Motie van de leden Van Nispen en Van Oosten over strafrechtelijk onderzoek naar feitelijke leidinggevenden bij hoge en bijzondere transacties
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019
Motie
Nummer: 2018D56257, datum: 2018-11-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35000-VI-52).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. van Nispen, Tweede Kamerlid (SP)
- Mede ondertekenaar: F. van Oosten, Tweede Kamerlid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35000 VI-52 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019.
Onderdeel van zaak 2018Z22002:
- Indiener: M. van Nispen, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: F. van Oosten, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2018-11-22 11:45: Begroting Justitie en Veiligheid (35000-VI) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2018-11-27 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
35 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019
Nr. 52 MOTIE VAN DE LEDEN VAN NISPEN EN VAN OOSTEN
Voorgesteld 22 november 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat aan ieder strafbaar handelen of nalaten van een bedrijf altijd menselijk handelen ten grondslag ligt;
van mening dat het niet goed uit te leggen is dat na ernstig strafbaar handelen, zoals een fraudezaak met enorme omvang, de betreffende rechtspersoon een schikking kan treffen met het Openbaar Ministerie (een megaschikking) zonder dat natuurlijke personen zich vervolgens voor de strafrechter hoeven te verantwoorden;
verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat in de Aanwijzing hoge en bijzondere transacties wordt opgenomen dat het uitgangspunt is dat bij schikkingen met rechtspersonen altijd strafrechtelijk onderzoek plaatsvindt naar feitelijk leidinggevenden en opdrachtgevers en voorts met het Openbaar Ministerie in overleg te treden hoe dit uitgangspunt voldoende gestalte kan krijgen in de praktijk,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Nispen
Van Oosten