Grensoverschrijdende samenwerking
Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)
Brief regering
Nummer: 2018D56648, datum: 2018-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32851-53).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
- Communiqué van de eerste regeringsdialoog tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen
- Gezamenlijke verklaring Vlaams-Nederlandse top
- Gebruik en relevantie van statistieken grensoverschrijdende arbeidsmarkt. Evaluatie grensstatistieken
Onderdeel van kamerstukdossier 32851 -53 Grensoverschrijdende samenwerking (GROS).
Onderdeel van zaak 2018Z22209:
- Indiener: R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2018-11-29 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2018-11-29 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-01-17 15:00: Grensoverschrijdende samenwerking (Algemeen overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-01-23 14:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
32 851 Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)
Nr. 53 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2018
Dit kabinet wil werk maken van grensoverschrijdende samenwerking, zo staat in het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). In mijn brief van 20 april jl.1 heb ik de Kamer geïnformeerd over de vier sporen die het kabinet volgt om daar uitvoering aan te geven, te weten 1. het stimuleren van grensoverschrijdende initiatieven, 2. het creëren van de juiste randvoorwaarden, 3. de grensoverschrijdende governance en 4. het benutten van de mogelijkheden van de Benelux en EU.
Met deze brief informeer ik de Kamer, mede namens de Minister van OCW en de staatssecretarissen van EZK en SZW, over de voortgang op deze sporen.
1. Grensoverschrijdende initiatieven
Grensoverschrijdende jongerenevenementen
Ik zet me er in de eerste plaats voor in om grensoverschrijdende initiatieven verder te brengen. Grensregio’s kunnen groeiregio’s worden wanneer de mogelijkheden aan weerszijden van de grens worden benut, bijvoorbeeld om te werken of om onderwijs te volgen. Dit gaat niet vanzelf. Bewoners van de grensregio moeten letterlijk én figuurlijk over de grensdrempel heen. Het vergroten van bekendheid en vertrouwdheid met de buren en de mogelijkheden in de buurlanden helpt hierbij. Dit begint bij de jeugd, hun ouders, leraren, schoolbestuurders, werkgevers etc.
Verschillende partijen – vakdepartementen, euregio’s, provincies, onderwijsinstellingen enz. – pakken hierin al een rol, door middel van buurtaalonderwijs, ondersteuning uit Interreg-middelen van micro-projecten voor sociaal-culturele uitwisseling, het bevorderen van stages en leerwerkplaatsen in het buurland en uitwisseling van scholieren.
Een voorbeeld is Die Tolle Woche die jaarlijks wordt gehouden in Enschede. Tijdens de onlangs gehouden editie van 2018 werd het festival FeierZeit! georganiseerd, met workshops voor Nederlandse en Duitse leerlingen om elkaars taal en cultuur te leren kennen. Een ander initiatief is het project De Lerende Euregio2. Een van de activiteiten die De Lerende Euregio onlangs organiseerde is de Euregionale verkoopwedstrijd. Tijdens deze wedstrijd oefenden zeventig beroepsleerlingen met het te woord staan van een klant van de andere kant van de grens. Op 9 november jl. mocht ik de finale in Kleef aftrappen.
Dergelijke initiatieven, gericht op uitwisseling met de buurlanden en het vergroten van bewustzijn over de mogelijkheden aan de andere kant van de grens, spreken mij zeer aan. Ik wil dan ook voortvarend aan de slag met de uitvoering van de motie-Van der Molen c.s.3 om de uitwisseling tussen jongeren aan weerszijden van de grens via sportieve en culturele evenementen verder te bevorderen.
Met het oog hierop heb ik tijdens de Vlaams-Nederlandse Top en tijdens de regeringsdialoog met Noordrijn-Westfalen ook dit onderwerp aan de orde gesteld. Aan de andere kant van de grens heb ik veel enthousiasme bemerkt om hiermee aan de slag te gaan. Zowel met de Vlaamse Minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel als met de Minister voor Bonds- en Europese Aangelegenheden en Internationale Zaken van Noordrijn-Westfalen heb ik afgesproken om gezamenlijk een concreet plan te maken voor de organisatie van een aantal uitwisselingsevenementen begin volgend jaar. In beide gevallen zoeken we daarbij de samenwerking met organisaties op het gebied van cultuur, sport en jeugd. Tevens zal ik in gesprek gaan met onder meer euregio’s, overheden en andere organisaties om te bezien hoe bestaande grensoverschrijdende uitwisselingsinitiatieven voor jongeren op het gebied van sport en cultuur verder ondersteund kunnen worden.
Regio Deals
Een ander instrument om grensoverschrijdende initiatieven te kunnen stimuleren is de Regio Envelop, waarmee het kabinet investeert in regio’s. De Minister van LNV heeft 16 november jl. mede namens de Minister van BZK bekend gemaakt welke regio’s door het Kabinet zijn geselecteerd uit de 88 aangedragen voorstellen voor Regio Deals4. Uitgangspunt bij de Regio Deals is de versterking van de brede welvaart in de regio zelf door middel van een integrale aanpak. Bij vier van de twaalf voorstellen voor Regio Deals die door het kabinet zijn gehonoreerd speelt grensoverschrijdende samenwerking een rol.
Het te vormen partnerschap voor Zuid- en Oost-Drenthe is vooral gericht op het geven van een sociaaleconomische impuls aan de regio. Projecten met betrekking tot wonen, werken en leven moeten resulteren in woningen en voorzieningen die beter zijn toegesneden op veranderende behoeften, een versterkte uitgangspositie voor de (maak)industrie, een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Daarbij wordt ook over de grens met Duitsland gekeken. Voor deze Regio Deal wordt voor Zuid- en Oost-Drenthe maximaal 20 miljoen euro beschikbaar gesteld.
In Twente richt het te vormen partnerschap zich vooral op maatregelen die de Twentse voorloopfunctie op hightech-gebied ondersteunen. Investeringen in bijvoorbeeld het aantrekken en behouden van hoog- en laagopgeleid talent zijn (of investeren is) hierin noodzakelijk. Hierbij wordt de samenwerking met Duitse partners nadrukkelijk benut. Voor deze Regio Deal is maximaal 30 miljoen euro gereserveerd.
De Regio Deal voor de Achterhoek zal met name gericht zijn op het toekomstbestendig maken van de regionale economie, woningvoorraad, voorzieningen, bereikbaarheid, landbouw en het tegengaan van ondermijnende criminaliteit. Voor het realiseren van de doelstellingen wordt samengewerkt met Duitse partners. Er is maximaal 20 miljoen euro beschikbaar gesteld voor deze Regio Deal.
Voor het te vormen partnerschap met Parkstad Limburg wil het Rijk met een brede coalitie in de regio afspraken maken om samen met de inwoners een duurzame en levenskrachtige regio te realiseren. Hierbij wordt ook voortgebouwd op de samenwerking met regio Aken. Om bovengenoemde ambities te realiseren is er maximaal 40 miljoen euro voor Parkstad Limburg beschikbaar gesteld.
De komende maanden gaan het Rijk en de geselecteerde regio’s in gesprek om de voorstellen nader uit te werken. Hierbij maken we inzichtelijk welke concrete afspraken worden gemaakt ten aanzien van de doelen, aanpak, resultaten en hoe de gelden uit de Regio Envelop definitief zullen worden gealloceerd. Streven is om uiterlijk in het voorjaar van 2019 alle deals getekend te hebben. BZK levert bij de uitwerking van de deals, met name ook die in de grensregio’s, een actieve inbreng en zal zich ervoor inzetten om de kansen voor grensoverschrijdende samenwerking in de partnerschappen te benutten.
2. Randvoorwaarden en grensbarrières
Om grensoverschrijdende initiatieven mogelijk te maken, is het van belang om de juiste randvoorwaarden te creëren en grensbarrières te slechten. Hieronder ga ik in op de stappen die op dit spoor worden gezet met betrekking tot grensinformatie, grensstatistieken, de aandacht voor grenseffecten en diploma-erkenning.
Grensinformatie
Naast de eerdergenoemde grensbelemmering is volgens het CPB5 ook een goede informatievoorziening van belang om mensen over de grens heen te helpen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om informatie over de mogelijkheden die er zijn aan de andere kant van de grens zijn om te studeren, te werken of gebruik te maken van voorzieningen. Een goede informatievoorziening is daarom een belangrijke randvoorwaarde voor grensoverschrijdende samenwerking en activiteiten.
De Grensinformatiepunten spelen in deze grensoverschrijdende informatievoorziening een belangrijke rol. Over de structurele financiering van de grensinformatiepunten heeft de Staatssecretaris van SZW de Kamer geïnformeerd in haar brief van 20 september 2018.6 Ook tijdens de top met Noordrijn-Westfalen heb ik gesproken over de financiering van de grensinformatiepunten. De regering van Noordrijn-Westfalen heeft toegezegd te zorgen voor structurele financiering.
Ik ben verheugd over de voortgang van de afspraken met regionale overheden en buurlanden over de structurele financiering die ervoor zorgt dat het voortbestaan van de grensinformatiepunten ook op de lange termijn zeker is gesteld. Nedersaksen heeft tot dusverre geen structurele financiering toegezegd. Ik zal daarom de gesprekken met Nedersaksen inzake de financiering van de grensinformatiestructuur voortzetten.
Grensstatistieken
Informatie is ook nodig om beleidsmakers handvatten te bieden om te bepalen waar kansen liggen en daar hun beleid op te richten. Grensstatistieken kunnen ook scholen en werkgevers helpen om het inzicht in de mogelijkheden te vergroten en daar bijvoorbeeld het onderwijs curriculum of wervingsactiviteiten op aan te passen. Het kabinet vindt het daarom van belang dat er juiste data beschikbaar zijn voor met name gemeenten, provincies en euregionale samenwerkingsverbanden in de grensregio, zodat zij beter in staat zijn om bijvoorbeeld de mogelijkheden voor grensoverschrijdende mobiliteit van werkzoekenden te bevorderen.
De Ministeries van BZK, EZK en SZW hebben, ter uitvoering van een toezegging van mijn ambtsvoorganger in het AO van 15 februari 2017 (Kamerstuk 32 851, nr. 34), opdracht gegeven voor een evaluatie van de grensstatistiekonderzoeken zoals die zijn uitgevoerd door het CBS en de statistiekbureaus van de buurlanden. Centraal staat daarbij de vraag wat de onderzoeken hebben opgeleverd en in hoeverre de in de onderzoeken gebruikte indicatoren bijdragen aan het ontwikkelen van doeltreffend (regionaal) grensoverschrijdend arbeidsmarktbeleid. De evaluatie is gereedgekomen en treft u bijgaand aan7.
Uit de evaluatie blijkt dat de uitgevoerde onderzoeken naar grensstatistieken een goede inkijk geven in overeenkomsten en verschillen van de arbeidsmarkten aan weerszijden van de landsgrens. Op dit moment worden statistieken nog weinig gebruikt in het vormgeven van beleid. De hoofdoorzaak daarvan is dat de data structureler en meer regionaal gedetailleerd beschikbaar zouden moeten zijn. Goede beschikbaarheid, het juiste detailniveau en vergelijkbaarheid zijn de randvoorwaarden om het potentieel van de grensstatistieken te benutten.
Het kabinet zet zich daarom de komende periode in om met relevante stakeholders aan beide zijden van de grens afspraken te maken om statistieken met het juiste detailniveau gestructureerd en structureel te realiseren. Op die wijze brengen we de verantwoordelijke regionale arbeidsmarktpartijen in de positie om grensoverschrijdende marktbewerkingsplannen, zoals ook geformuleerd in de Actieagenda Grensoverschrijdende Economie en Arbeid (actiepunt 7), op te kunnen stellen en goed te onderhouden.
Grenseffecten
Het kabinet vindt het van belang om bij nieuwe wet- en regelgeving de grenseffecten in voldoende mate in de afwegingen te betrekken. In mijn brief van 20 april 2018 heb ik aangekondigd, dat ik zal bezien hoe expertise kan worden ingeschakeld in een aantal concrete beleidscasussen, teneinde grenseffecten in een aantal gevallen vroegtijdig te identificeren.8 Hieronder ga ik in op de wijze waarop ik dit wil doen. Daarmee geef ik tevens uitvoering aan de motie-Van der Molen c.s.9
Ik wil vooropstellen dat het van belang is om gericht te werk te gaan; in lang niet alle wet- en regelgeving zijn grenseffecten aan de orde. Om onnodige bureaucratie te voorkomen is het kabinet dan ook geen voorstander van een grenseffectentoets voor alle nieuwe voorstellen voor beleid en regelgeving. Ik vind het van belang dat het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) goed wordt toegepast en dus ook de gevolgen voor grensregio’s inzichtelijk gemaakt worden, wanneer deze aan de orde zijn. Ik neem vanuit mijn coördinerende rol voor grensoverschrijdende samenwerking de verantwoordelijkheid om meer aandacht te creëren voor grenseffecten via onderstaande werkwijze.
Uitgangspunt blijft dat het aan het verantwoordelijke departement is om de grenseffecten beter inzichtelijk te maken. In overleg met andere ministeries en met inschakeling van externe expertise, zal ik een leidraad opstellen, waarmee bevorderd wordt dat bij voorgenomen beleid en regelgeving ook aandacht is voor grenseffecten en deze, wanneer aan de orde, inzichtelijk worden gemaakt. Deze leidraad zal ter ondersteuning van beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen (die effecten in beeld moeten brengen) als hulpmiddel tevens een plek krijgen in het IAK (www.naarhetiak.nl). De leidraad biedt ook het Ministerie van BZK meer houvast om, op het moment dat het Ministerie van BZK voorstellen voor nieuw beleid en regelgeving toetst op de gevolgen voor interbestuurlijke verhoudingen, in te kunnen schatten of er voldoende aandacht is voor de gevolgen voor grensregio’s. Als daarbij zorgen zijn dat potentiële grenseffecten nog niet (voldoende) in de toelichting bij het voorstel inzichtelijk gemaakt zijn, zal met het voor het voorstel verantwoordelijke departement worden besproken hoe deze mogelijke grenseffecten tijdig beter in beeld kunnen worden gebracht.
Om te bevorderen dat er bij de totstandkoming van nieuw beleid en regelgeving vroegtijdig aandacht is voor eventuele grenseffecten, zal daarnaast het Ministerie van BZK een halfjaarlijkse ronde langs departementen houden om dossiers te identificeren waar significante grenseffecten aan de orde zijn. Waar nodig kunnen de verantwoordelijke departementen en BZK in overleg besluiten om verdiepend onderzoek uit te voeren naar vermeende grenseffecten. Daarbij kunnen zij, wederom in overleg, besluiten om zich te laten ondersteunen door externe expertise.
Bij bovenstaande werkwijze hoort ten slotte ook een ordentelijke evaluatie om vast te kunnen stellen of de leidraad en de beschreven werkwijze daadwerkelijk behulpzaam zijn om een beter zicht te krijgen op grenseffecten. Ik zal daarom twee jaar na start van deze werkwijze een externe evaluatie laten uitvoeren. Het blijft overigens goed om te beseffen dat het inzichtelijk maken van meer potentiële grenseffecten niet betekent dat bij afwegingen mogelijke grenseffecten altijd van doorslaggevende betekenis zijn.
Diploma-erkenning
Ook diploma-erkenning is een belangrijke randvoorwaarde om te kunnen werken aan de andere kant van de grens. De Minister van Onderwijs wil in Benelux-verband tot afspraken komen over een vereenvoudiging van de erkenning en waardering van mbo-diploma’s tussen de lidstaten en Noordrijn-Westfalen. Doordat de uitwerking van de Europese richtlijn voor de erkenning van beroepskwalificaties in nationale wetgeving is neergeslagen, zijn er verschillen in de wijze van erkenning. Streven is daar binnen de Benelux meer eenheid in te krijgen. De aanwezigheid van Noordrijn-Westfalen is daarbij van groot belang.
In dit verband zal tevens met Noordrijn-Westfalen besproken worden hoe een impuls te geven aan het opstellen van (door beide landen) geautoriseerde beschrijvingen van beroepen en beroepskwalificaties, die werkgevers in Nederland en Duitsland informatie bieden over de kennis en kunde van (potentiële) werknemers uit het buurland. Ook de roadmaps en factsheets die inzicht verschaffen in de erkenningsprocedure van een drietal kansrijke beroepen in België, Nederland en Duitsland die in het kader van het mede door de Europese Unie en het Ministerie van OCW gefinancierde B-solutionsproject worden opgesteld, dragen bij aan het vergroten van de transparantie op het gebied van diploma-erkenning. Dit pilotproject zal in de tweede helft van 2019 worden afgerond. Met genoemde acties wordt uitvoering gegeven aan de motie Van der Graaf c.s.10
3. Governance
Voor grensoverschrijdende initiatieven en het wegnemen van knelpunten vormt een goed functionerende governance ook een belangrijke voorwaarde. Over de vernieuwde inrichting van de governance met de buurlanden heb ik de Kamer in september jl. geïnformeerd.11 Recent zijn ook de eerste regioverbinders voor grensoverschrijdende samenwerking van start gegaan – zij werken vanuit de grensprovincies een deel van hun tijd in Den Haag met hun departementale collega’s aan grensoverschrijdende opgaven.
Overleg op regeringsniveau op regelmatige basis is een belangrijk onderdeel van de grensoverschrijdende governance. Afgelopen maandag 19 november 2018 vond de eerste Nederlands-Noordrijn-Westfaalse regeringsontmoeting plaats. Twee weken eerder vond de vierde Vlaams-Nederlandse Top plaats. Dat waren vruchtbare regeringsontmoetingen, waarbij door de aanwezige bewindspersonen afspraken zijn gemaakt over grensoverschrijdende samenwerking op diverse terreinen, zoals mobiliteit, onderwijs, cultuur, economie en de grensoverschrijdende informatievoorziening. De governancestructuren met Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen zijn tijdens deze regeringsontmoetingen bekrachtigd. De tijdens de regeringsontmoetingen gemaakte afspraken concretiseren de ambities die de regeringen daarover in hun regeerakkoorden hebben verwoord. De wederzijdse regeringsverklaringen die na de regeringsontmoetingen zijn gepubliceerd treft u als bijlage aan12. Er is tijdens de regeringsdialoog met Noordrijn-Westfalen afgesproken dat er in het voorjaar van 2019 een grenslandconferentie zal plaatsvinden in Venlo.
4. EU en Benelux
Het benutten van de instrumenten van EU en Benelux vormt het vierde spoor van de kabinetsinzet op grensoverschrijdende samenwerking. Het vernieuwde Benelux-verdrag, dat op 1 januari 2019 voor Nederland in werking treedt, biedt nieuwe mogelijkheden voor intensievere samenwerking, ook met de buurlanden van de Benelux, waaronder Duitsland13.
Juridisch grensinstrumentarium
Grensbelemmeringen ontstaan mede door toedoen van verschillen in wetgeving. De governancestructuren bieden het aangewezen kader om daar als buurlanden en verschillende overheidslagen met elkaar over in gesprek te gaan. Tegelijk wordt gezocht naar instrumenten die daarbij kunnen helpen om knelpunten uit de weg te ruimen.
Tijdens de Vlaams-Nederlandse Top kwam in dat kader onder meer de havenfusie van Gent en Zeeland Seaports aan de orde. Het lijkt aannemelijk dat deze fusie de verschillen die er tussen beide landen zijn verder inzichtelijk zal maken. Samen met de provincie Zeeland heb ik onlangs opdracht gegeven voor een inventarisatie naar de belemmeringen die er nu opkomen in dit gebied.14 De inventarisatie zal eind 2018 gereed zijn. Met de Minister-President van Vlaanderen heb ik afgesproken om, zodra de lopende inventarisatie is afgerond, een gezamenlijke studie in gang te zetten naar welke mogelijkheden er zijn om de belemmeringen aan te pakken. Daarbij kan gedacht worden aan de toepassing van oplossingen zoals die in de Benelux-samenwerking al zijn afgesproken en toegepast bij de Albertknoop (geluidshinderwetgeving voor grensoverschrijdende bedrijventerrein bij Maastricht-Lanaken) en de toepassing van grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden als Benelux Groeperingen voor Territoriale Samenwerking (BGTS), waarbij ook bepaalde bevoegdheden aan het samenwerkingsverband kunnen worden overgeheveld.
Ook een traject van experimentwetgeving aan beide zijden van de grens, zodat een grensoverschrijdend gebied ontstaat waar voor een specifiek onderwerp één set regels geldt, kan als onderdeel van de studie verder onderzocht worden.
Het voorstel van de Europese Commissie waarbij de wetgeving van buurlanden kan worden toegepast, is in mijn ogen niet de meest voor hand liggende route, zoals ik in het aan de Kamer verzonden BNC-fiche over deze verordening heb vermeld.15 Zoals aangegeven in mijn antwoord op schriftelijke vragen over deze verordening16, zal de Kamer via de gebruikelijke kanalen worden geïnformeerd over de voortgang van de Europese onderhandelingen over dit voorstel van de Europese Commissie.
Tot slot
In deze brief ben ik ingegaan op de vier sporen van het kabinetsbeleid voor grensoverschrijdende samenwerking: grensoverschrijdende initiatieven, randvoorwaarden, governance en EU en Benelux, en op de stappen die op deze sporen zijn gezet en de komende tijd zullen worden gezet. De bereidheid die ik ervaar om daarin samen op te trekken, zowel in de grensregio en bij de buurlanden als bij de departementen, vormt daarbij een belangrijke basis.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Kamerstuk 32 851, nr. 38.↩︎
Een samenwerkingsverband van Regionale Opleidingscentra (ROC’s) en Berufskollegen in Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen.↩︎
Kamerstuk 35 000 VII, nr. 21↩︎
Kamerstuk 29 697, nr. 56↩︎
https://www.cpb.nl/publicatie/de-arbeidsmarkt-aan-de-grens-met-en-zonder-grensbelemmeringen↩︎
Kamerstuk 32 851, nr. 52↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
Kamerstuk 32 851, nr. 38↩︎
Kamerstuk 32 851, nr. 46↩︎
Kamerstuk 32 851, nr. 41↩︎
Kamerstuk 32 851, nr. 51↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
De ruime toepassingsmogelijkheden van dit verdrag zijn uiteengezet in Kamerstuk 35 021, nr. 1.↩︎
Kamerstuk 32 851, nr. 47↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 2694↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 632↩︎