin wordt ook genoemd dat de scheiding tussen de interne markt en de digitale markt mogelijk wordt afgeschaft. Deze leden vragen welke scheiding er nu bestaat tussen de interne markt- en de digitale marktwetgeving. De leden van de GroenLinks-fractie denken dat voor een goed functionerende interne markt zowel online als offline dezelfde regels moeten gelden. Deze leden zijn verheugd dat het Oostenrijkse voorzitterschap tot dezelfde constatering komt. Zij zijn dan ook benieuwd wat de Staatssecretaris doet om dit aan te pakken. Zou de Staatssecretaris inzichtelijk kunnen maken welke regels geharmoniseerd kunnen worden om de wetgeving van de interne markt en digitale interne markt gelijk te kunnen trekken?
Ook hebben de leden van de GroenLinks-fractie begrepen dat Nederland een voortrekkersrol lijkt te hebben binnen de Raad. Hoe ziet de Staatssecretaris haar rol in het verbeteren van de werking van de interne markt?
De leden van de GroenLinks-fractie hechten belang aan het voldoende en op tijd informeren van de Kamer over de voortgang van de discussies over de Europese interne markt en de Nederlandse inzet hierbij. Kan de Staatssecretaris mededelen op welke manier en hoe vaak zij dit van plan is te doen?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat het Europees Parlement reeds heeft gestemd over het nieuwe Horizon Europe-programma. Het Europees Parlement wil dat minimaal 35% van de onderzoeksgelden onderdeel van dit programma bijdraagt aan de aanpak van klimaatverandering. Deze leden zijn ervan overtuigd dat het kabinet gebruik kan maken van dit momentum. Is de Staatssecretaris bereid om zich in de Raad in te zetten voor minimaal ditzelfde percentage? Wat is bovendien haar inschatting van de vorderingen in de Raad aangaande Horizon Europe nu de triloog van start kan gaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe zij is gekomen tot de inzet op een «nieuwe aanpak die [...] directer aansluit bij de ervaringen van ondernemers en de dagelijkse praktijk», welke voorbeelden de Staatssecretaris kan geven waar het momenteel op dit vlak aan schort binnen de regels voor de interne markt en welke Nederlandse sectoren bij het ministerie hebben geklaagd hierover. Deze leden vragen welke Nederlandse sectoren hebben aangegeven klaar te staan om hun diensten te verlenen in andere EU-lidstaten, maar belemmerd worden door nationale wetten en regels die volgens de regering geschrapt zouden moeten worden. Zij vragen inzichtelijk te maken wat de verwachte baten hiervan zouden zijn voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf en de Nederlandse burgers. Deze leden vragen de Staatssecretaris tevens aan te geven hoe zij in het beleid voor de interne markt aankijkt tegen de in de diverse aanbestedingsrichtlijnen opgenomen publieke taken die nu aanbestedingsplichtig zijn geworden en of zij van mening is dat hierin wijzigingen dienen te worden aangebracht.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten waaruit de behoefte aan een Europese duidelijke, effectieve en transparante governance structuur met betrekking tot industriebeleid blijkt en hoe een dergelijke structuur naar de mening van de Staatssecretaris eruit zou zien. Deze leden vrezen een verdere toename van Europese bureaucratie en vragen of de Staatssecretaris deze mening deelt dat dit niet de uitkomst mag zijn en zo ja, om deze mening dan uit te dragen tijdens de Raad voor Concurrentievermogen.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris waarom zij in het voorstel voor een verordening over de relatie tussen platforms en bedrijven pleit voor het niet per definitie veroordelen van platforms tot het dragen van minimaal de helft van bemiddelingskosten. Deze leden vragen tevens hoe ondernemers in een geschil met een kleine platform dat geen externe bemiddelaar aanwijst toch tot een vergelijk kunnen komen. Deze leden zijn ook benieuwd hoe de verordening zal omgaan met machtsongelijkheid die kan ontstaan tussen Uniebreed opererende platforms en kleine lokaal opererende ondernemers, hoe de Staatssecretaris hier tegenaan kijkt en welke maatregelen volgens haar moeten worden genomen om te zorgen voor een inperking van de mogelijkheden om inkoopmacht te misbruiken. Zij vragen de Staatssecretaris aan te geven of de verordening instructies zal bevatten voor nationale mededingingsautoriteiten in de omgang met grensoverschrijdende activiteiten door platforms en welke zeggenschap de Europese Commissie en het Body of European Regulators for Electronic Communications (Berec) met deze verordening krijgen op het vlak van mededinging als het gaat om grensoverschrijdende activiteiten.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris in welke mate het Nederlands standpunt op het vlak van de rol van de Europese Unie in de ontwikkeling van draagraketten en lanceerinfrastructuur binnen de Raad wordt gedeeld en wat naar de mening van de Staatssecretaris de gevolgen zouden zijn van een geleidelijke overgang van bevoegdheden en budgetten van de European Space Agency (ESA) naar de Europese Unie.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven in hoeverre het nieuwe kaderprogramma Horizon Europe ingaat op de behoeften en wensen die leven onder Europese burgers en hoe dit zich verhoudt tot de behoeften en wensen van grote multinationale ondernemingen. Tevens zijn deze leden benieuwd of de baten van eerdere kaderprogramma’s hoofdzakelijk bij multinationale ondernemingen terecht zijn gekomen en niet bij kleine ondernemingen en of er aantoonbaar een additioneel maatschappelijk nut is geweest van deze programma’s ten opzichte van vergelijkbare nationale programma’s.