eindtekst 34858
Nieuwe bepalingen met betrekking tot de medezeggenschap van cliƫnten in zorginstellingen (Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018)
Eindtekst
Nummer: 2018D56462, datum: 2018-11-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2017Z18681:
- Indiener: B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
- Medeindiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2018-01-16 14:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-01-24 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2018-02-14 14:00: Nieuwe bepalingen met betrekking tot de medezeggenschap van cliƫnten in zorginstellingen (Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018) - 34858 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2018-07-04 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2018-07-04 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-09-12 10:15: Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 (34858) (1e termijn) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2018-11-15 17:00: Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 (34858) (re- en dupliek) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2018-11-20 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (š origineel)
De Tweede Kamer der Staten- Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 20 november 2018 |
|
Nieuwe bepalingen met betrekking tot de medezeggenschap van cliƫnten in zorginstellingen (Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018) | |
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET | |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de medezeggenschap van cliƫnten in zorginstellingen te versterken en daartoe een nieuwe Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALING
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. cliƫnt: een natuurlijke persoon ten behoeve van wie een instelling werkzaam is;
b. commissie van vertrouwenslieden: een commissie als bedoeld in artikel 14;
c. instelling: een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;
d. medezeggenschapsregeling: een regeling als bedoeld in artikel 3;
e. Onze Minister: Onze Minister voor Medische Zorg;
f. zorg: zorg als bedoeld bij of krachtens de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald op welke vormen van zorg of categorieƫn van instellingen, gezien de wijze waarop de zorg wordt verleend, het doel van de zorg of de relatie tussen de cliƫnt en de instelling, deze wet niet van toepassing is.
HOOFDSTUK II INSPRAAK
Artikel 2
1. De instelling die erop is ingericht cliƫnten langdurig te laten verblijven, stelt haar cliƫnten en hun vertegenwoordigers in de gelegenheid inspraak uit te oefenen in aangelegenheden die direct van invloed zijn op het dagelijks leven van de cliƫnten.
2. De instelling informeert de desbetreffende cliƫnten alsmede hun vertegenwoordigers over hetgeen zij heeft gedaan met de resultaten van de inspraak.
HOOFDSTUK III CLIĆNTENRADEN
Artikel 3
1. Een instelling stelt een cliƫntenraad in die binnen het kader van de doelstellingen van de instelling in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van de betrokken cliƫnten behartigt, indien:
a. bij de instelling, niet zijnde een instelling als bedoeld in onderdeel b, in de regel meer dan tien natuurlijke personen zorg verlenen;
b. bij de instelling waarin cliƫnten niet gedurende ten minste een etmaal kunnen verblijven en die bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen zorg verleent, in de regel meer dan vijfentwintig natuurlijke personen zorg verlenen.
2. De instelling regelt na overleg met de cliƫntenraad of, indien er geen cliƫntenraad is ingesteld of deze niet functioneert, na overleg met een representatief te achten delegatie van cliƫnten of hun vertegenwoordigers dan wel met een representatief te achten organisatie van cliƫnten, in een medezeggenschapsregeling schriftelijk het aantal leden van een cliƫntenraad, de wijze van benoeming en ontslag, welke personen tot lid kunnen worden benoemd en de zittingsduur van de leden. Deze regeling is zodanig dat een cliƫntenraad redelijkerwijze representatief kan worden geacht voor de betrokken cliƫnten en redelijkerwijze in staat kan worden geacht hun gemeenschappelijke belangen te behartigen.
3. In de medezeggenschapsregeling wordt tevens geregeld op welke wijze een cliƫntenraad wordt betrokken bij de voorbereiding van een besluit inzake:
a. een wijziging van de doelstelling of de grondslag van de instelling;
b. een fusie of duurzame samenwerking waarbij de instelling is betrokken;
c. een overdracht van de zeggenschap over de zorg of een onderdeel daarvan;
d. een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een instelling die erop is ingericht cliƫnten langdurig te laten verblijven, en
e. de selectie en benoeming van personen die leiding geven aan degenen die zorg verlenen aan cliƫnten, indien het een instelling betreft die erop is ingericht cliƫnten langdurig te laten verblijven.
4. Onverminderd het eerste lid kan een instelling meerdere cliƫntenraden instellen. Indien een instelling die erop is ingericht cliƫnten langdurig te laten verblijven of die bij cliƫnten thuis zorg laat verlenen, meerdere locaties in stand houdt, is deze instelling verplicht om voor elk van die locaties een cliƫntenraad in te stellen, tenzij een voor zo een locatie representatief te achten delegatie van cliƫnten of hun vertegenwoordigers heeft aangegeven hier geen behoefte aan te hebben of dit in redelijkheid voor een of meer van die locaties niet aangewezen is.
5. Er kan een centrale cliƫntenraad worden ingesteld. Een centrale cliƫntenraad is een cliƫntenraad in de zin van deze wet.
6. Indien meerdere cliƫntenraden worden ingesteld, worden de taken en bevoegdheden van iedere cliƫntenraad in een medezeggenschapsregeling geregeld, waarbij aan een cliƫntenraad die de belangen van de cliƫnten op een bepaalde locatie behartigt in elk geval de taken en bevoegdheden worden toegekend met betrekking tot aangelegenheden die specifiek de cliƫnten op die locatie raken. De in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, geregelde bevoegdheid van een cliƫntenraad om in te stemmen met de medezeggenschapsregeling kan niet aan een andere cliƫntenraad worden overgedragen.
7. In de medezeggenschapsregeling wordt geregeld hoe wordt bewerkstelligd dat de voor het vervullen van de taak van de cliƫntenraad benodigde informatie wordt verstrekt op een zodanige wijze dat deze voor de cliƫntenraad begrijpelijk is.
8. De instelling stelt de cliƫntenraad in de gelegenheid om een vacature voor die raad op een daarvoor geschikte wijze onder de aandacht te brengen van de cliƫnten en hun vertegenwoordigers en helpt hem daar desgevraagd bij.
9. De instelling brengt de medezeggenschapsregeling, alsmede een wijziging daarvan, op een daarvoor geschikte wijze onder de aandacht van de cliƫnten en hun vertegenwoordigers.
Artikel 4
1. Indien het aantal natuurlijke personen die in de regel bij een instelling zorg verlenen, daalt beneden het aantal waarbij de instelling ingevolge artikel 3, eerste lid, een cliƫntenraad dient in te stellen, deelt de instelling aan de cliƫntenraad, de cliƫnten en hun vertegenwoordigers schriftelijk of elektronisch mede of hij de cliƫntenraad vrijwillig in stand zal houden dan wel de cliƫntenraad zal ontbinden. In het geval van ontbinding, houdt de instelling de cliƫntenraad in stand gedurende ten minste drie maanden na de in de eerste volzin bedoelde mededeling.
2. Zodra een instelling schriftelijk of elektronisch onder de aandacht van de cliƫntenraad, de cliƫnten en hun vertegenwoordigers heeft gebracht dat hij vrijwillig een cliƫntenraad in stand houdt, zijn de volgende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
- artikelen 3, tweede lid, en 6;
- artikelen 14 en 15, voor zover deze artikelen betrekking hebben op bepalingen die van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op vrijwillig in stand gehouden cliƫntenraden.
3. De instelling die vrijwillig een cliƫntenraad in stand houdt legt in overleg met de cliƫntenraad vast over welke onderwerpen de cliƫntenraad medezeggenschap heeft en op welke wijze de medezeggenschap geregeld is.
4. De instelling kan een vrijwillig in stand gehouden cliƫntenraad op grond van een belangrijke wijziging van de omstandigheden ontbinden.
5. Artikel 13, tweede tot en met vijfde lid, is van toepassing op een voornemen om een cliƫntenraad wegens toepasselijkheid van het eerste of vierde lid te ontbinden.
6. De instelling brengt het besluit tot ontbinding van een vrijwillig in stand gehouden cliƫntenraad schriftelijk of elektronisch onder de aandacht van de cliƫntenraad, de cliƫnten en hun vertegenwoordigers.
7. Indien een instelling een cliƫntenraad heeft ingesteld hoewel zij daartoe gezien het aantal zorgverleners dat in de regel bij haar werkzaam is niet verplicht is, is het bepaalde in het tweede tot en met zesde lid van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5
1. De cliƫntenraad regelt zijn werkwijze, met inbegrip van zijn vertegenwoordiging in en buiten rechte, in een huishoudelijk reglement.
2. De cliƫntenraad zorgt voor:
a. het regelmatig inventariseren van de wensen en meningen van de betrokken cliƫnten en hun vertegenwoordigers, en
b. het informeren van de betrokken cliƫnten en hun vertegenwoordigers over zijn werkzaamheden en de resultaten daarvan.
3. De instelling verleent de cliƫntenraad hulp bij de uitvoering van het tweede lid.
4. De cliƫntenraad betrekt bij zijn werkzaamheden de resultaten van inspraak als bedoeld in artikel 2 en informeert de betrokken cliƫnten en hun vertegenwoordigers hoe hij dit heeft gedaan.
Artikel 6
1. De instelling verstrekt de cliƫntenraad tijdig en desgevraagd schriftelijk alle inlichtingen en gegevens die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De instelling verstrekt de cliƫntenraad voorts ten minste eenmaal per jaar mondeling of schriftelijk algemene gegevens omtrent het beleid dat in het verstreken tijdvak is gevoerd en in het komende jaar zal worden gevoerd.
2. De instelling staat een cliƫntenraad het gebruik toe van de voorzieningen waarover zij beschikt en die de cliƫntenraad voor de vervulling van zijn werkzaamheden redelijkerwijs nodig heeft.
3. De kosten die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van de werkzaamheden van de cliƫntenraad, waaronder de kosten die verband houden met scholing, onafhankelijke ondersteuning en het voorleggen van een geschil of een verzoek aan een commissie van vertrouwenslieden, komen ten laste van de instelling. In afwijking van de vorige zin komen, tenzij anders afgesproken, kosten van juridische bijstand voor het voorleggen van een geschil aan de commissie van vertrouwenslieden niet voor rekening van de instelling.
4. De instelling kan in overeenstemming met een cliƫntenraad de kosten die de cliƫntenraad in enig jaar zal maken, vaststellen op een bepaald bedrag dat de cliƫntenraad naar eigen inzicht kan besteden. Kosten, anders dan de kosten voor het voeren van rechtsgedingen, waardoor het in de eerste volzin bedoelde bedrag zou worden overschreden, komen slechts ten laste van de instelling voor zover zij in het dragen daarvan toestemt.
5. Kosten die een cliƫntenraad maakt voor het voeren van rechtsgedingen over de toepassing van deze wet alsmede kosten verbonden aan het indienen van verzoeken als bedoeld in artikel 12 en 14, achtste lid, komen slechts ten laste van de instelling indien deze kosten redelijkerwijs noodzakelijk zijn en de instelling er vooraf van in kennis is gesteld dat dergelijke kosten zullen worden gemaakt.
Artikel 7
1. De instelling stelt de cliƫntenraad in de gelegenheid advies uit te brengen over elk door haar voorgenomen besluit inzake:
a. een wijziging van de doelstelling of de grondslag van de instelling;
b. een fusie of duurzame samenwerking waarbij de instelling is betrokken;
c. een overdracht van de zeggenschap over de zorg of een onderdeel daarvan;
d. een gehele of gedeeltelijke beƫindiging dan wel een belangrijke uitbreiding van de zorgverlening;
e. een belangrijke wijziging in de organisatie van de zorgverlening;
f. een profielschets voor de benoeming van de leden van het toezichthoudend orgaan en de leden van het bestuur van de instelling;
g. de vaststelling van de begroting en de jaarrekening van de instelling;
h. het algemene huisvestingsbeleid van een instelling die erop is ingericht cliƫnten langdurig te laten verblijven, alsmede een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een instelling waarin deze cliƫnten verblijven, en
i. de selectie en benoeming van personen die leiding geven aan degenen die zorg verlenen aan cliƫnten, indien het een instelling betreft die erop is ingericht cliƫnten langdurig te laten verblijven.
2. Indien de instelling meerdere cliƫntenraden heeft, geldt het eerste lid slechts voor die cliƫntenraad of cliƫntenraden, die ingevolge de medezeggenschapsregeling bevoegd zijn advies over het desbetreffende onderwerp uit te brengen.
3. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat de cliƫntenraad redelijkerwijs genoeg tijd heeft zich een goed oordeel ter zake te vormen en dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.
4. De cliƫntenraad brengt zijn met redenen omkleed advies over een voorgenomen besluit uit binnen een redelijke termijn.
5. De instelling neemt geen van een schriftelijk door de cliƫntenraad uitgebracht advies afwijkend besluit dan nadat daarover, voor zover dat redelijkerwijze mogelijk is, ten minste eenmaal met de cliƫntenraad overleg is gepleegd.
6. De instelling doet van een besluit inzake een onderwerp waarover de cliƫntenraad schriftelijk advies heeft uitgebracht, schriftelijk, en voor zover zij van het advies afwijkt onder opgave van redenen, mededeling aan de cliƫntenraad.
Artikel 8
1. De instelling behoeft de instemming van de cliƫntenraad voor elk door haar voorgenomen besluit inzake:
a. de medezeggenschapsregeling, de regeling, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, alsmede andere voor cliƫnten geldende regelingen;
b. een profielschets voor het benoemen van personen als bedoeld in artikel 15 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;
c. de procedure voor het opstellen en bespreken van zorgplannen;
d. het algemene beleid ter zake van kwaliteit, veiligheid en hygiƫne;
e. het algemene beleid ter zake van de toelating van cliƫnten tot de zorgverlening en beƫindiging daarvan;
f. het algemene beleid ter zake van voedingsaangelegenheden, geestelijke verzorging, recreatiemogelijkheden of ontspanningsactiviteiten en maatschappelijke bijstand, indien het een instelling betreft waarin cliƫnten gedurende het etmaal kunnen verblijven;
g. een sociaal plan voor cliƫnten in geval van een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een instelling die erop is ingericht cliƫnten langdurig te laten verblijven;
h. de inrichting van voor de zorgverlening bestemde ruimtes bij ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een instelling die erop is ingericht cliƫnten langdurig te laten verblijven, en
i. de selectie en benoeming van personen die de cliƫntenraad de onafhankelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 6, derde lid, zullen verlenen.
2. Indien de instelling meerdere cliƫntenraden heeft, geldt het eerste lid slechts voor die cliƫntenraad of cliƫntenraden, die ingevolge de medezeggenschapsregeling bevoegd zijn om met het desbetreffende voorgenomen besluit in te stemmen.
3. De instelling legt het te nemen besluit schriftelijk aan de cliƫntenraad voor op een zodanig tijdstip dat de cliƫntenraad redelijkerwijs genoeg tijd heeft zich een goed oordeel ter zake te vormen.
4. De cliƫntenraad onthoudt zijn instemming niet dan nadat daarover, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, ten minste eenmaal met de instelling overleg is gepleegd. De cliƫntenraad deelt zijn beslissing zo spoedig mogelijk schriftelijk, in geval van het onthouden van de instemming met redenen omkleed, aan de instelling mee.
5. Zo spoedig mogelijk na het ontvangen van de beslissing van de cliƫntenraad geeft de instelling daar een reactie op.
6. Indien de instelling voor het voorgenomen besluit geen instemming van de cliƫntenraad heeft verkregen, kan zij de commissie van vertrouwenslieden toestemming vragen om het besluit te nemen. De commissie geeft slechts toestemming indien:
a. de beslissing van de cliƫntenraad om geen instemming te geven onredelijk is, of
b. het voorgenomen besluit van de instelling gevergd wordt om zwaarwegende redenen.
7. Een besluit als bedoeld in het eerste lid, genomen zonder de instemming van de cliƫntenraad of de toestemming van de commissie van vertrouwenslieden is nietig indien de cliƫntenraad tegenover de instelling schriftelijk een beroep op de nietigheid heeft gedaan. De cliƫntenraad kan slechts een beroep op de nietigheid doen binnen een maand nadat de instelling hem haar besluit heeft medegedeeld dan wel, bij gebreke van deze mededeling, de cliƫntenraad is gebleken dat de instelling uitvoering of toepassing geeft aan haar besluit.
8. Indien de medezeggenschapsregeling wordt vastgesteld of gewijzigd en er geen cliƫntenraad is ingesteld of functioneert, behoeft de instelling voor het besluit tot vaststelling of wijziging van de medezeggenschapsregeling de instemming van een representatief te achten delegatie van cliƫnten of hun vertegenwoordigers dan wel van een representatief te achten organisatie van cliƫnten. De betrokken delegatie of organisatie wordt in dat geval voor de toepassing van het derde tot en met zevende lid, en artikel 14, eerste, derde, vierde, achtste en tiende lid, aangemerkt als cliƫntenraad, voor zover het besluiten betreft omtrent de medezeggenschapsregeling.
Artikel 9
1. De cliƫntenraad is bevoegd de instelling ongevraagd te adviseren over onderwerpen die voor de cliƫnten van belang zijn.
2. De instelling besluit zo spoedig mogelijk of zij een ongevraagd advies zal volgen. Indien zij voornemens is een van een schriftelijk advies afwijkend besluit te nemen, overlegt zij daarover, voor zover dat redelijkerwijze mogelijk is, ten minste eenmaal met de cliƫntenraad.
3. De instelling doet van een besluit inzake een onderwerp waarover de cliƫntenraad schriftelijk advies heeft uitgebracht, schriftelijk, en voor zover zij van het advies afwijkt en de cliƫntenraad daar niet mee heeft ingestemd, onder opgave van redenen, mededeling aan de cliƫntenraad.
4. Indien de instelling zonder dat de cliƫntenraad daarmee heeft ingestemd heeft besloten om een ongevraagd schriftelijk advies over een onderwerp als bedoeld in artikel 8, eerste lid, niet of niet geheel uit te voeren, kan:
a. de cliƫntenraad de commissie van vertrouwenslieden verzoeken uit te spreken dat het advies toch dient te worden uitgevoerd, of
b. de instelling de commissie van vertrouwenslieden verzoeken om het door de instelling genomen besluit te bevestigen.
5. De commissie weigert het verzoek, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, dan wel willigt het verzoek, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, in, indien de weigering van de instelling om het advies geheel te volgen redelijk is. Tenzij de commissie van mening is dat het advies in het geheel niet gevolgd hoeft te worden, bepaalt zij tevens welk deel van het advies uitgevoerd dient te worden en wanneer daarmee een aanvang moet zijn gemaakt.
Artikel 10
Een instelling legt in haar statuten of, indien zij geen rechtspersoon is, anderszins schriftelijk vast dat de cliƫntenraad in de gelegenheid wordt gesteld om een bindende voordracht te doen voor de benoeming van ten minste ƩƩn lid van het toezichthoudende orgaan van de instelling.
Artikel 11
1. Het toezichthoudende orgaan van de instelling en de cliƫntenraad overleggen ten minste ƩƩn keer per jaar.
2. Het toezichthoudende orgaan informeert de cliƫntenraad ten minste ƩƩn keer per jaar over hetgeen zij heeft gedaan met de inbreng van de cliƫntenraad in het overleg of de overleggen, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 12
1. De cliĆ«ntenraad van een instelling die een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, kan een verzoek in het kader van het recht van enquĆŖte, bedoeld in afdeling 2 van titel 8 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, indienen bij de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam.
2. De artikelen 345 en 348 tot en met 359 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.
3. De cliƫntenraad die een verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, kan niet worden veroordeeld in de proceskosten voor de behandeling van dat verzoek.
Artikel 13
1. Behalve in het geval, bedoeld in artikel 4, eerste of vierde lid, kan de instelling een cliƫntenraad slechts ontbinden indien deze structureel tekortschiet in de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de cliƫnten wier belangen hij dient te behartigen.
2. Het voornemen om een cliƫntenraad te ontbinden behoeft de instemming van die cliƫntenraad.
3. De instelling legt het voornemen om de cliƫntenraad te ontbinden schriftelijk onder vermelding van de redenen daarvoor aan de cliƫntenraad voor op een zodanig tijdstip dat deze raad redelijkerwijs genoeg tijd heeft om zich een goed oordeel ter zake te vormen.
4. Artikel 8, vierde en vijfde lid, zijn van toepassing op een schriftelijk verzoek tot ontbinding van de cliƫntenraad.
5. Indien de cliƫntenraad zijn instemming aan het voornemen tot ontbinding onthoudt dan wel zich niet houdt aan de verplichting, bedoeld in artikel 8, vierde lid, kan de commissie van vertrouwenslieden op verzoek van de instelling toestemming tot ontbinding van de cliƫntenraad verlenen.
6. Indien een representatief te achten delegatie van cliƫnten of hun vertegenwoordigers van mening is dat de cliƫntenraad ontbonden dient te worden en de instelling en de cliƫntenraad weigeren daaraan hun medewerking te verlenen, kan de commissie van vertrouwenslieden op verzoek van deze delegatie uitspreken dat de instelling de cliƫntenraad dient te ontbinden.
7. De commissie van vertrouwenslieden geeft de toestemming, bedoeld in het vijfde en zesde lid, slechts indien sprake is van de situatie, bedoeld in het eerste lid, en er redelijkerwijs geen andere oplossing is dan ontbinding van de cliƫntenraad.
HOOFDSTUK IV COMMISSIE VAN VERTROUWENSLIEDEN EN TOEZICHT
Artikel 14
1. De instelling, bedoeld in artikel 3, eerste lid, stelt in overeenstemming met de cliƫntenraad of cliƫntenraden een uit drie leden bestaande commissie van vertrouwenslieden in, waarvan een lid door haar wordt aangewezen, een lid door de cliƫntenraad of cliƫntenraden wordt aangewezen en een lid door de beide andere leden wordt aangewezen, of wijst een door een of meer cliƫntenorganisaties en een of meer organisaties van instellingen ingestelde commissie van vertrouwenslieden aan.
2. De commissie van vertrouwenslieden heeft tot taak te bemiddelen en zo nodig een uitspraak te doen.
3. Organisaties als bedoeld in het eerste lid die een commissie van vertrouwenslieden hebben ingesteld, waarborgen dat:
a. een instelling of een cliƫntenraad aan de commissie een geschil kan voorleggen over de uitvoering van de artikelen 3, tweede tot en met negende lid, 4, tweede, derde en vierde lid, 5, tweede tot en met vierde lid, 6, 7, 8, eerste tot en met vijfde, en achtste lid, 9, tweede en derde lid, en 13, eerste tot en met vierde lid, alsmede over de uitvoering van de medezeggenschapsregeling;
b. een instelling aan de commissie kan verzoeken een beslissing te nemen als bedoeld in artikel 8, zesde lid, 9, vierde lid, of 13, vijfde lid;
c. een cliƫntenraad aan de commissie kan verzoeken een beslissing te nemen als bedoeld in artikel 9, vierde lid;
d. een representatief te achten delegatie van cliƫnten of hun vertegenwoordigers aan de commissie kan verzoeken een beslissing te nemen als bedoeld in artikel 13, zesde lid, en
e. een voor een locatie representatief te achten delegatie van cliƫnten of hun vertegenwoordigers aan de commissie een geschil kan voorleggen over de uitvoering van artikel 3, vierde lid.
4. Van een uitspraak of een beslissing van de commissie van vertrouwenslieden kan in beroep worden gekomen bij de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam.
5. Het beroep wordt ingeleid door indiening van een verzoek binnen drie maanden nadat de verzoekende partij van de in het vierde lid bedoelde uitspraak of beslissing op de hoogte is gesteld. De wederpartij wordt van het beroep in kennis gesteld.
6. De ondernemingskamer behandelt het verzoek met de meeste spoed.
7. Tegen een uitspraak van de ondernemingskamer kan geen beroep in cassatie worden ingesteld.
8. Nadat de termijn, bedoeld in het vijfde lid, ongebruikt verlopen is, kan de cliƫntenraad of de representatief te achten delegatie van cliƫnten of hun vertegenwoordigers de ondernemingskamer schriftelijk verzoeken de instelling te bevelen een uitspraak van de commissie van vertrouwenslieden na te leven. Een verzoeker die niet vooraf schriftelijk aan de instelling heeft verzocht te handelen overeenkomstig hetgeen in het verzoekschrift is verzocht en deze daarbij niet een redelijke termijn heeft gegeven om aan dat verzoek te voldoen, wordt niet-ontvankelijk verklaard.
9. De ondernemingskamer kan in haar beslissing aan de instelling de verplichting opleggen bepaalde handelingen te verrichten of na te laten.
10. In rechtsgedingen als bedoeld in het vierde of achtste lid kan de cliƫntenraad niet in de proceskosten worden veroordeeld.
11. De kosten voor het voorleggen van een verzoek als bedoeld in het derde lid, onderdelen d en e, komen voor rekening van de instelling, met uitzondering van de kosten van juridische bijstand indien onderdeel d van toepassing is. In rechtsgedingen als bedoeld in het achtste lid, kan de delegatie, bedoeld in het derde lid, onderdeel d of e, niet in de proceskosten worden veroordeeld.
Artikel 15
1. De ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid zijn belast met het toezicht op de naleving van de artikelen 2, 3, eerste lid, 4, eerste lid, 10 en 14, eerste lid. Zij rapporteren daarover aan Onze Minister.
2. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde in de artikelen, genoemd in het eerste lid.
3. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde verplichting.
HOOFDSTUK V WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN
Artikel 16
De artikelen 4.2.4 tot en met 4.2.12 van de Jeugdwet worden vervangen door:
Artikel 4.2.4
1. De Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 is van overeenkomstige toepassing op jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen.
2. De ingevolge het eerste lid in te stellen cliƫntenraden dienen zowel de belangen van de jeugdigen als die van hun ouders te behartigen.
3. Het eerste lid geldt niet voor een gecertificeerde instelling die tevens een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aanvaarde rechtspersoon is als bedoeld in de artikelen 256, eerste lid, en 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 4.2.5
1. De pleegzorgaanbieder stelt een pleegouderraad in, die binnen het kader van zijn doelstelling de gemeenschappelijke belangen van de pleegouders behartigt. Een pleegzorgaanbieder kan deze verplichting ook nakomen door instelling van een pleegouderraad die voor meer dan Ć©Ć©n door hem in stand gehouden zorgeenheid werkzaam is.
2. De artikelen 1 en 3 tot en met 15 van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor "cliƫntenraad" wordt gelezen "pleegouderraad".
Artikel 17
Indien de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288) in werking treedt voor verzoekprocedures, wordt in artikel 14, achtste lid, tweede zin, van deze wet 'het verzoekschrift' vervangen door: de procesinleiding.
Artikel 18
Artikel 2b, tweede lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliƫnten komt als volgt te luiden:
2. Voordat de zorgaanbieder een Wzd-arts aanwijst, vraagt de zorgaanbieder hierover advies aan de cliƫntenraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018. De artikelen 7, vijfde en zesde lid, en 6, eerste lid, eerste volzin, van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 zijn van toepassing.
Artikel 19
Indien het bij koninklijke boodschap van 30 juni 2009 ingediende voorstel van wet houdende Regels ten aanzien van zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliƫnten; Kamerstukken II 2008/09, 31996, nrs. 1-3 e.v.) tot wet is of wordt verheven en artikel 2b van die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treden als deze wet, wordt artikel 2b, tweede lid, van die wet vervangen door:
2. Voordat de zorgaanbieder een Wzd-arts aanwijst, vraagt de zorgaanbieder hierover advies aan de cliƫntenraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018. De artikelen 7, vijfde en zesde lid, en 6, eerste lid, eerste volzin, van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 zijn van toepassing.
Artikel 20
De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2:2, derde lid, komt als volgt te luiden:
2. Voordat de zorgaanbieder het beleidsplan vaststelt, vraagt de zorgaanbieder hierover advies aan de cliƫntenraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018. De artikelen 7, vijfde en zesde lid, en 6, eerste lid, eerste volzin, van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 zijn van toepassing.
B
Artikel 2:3, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. Voordat de zorgaanbieder de geneesheer-directeur aanwijst, vraagt de zorgaanbieder hierover advies aan de cliƫntenraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018. De artikelen 7, vijfde en zesde lid, en 6, eerste lid, eerste volzin, van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 zijn van toepassing.
Artikel 21
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende voorstel van wet houdende Regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg; Kamerstukken II 2009/10, 32399, nrs. 1-3 e.v.) tot wet is of wordt verheven en de artikelen 2:2 en 2:3 van die wet later in werking treden dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treden als deze wet, worden de artikelen 2:2 en 2:3 van die wet als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2:2, derde lid, komt als volgt te luiden:
2. Voordat de zorgaanbieder het beleidsplan vaststelt, vraagt de zorgaanbieder hierover advies aan de cliƫntenraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018. De artikelen 7, vijfde en zesde lid, en 6, eerste lid, eerste volzin, van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 zijn van toepassing.
B
Artikel 2:3, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. Voordat de zorgaanbieder de geneesheer-directeur aanwijst, vraagt de zorgaanbieder hierover advies aan de cliƫntenraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018. De artikelen 7, vijfde en zesde lid, en 6, eerste lid, eerste volzin, van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 zijn van toepassing.
Artikel 22
Artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de Wet toetreding zorgaanbieders komt als volgt te luiden:
d. de bij artikel 3, eerste lid, van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 gestelde eis.
Artikel 23
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 2017 ingediende voorstel van wet houdende Regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders; Kamerstukken II 2016/17, 34767, nrs. 1-3 e.v.) tot wet is of wordt verheven en artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, komt artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van die wet als volgt te luiden:
d. de bij artikel 3, eerste lid, van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018 gestelde eis.
HOOFDSTUK VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 24
De Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen wordt ingetrokken.
Artikel 25
1. De voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aangevangen procedures inzake de naleving van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen zoals die wet luidde tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, worden afgewikkeld overeenkomstig artikel 10 van die wet.
2. Een instelling die betrokken is bij een procedure als bedoeld in het eerste lid en op grond van deze wet niet verplicht is tot het instellen of aanwijzen van een commissie van vertrouwenslieden, houdt een op grond van artikel 10 van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen ingestelde commissie of aanwijzing in stand zolang dat nodig is voor de toepassing van het eerste lid.
3. Een cliƫntenraad die op grond van artikel 2 van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen is ingesteld voor of op de dag, voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt aangemerkt als een cliƫntenraad die is ingesteld op grond van artikel 3, eerste lid.
4. Een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, of artikel 4, tweede lid, die op grond van artikel 2 van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen reeds een medezeggenschapsregeling heeft vastgesteld, stelt binnen zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een medezeggenschapsregeling vast die voldoet aan de in deze wet gestelde eisen. Tot het tijdstip waarop een zodanige regeling is vastgesteld, doch ten hoogste totdat de in de eerste volzin bedoelde zes maanden zijn verstreken, wordt een regeling die is vastgesteld op grond van artikel 2 van de Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen aangemerkt als een medezeggenschapsregeling die voldoet aan de eisen van artikel 3.
Artikel 26
1. De voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aangevangen procedures inzake de naleving van de Jeugdwet zoals die wet luidde tot het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 16 van deze wet, worden afgewikkeld overeenkomstig artikel 4.2.11 van die wet zoals die wet luidde tot het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 16 van deze wet.
2. Een jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling of pleegzorgaanbieder die betrokken is bij een procedure als bedoeld in het eerste lid en op grond van de Jeugdwet zoals deze luidt na inwerkingtreding van artikel 16 van deze wet niet verplicht is tot het instellen of aanwijzen van een commissie van vertrouwenslieden, houdt een op grond van artikel 4.2.11 of de artikelen 4.2.12 juncto 4.2.11 van de Jeugdwet, zoals deze artikelen luidden voor de inwerkingtreding van artikel 16 van deze wet, ingestelde commissie of aanwijzing in stand zolang dat nodig is voor de toepassing van het eerste lid.
3. Een cliƫnten- of pleegouderraad die op grond van paragraaf 4.2.b van de Jeugdwet is ingesteld voor of op de dag, voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 16 van deze wet, wordt aangemerkt als een cliƫnten- respectievelijk pleegouderraad die is ingesteld op grond van artikel 4.2.4 respectievelijk 4.2.5 van de Jeugdwet.
4. Een jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling of pleegzorgaanbieder die voor de inwerkingtreding van artikel 16 van deze wet reeds een medezeggenschapsregeling heeft vastgesteld, stelt binnen zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel een medezeggenschapsregeling vast die voldoet aan de krachtens de artikelen 4.2.4 of 4.2.5 van de Jeugdwet gestelde eisen. Tot het tijdstip waarop een zodanige regeling is vastgesteld, doch ten hoogste totdat de in de eerste volzin bedoelde zes maanden zijn verstreken, wordt een regeling die is vastgesteld voor de inwerkingtreding van artikel 16 van deze wet aangemerkt als een medezeggenschapsregeling die voldoet aan de krachtens de artikelen 4.2.4 of 4.2.5 van de Jeugdwet gestelde eisen.
Artikel 27
Onze Minister voor Medische Zorg zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 28
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 29
Deze wet wordt aangehaald als: Wet medezeggenschap cliƫnten zorginstellingen 2018.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Medische Zorg,
De Minister voor Rechtsbescherming,
De Minister voor Medische Zorg,
De Minister voor Rechtsbescherming,