Inbreng van een schriftelijk overleg over het profileringsfonds hoger onderwijs (Kamerstuk 31288-665)
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2018D56204, datum: 2018-11-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2018Z19127:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-10-30 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-11-08 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-11-22 10:00: Profileringsfonds hoger onderwijs (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-02-20 13:00: Toegankelijkheid en kansengelijkheid binnen het hoger onderwijs (Algemeen overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-02-21 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-02-21 13:05: Aanvang aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Inbreng verslag van een schriftelijk overleg Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 oktober 2018 over de brief over het profileringsfonds in het hoger onderwijs (Kamerstuk 31 288, nr. 665). Voorzitter van de commissie, Tellegen Adjunct-griffier van de commissie, Arends Inhoud I Vragen en opmerkingen uit de fracties Inbreng van de leden van de VVD-fractie Inbreng van de leden van de CDA-fractie Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie Inbreng van de leden van de SP-fractie Inbreng van de leden van de PvdA-fractie II Reactie minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap I Vragen en opmerkingen uit de fracties Inbreng van de leden van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het profileringsfonds hoger onderwijs. De leden vinden het belangrijk dat studenten die wegens inzet, bijzondere prestaties of ziekte, functiebeperking of vanwege zorgtaken studievertraging oplopen, ondersteuning krijgen om hun studie succesvol af te ronden en het beste uit zichzelf te kunnen halen. De leden hebben een aantal vragen naar aanleiding van de brief. In de brief wordt aangegeven dat eerst vanaf het verslagjaar 2018 een duidelijk overzicht gegeven kan worden van de concrete invulling die instellingen geven aan het profileringsfonds. De leden zijn daar heel benieuwd naar. Wanneer is dit overzicht te verwachten? Ook vragen deze leden aan de minister of zij nu al een overzicht kan geven van de gemiddelde verhouding van het gebruik van het fonds door de groepen 1) overmacht, 2) medezeggenschap of bestuur, 3) overig. De leden zouden graag de aantallen gebruikers en de gemiddelde bedragen zien. De eerdergenoemde leden vinden het goed dat instellingen op eigen wijze invulling kunnen geven aan de uitvoering van het profileringsfonds. Zij vragen hoe de minister de verschillende maten van ondersteuning bij verschillende instellingen beschouwt en de verschillende financiĆ«le ondersteuning per student. En hoe beoordeelt zij de effectiviteit van de steun van een profileringsfonds? Tevens vragen zij of zij inzichten kan delen die instellingen kunnen helpen om zo goed mogelijk effectieve ondersteuning te bieden. De leden vinden het belangrijk dat een beschikbaar fonds goed benut wordt, mede daarom de motie van de leden Tielen en Bruins dat ook gedurende het jaar een beroep kan worden gedaan op het profileringsfonds. Het is goed dat dit bij veel instellingen al staande praktijk is en dat deze beter onder de aandacht wordt gebracht. De leden vragen in hoeverre hiervan gebruik zal worden gemaakt als de bekendheid nu onder de 10% ligt. Wat verwacht de minister van het effect op het gebruik van de āgezamenlijke ambitie studentenwelzijnā? In hoeverre verwacht de minister een stijging in de bekendheid van het profileringsfonds? De minister geeft aan dat, conform de motie van het lid Van der Molen, ook de mantelzorgende student gebruik kan maken van het profileringsfonds. De leden zijn hier positief over. De leden benadrukken dat ook de mogelijkheid tot flexstuderen voor deze studenten uitkomst kan bieden. De voornoemde leden vragen of en hoe het alsnog in de wet opnemen van mantelzorgers mogelijk is en of dit er aan kan bijdragen dat mantelzorgende studenten het profileringsfonds weten te vinden. Daarnaast zijn de leden benieuwd waar de specifieke aandacht, die geschonken gaat worden aan de toegang voor deze groep, uit bestaat. Inbreng van de leden van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 oktober 2018 inzake het profileringsfonds hoger onderwijs. De leden zijn verheugd dat de twee miljoen euro sinds dit jaar beschikbaar wordt gesteld aan de studenten die dit nodig hebben. Ook vinden zij het positief dat er meer aandacht komt voor mantelzorgende studenten. De leden hebben daarnaast nog enkele vragen. Kan de minister aangeven of niet-instellingsgebonden organisaties waaronder in ieder geval politieke jongerenorganisaties, koepels van medezeggenschappen / studentenverenigingen, ISO en LSVB ook op de lijst van erkende studie- of studentenverenigingen staan? Indien deze studenten geen aanspraak kunnen maken op het profileringsfonds, kan de minister dan aangeven welke mogelijkheden zij hebben voor financiĆ«le ondersteuning en welke mogelijkheden de minister ziet dat zij alsnog aanspraak kunnen doen op het profileringsfonds? Zij vragen of de minister hierbij een onderscheid kan maken naar de verschillende instellingen en of zij kan aangeven hoeveel van de 40 organisaties onder artikel 11 van de Regeling financiĆ«n hoger onderwijs al ābezetā zijn door welke organisaties. Tevens vragen zij of de minister per instelling kan aangeven of zij mantelzorgende studenten expliciet vermeld hebben in hun regeling profileringsfonds en indien instellingen dit niet expliciet vermeld hebben, wat de minister voornemens is om hieraan te doen. De leden hebben signalen ontvangen dat er instellingen zijn waar alleen aanvragen voor het profileringsfonds die ingediend zijn voor 1 oktober van dat jaar gehonoreerd worden. Zij vragen of de minister kan aangeven welke instellingen nu nog niet geregeld hebben dat gedurende het jaar een aanvraag voor het profileringsfonds ingediend kan worden. Op de website van de rijksoverheid staat als voorwaarde voor financiĆ«le ondersteuning uit het profileringsfonds dat studenten studiefinanciering moeten ontvangen. De leden hebben signalen ontvangen dat dit voor sommige studenten die alleen gebruik maken van het studentenreisproduct onduidelijk is. Zij vragen of de minister dit signaal herkent en of ze bereid is om de website te verduidelijken. De minister geeft aan dat een beroep op het profileringsfonds ook een verantwoordelijkheid bij de student legt en instellingen van studenten mogen verwachten dat zij binnen een redelijke termijn melding maken van het optreden van de bijzondere omstandigheid. De leden zien dat mantelzorgende studenten zich vaak niet bewust zijn dat ze mantelzorg verlenen. Graag willen zij daarom van de minister weten wat deze zin voor hen betekent. Kunnen zij geen beroep meer op het profileringsfonds doen als ze te laat beseffen dat ze mantelzorger zijn en wat beschouwt de minister hierbij als redelijke termijn, zo vragen de voornoemde leden. Kan de minister aangeven welke mogelijkheden studenten die studeren aan een private hoger onderwijsinstelling hebben om aanspraak te maken op een profileringsfonds? Tevens vragen zij wat de reden is dat niet alle studenten, die onder categorie Ć©Ć©n en twee van het profileringsfonds vallen, in aanmerking komen voor een bijzondere voorziening. De minister geeft aan de derde aanbeveling van de inspectie niet over te willen nemen vanwege de privacywetgeving. De leden willen graag weten wat de minimale omvang van een groep moet zijn zodat de privacy geborgd kan worden. Ook willen zij graag weten hoe de minister voor meer maatwerk kan zorgen, bijvoorbeeld door wel uit te gaan van deelgroepen en indien de groep te klein wordt groepen samen te voegen. Daarnaast willen deze leden graag weten wat de gevolgen kunnen zijn als zowel de minister als de Kamer onvoldoende zicht krijgen op deze groepen en de omvang van deze groepen. Kan de minister inzichtelijk maken, bijvoorbeeld bij de monitor profileringsfonds, hoeveel studenten aanspraak zouden kunnen maken op het profileringsfonds en hoeveel studenten dit ook daadwerkelijk doen, zo vragen de voornoemde leden. Kan de minister ondanks de gebrekkige verslaglegging wel achterhalen wat de totale uitgaven aan het profileringsfonds waren de afgelopen jaren? Zo ja, is dit overeenkomstig het bedrag dat in de lumpsum gegaan is met als doel het profileringsfonds? Ook vragen zij hoe vaak en wanneer de Kamer de komende jaren de monitor profileringsfonds kan verwachten. Kan de minister aangeven of zij in voldoende mate de komende jaren kan achterhalen of die twee miljoen euro extra die aan het profileringsfonds wordt besteed ook daadwerkelijk daaraan wordt uitgegeven? Kan de minister ook aangeven hoe deze twee miljoen euro over de instellingen is verdeeld? Is hierbij rekening gehouden met instellingen die in meer of mindere mate geld uitkeren uit het profileringsfonds? Kan de minister aangeven wat er met het geld gebeurt als blijkt dat instellingen minder hebben uitgegeven? Ziet de minister mogelijkheden om de instellingen te verplichten dit geld voor het profileringsfonds mee te nemen naar het daaropvolgend jaar, zo vragen de eerder genoemde leden. Het rapport van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) āStuderen met een functiebeperking in het hoger onderwijsā is niet representatief en geeft geen algemeen dekkend beeld. De leden vragen of de minister kan aangeven of de minister de uitkomsten van dit rapport met de VH en VSNU heeft besproken en of zij zich in brede zin herkennen in de uitkomsten van het rapport. Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling het rapport āStuderen met een functiebeperking in het hoger onderwijsā van de inspectie gelezen. Ook hebben zij kennisgenomen van de brief van de minister over het profileringsfonds. Ruim 14 procent van de studenten in het hoger onderwijs heeft een vorm van een functiebeperking. Om gelijke kansen te realiseren is het van groot belang dat beschikbare beleidsmaatregelen ook in de praktijk hun weg weten te vinden, zo vinden de voornoemde leden. De leden hebben zodoende nog prangende vragen over het rapport en de brief van de minister. Geschrokken De leden van de GroenLinks-fractie zijn geschrokken van de conclusies van de inspectie. Van alle gehonoreerde aanvragen uit het profileringsfonds gaat slechts vijf procent naar studenten met een functiebeperking. Terwijl ruim 14 procent van alle studenten een functiebeperking heeft. Juist de groep die dikwijls is aangewezen op financiĆ«le ondersteuning maakt er nauwelijks gebruik van. De inspectie is helder over de oorzaken hiervan: het profileringsfonds is slechts bij een handjevol studenten bekend. Ook de bekendheid onder studentendecanen is ver beneden niveau, zo signaleert de inspectie. De leden zijn blij dat de inspectie onderzoek heeft verricht naar het profileringsfonds en vragen derhalve hoe dit rapport tot stand is gekomen. Heeft de minister hier opdracht toe gegeven of is dit eigen initiatief van de inspectie? Daarnaast vragen de leden wat de verdeling is van de overige 95 procent van het profileringsfonds en of de minister een overzicht kan geven waar het geld naartoe gaat. Hoeveel gaat bijvoorbeeld naar medezeggenschap, topsport en bestuursfuncties en zijn er grote verschillen in keuzes per instelling, zo vragen de voornoemde leden. Bekendheid De leden van de GroenLinks-fractie vinden het betreurenswaardig dat veel studenten vanwege een slechte naamsbekendheid geen gebruik maken van het profileringsfonds, terwijl zij er wel recht op hadden. Dit heeft de kansengelijkheid en inclusiviteit van het hoger onderwijs geen goed gedaan. De minister wil de bekendheid van het profileringsfonds flink verbeteren. Hoewel de voornoemde leden blij zijn dat actie wordt ondernomen, komt dit schromelijk laat op gang, zo vinden de leden. De leden vragen wanneer het ministerie voor het eerst signalen ontving dat het profileringsfonds onderbenut werd. Hoe kan het dat zelfs studentendecanen, die de taak hebben om studenten te begeleiden, vaak niet op de hoogte zijn van het profileringsfonds? Is de minister al eens eerder geattendeerd op het gegeven dat de bekendheid van het profileringsfonds erbarmelijk laag is? Trekt de minister lessen uit deze casus voor het vervolg? Heeft de minister streefcijfers geformuleerd wanneer zij van mening is dat de bekendheid wel op niveau is? Wanneer moet de voorlichting zijn verbeterd? Hoe gaat de minister dit te zijner tijd onderzoeken, zo vragen de leden. Hebben instellingen de plicht om studenten te attenderen op het profileringsfonds? De slechte bekendheid roept bij de voornoemde leden ook de vraag op of er grote verschillen zijn in de bekendheid en de aanvragen per instelling. Tevens vragen de leden wat de bekendheid is van de individuele studietoeslag die gemeenten binnen de Participatiewet kunnen uitkeren. Zijn studenten en studentendecanen hier wĆ©l van op de hoogte? Is er een overzicht van de hoogte van de bedragen per stad, zo vragen de voornoemde leden. Instellingen De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook nog enkele vragen over de rol van hoger onderwijsinstellingen. Bestaat er bij instellingen een (financiĆ«le) prikkel om studenten geen aanspraak te laten maken op het profileringsfonds? Zij vragen of de minister dan van plan is deze prikkel weg te nemen. De inspectie schrijft bovendien dat studentendecanen het een ingewikkeld en tijdrovend proces vinden om een aanvraag voor het profileringsfonds in te dienen. Zij vragen hoe dit komt. Werpen instellingen onnodige drempels op om de aanvraagprocedure niet te makkelijk te maken? Of hebben zij onvoldoende personele ondersteuning om het profileringsfonds te laten slagen, zo vragen de voornoemde leden. Tevens vragen zij of landelijke maatregelen ervoor kunnen zorgen dat de procedures bovendien eenvoudiger worden. Profileringsfonds versus prestatiebeurs De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat studenten pas een beroep doen op het profileringsfonds nadat gebruik is gemaakt van de prestatiebeurs van DUO. De minister stelt eveneens in haar brief dat de student met een functiebeperking Ć³f gebruik kan maken van het profileringsfonds Ć³f van de prestatiebeurs. Voor veel studenten is de compensatie vanuit de prestatiebeurs meer geschikt dan vanuit het profileringsfonds omdat onder meer een verlenging van het studentenreisproduct buiten het domein van het profileringsfonds valt. Daarom vragen de voornoemde leden aan de minister waarom studenten niet gebruik kunnen maken van zowel de prestatiebeurs als het profileringsfonds tegelijkertijd. Is de minister bereid om hiernaar te kijken en aanvullende afspraken te maken met de onderwijsinstellingen? Met name voor studenten die niet zelfstandig kunnen wonen en daarom aangewezen zijn op het studentenreisproduct is de huidige āof-ofā situatie onwenselijk. Meer aanspraak maken op profileringsfonds De leden van de GroenLinks-fractie hopen dat de toezeggingen omtrent betere voorlichting ook daadwerkelijk worden waargemaakt door de minister. Meer bekendheid kan echter ook betekenen dat de uitgaven flink stijgen. Daarnaast geeft de inspectie aan dat zij verwacht dat het aantal studenten met een functiebeperking toeneemt, mede door een toename aan psychische klachten onder studenten. In de brief valt te lezen dat de minister āgeen forse toename van het beroep op het profileringsfondsā voorziet, ondanks waarschuwingen van de inspectie die het tegendeel beweert. De voornoemde leden vragen wat de minister van plan is als de twee miljoen euro die zij extra vrijmaakt niet toereikend is om studenten te ondersteunen. Wat is de verdeling van deze twee miljoen euro, wordt deze evenredig verdeeld over alle hoger onderwijsinstellingen? Hoe staat de twee miljoen euro in verhouding tot het groeiend aantal studenten dat een functiebeperking heeft? Hoe groot is het profileringsfonds door de jaren heen? Met hoeveel geld is het profileringsfonds toegenomen sinds de invoering van het sociaal leenstelsel, zo vragen de voornoemde leden. De leden vragen ook hoe de minister garandeert dat de twee miljoen euro ten goede komen aan studenten met een functiebeperking en studenten die in een overmachtsituatie zitten, omdat het bedrag wordt toegevoegd aan de lumpsum. Hoe zorgt de minister dat het op de bedoelde manier wordt geĆÆnvesteerd? Tenslotte vragen de voornoemde leden hoe de minister de stijging van het aantal studenten met een functiebeperking verklaart. Zeggenschap De leden van de GroenLinks-fractie zijn ermee bekend dat de centrale studentenraden een wettelijk instemmingsrecht hebben op het profileringsfonds. Maar worden studenten ook betrokken bij het beleid van de instelling omtrent de kaders en de hoogte van de vergoeding? Zij vragen of studenten betrokken worden bij de verdeling van de middelen en bij het aanvraagproces. De leden merken op dat instemmingsrecht een mooi middel kan zijn, maar in de praktijk weinig voorstelt als studenten niet worden betrokken bij het opstellen van beleid en de uitvoering ervan. Inbreng van de leden van de SP-fractie De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het profileringsfonds in het hoger onderwijs. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen daarover. Door de aangekondigde voorlichting over het profileringsfonds verwacht de minister dat meer studenten de weg naar het profileringsfonds weten te vinden. De leden zijn daarom blij gestemd met de intensivering van twee miljoen euro structureel voor studenten in overmachtsituaties. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de lumpsum. De leden vragen of er een risico bestaat dat dit geld in de lumpsum verdwijnt. Wordt deze twee miljoen euro geoormerkt en hoe gaat de minister er op toezien dat deze twee miljoen euro terecht komt bij de studenten die het nodig hebben? Het instellingsbeleid ten aanzien van het profileringsfonds over bijvoorbeeld de aanvraag, de duur en de hoogte van de ondersteuning dient de instelling zelf vast te leggen in een regeling profileringsfonds. Dit geeft de instelling ruimte voor eigen invulling en het bieden van maatwerk. De medezeggenschap heeft instemmingsrecht op deze regeling profileringsfonds. De leden vragen of deze aanpak waarbij instellingen zelf de vrijheid krijgen om invulling te geven aan het profileringsfonds verstandig is, aangezien er grote verschillen kunnen ontstaan tussen instellingen met betrekking tot de behandeling van deze doelgroep. Zij vragen of de minister deze mogelijke gevolgen erkent en wat zij hier aan kan doen. Inbreng van de leden van de PvdA-fractie De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse en waardering kennisgenomen van de voorliggende brief van de minister over het profileringsfonds in het hoger onderwijs. De leden zijn van mening dat de regelingen vanuit het profileringsfonds bij onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs van groot belang zijn voor de toegankelijkheid en de gelijke kansen voor studenten in specifieke omstandigheden. Het profileringsfonds kan zowel als financiĆ«le alsmede als niet-financiĆ«le voorziening drempels helpen wegnemen en uitval helpen voorkomen bij studenten die zich in situaties bevinden die studievoortgang en āsucces in de weg kunnen staan, zoals beperking, ziekte, zwangerschap of mantelzorg. Er ligt weliswaar een stevige basis voor de inzet van het profileringsfonds maar de leden delen de noodzaak tot de analyse rond de bekendheid en het gebruik van deze belangrijke voorziening. De leden stellen de informatieve brief en de toelichting vanuit de minister dan ook zeer op prijs maar hebben hier nog wel enkele vragen bij. Zo licht de minister in haar brief toe dat instellingen in het hoger onderwijs zelf gaan over de opzet, duur en hoogte van de ondersteuning vanuit het profileringsfonds en is er daarmee ruimte voor een eigen invulling. De leden zien ook dat dit ruimte biedt voor specifieke situaties en maatwerk maar vragen de minister wel in te gaan op de aard en mate van verschillen tussen instellingen en hun keuzes in beleid en de mate waarin die verschillen redelijk zijn. De minister stelt onder andere in de brief dat er verschillen zitten in de wijze waarop instellingen invulling geven aan het bieden van financiĆ«le en/of niet-financiĆ«le ondersteuning aan studenten, een lijn die de minister ondersteunt. De leden lezen echter ook dat de minister terecht stelt dat niet-financiĆ«le ondersteuning niet per definitie als een vervanger van financiĆ«le steun kan worden gezien, vanuit de wettelijke opgaaf om onder bijzondere omstandigheden te ondersteunen bij studievertraging. Zij vragen op welke wijze de minister ook op die basis controleert dan wel stuurt om de verschillen in invulling niet te groot of onredelijk te laten worden. De minister schetst in de brief verder dat er samen met de onderwijskoepels, studentenorganisaties en belangenorganisaties een ambitie studentenwelzijn is opgesteld. Terecht stelt de minister daarbij dat dit om zowel passieve als actieve informatieverstrekking gaat ter bevordering van financiĆ«le ondersteuningsvoorzieningen, zoals via studieadviseurs en studentendecanen. De leden vragen wel hoe deze ambitie in de praktijk vorm krijgt, welke prestatie hierbij concreet is afgesproken en hoe dit wordt gecontroleerd wat betreft het actief en passief versterken van de kennis en informatie over het profileringsfonds. Welke rol krijgt dit binnen de monitor profileringsfonds? Ook vragen zij of de minister hier een nadere toelichting op kan geven. De minister verwijst naar de invulling rond de categorie āstudenten in overmachtsituatiesā waar ook breed van wordt gevonden dat hier ook studenten die aan mantelzorg doen onder vallen, ook al is dit niet juridisch geĆ«xpliciteerd. Dat kan inderdaad bijdragen aan onduidelijkheid over de positie van mantelzorgers binnen deze categorie waardoor deze groep mogelijk te weinig aanspraak op regelingen maakt. Zij vragen waarom de minister aandacht binnen de hiervoor genoemde ambitie studentenwelzijn dan voldoende acht en zij hierbij niet aan een nadere wettelijke explicitering denkt, als dit bijdraagt aan duidelijkheid en daarmee voor deze groep studenten. De minister meent - anders dan de inspectie voorziet - geen forse toename in verhoging van aanvragen door de invoering van het studievoorschot en geeft daar een toelichting bij. De minister stelt zich echter in bredere zin de ambitie om het profileringsfonds beter onder de aandacht te brengen onder studenten. In hoeverre volstaan dan de huidige financiĆ«le middelen, als toegenomen bekendheid en daarmee mogelijk ook een stijgend aantal aanvragen een groot beroep op deze middelen met zich meebrengen? Tot slot vragen zij of de minister een nadere toelichting kan geven op de meetbaarheid van haar ambitie en wens om het profileringsfonds meer bekendheid onder studenten maar ook studentadviseurs en ā decanen te geven. Wanneer is zij tevreden over de extra inzet, de gemaakte afspraken en hoe gaat zij dit periodiek meten, zo vragen de voornoemde leden. II Reactie minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kamerstuk 31 288, nr. 644 motie over het profileringsfonds meer bekendheid geven Kamerstuk 31 288, nr. 647 motie over mantelzorgende studenten ISO: Interstedelijk Studenten Overleg LSVB: De Landelijke Studentenvakbond VH: Vereniging Hogescholen VSNU: Vereniging van Universiteiten DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs