[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 19 november 2018

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Brief regering

Nummer: 2018D56709, datum: 2018-11-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-1932).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-1932 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .

Onderdeel van zaak 2018Z22235:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1932 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2018

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Defensie, het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 19 november 2018.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 19 NOVEMBER 2018

Centraal-Azië

De Raad sprak over Centraal-Azië ter voorbereiding op de EU-Centraal-Azië Ministeriële bijeenkomst van 23 november.

De Hoge Vertegenwoordiger stond stil bij de rol die Centraal-Azië in regionale en wereldwijde kwesties speelt. De Commissie stelde in de nieuwe EU-strategie voor Centraal-Azië een link te zullen leggen met de recent gepubliceerde EU-strategie voor connectiviteit met Azië.

Op verzoek van enkele lidstaten zal de EU-strategie voor Centraal-Azië spoedig worden afgerond. Inzet is om de strategie begin 2019 te presenteren. Roemenië gaf aan dat deze strategie een prioriteit is tijdens zijn voorzitterschap van de EU (eerste helft 2019) en kondigde aan in april 2019 hierover een conferentie te zullen organiseren.

Bosnië en Herzegovina

De Raad sprak over de actuele ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina, naar aanleiding van de verkiezingen van 7 oktober jl. De Hoge Vertegenwoordiger benadrukte het belang van een spoedige formatie van een regering in Bosnië-Herzegovina, zodat de hervormingen kunnen worden hervat.

Nederland benadrukte het belang van een effectieve regering en parlement ten behoeve van stabiliteit en hervormingen, zodat het land zich verder kan ontwikkelen in de richting van EU-normen. Nederland riep daarnaast de EU en de lidstaten op zich uit te blijven spreken tegen polarisatie, etno-nationalistische en revisionistische retoriek, segregatie in het onderwijs en pogingen om de implementatie van het Sejdic-Finci-arrest van het Europees Hof van de Rechten van de Mens, dat het passieve kiesrecht voor alle burgers gelijkstelt, onmogelijk te maken.

Andere lidstaten deelden de zorgen over de ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina en spraken zich uit langs dezelfde lijnen. De Hoge Vertegenwoordiger concludeerde dat 2019 een cruciaal jaar wordt voor Bosnië-Herzegovina en andere landen in de regio. De RBZ zal naar verwachting tijdens de eerstvolgende bijeenkomst op 10 december over de bredere ontwikkelingen in de Westelijke Balkan regio spreken.

Oekraïne

Tijdens de discussie over Oekraïne onderstreepte de Hoge Vertegenwoordiger het belang van EU-steun aan Oekraïne, en ging zij tevens in op de laatste ontwikkelingen rondom de toenemende Russische militaire aanwezigheid in de Zee van Azov en de door Rusland gesteunde «verkiezingen» in de zelfverklaarde volksrepublieken Donetsk en Luhansk op 11 november jl. Lidstaten waren eensgezind over de noodzaak van volledige implementatie van de Minsk-akkoorden. Er was brede overeenstemming dat de zogenoemde «verkiezingen» tegen de letter en geest van de Minsk-akkoorden ingingen.

Een aantal lidstaten uitte zorgen over de situatie in de Zee van Azov. De Hoge Vertegenwoordiger benadrukte dat de Russische controles van handelsschepen niet enkel de Oekraïense, maar ook de Europese handelsbelangen schaden. Zij zegde toe op korte termijn terug te komen met een voorstel voor een gezamenlijke EU-respons op deze ontwikkelingen. Daarnaast kondigde de Commissie aan aanvullende steun vrij te maken ter ondersteuning van de economisch getroffen gebieden rond de Zee van Azov.

Tot slot benadrukten meerdere lidstaten, waaronder Nederland, de noodzaak voor Oekraïne om voortgang te maken met de hervormingsagenda, in het bijzonder ten aanzien van corruptiebestrijding.

Iran

De Raad sprak over Iran en de Europese inspanningen om het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) te bestendigen. Het behoud van het JCPOA is van groot belang voor de Nederlandse en Europese veiligheid. Onder leiding van de Hoge Vertegenwoordiger en de «E3» (Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland) wordt gewerkt aan een Special Purpose Vehicle (SPV) om het betalingsverkeer tussen Iran en de EU te blijven faciliteren nadat de Verenigde Staten op 5 november opnieuw economische sancties tegen Iran instelde. Het SPV vergt nog nadere technische uitwerking. De E3 sprak de hoop uit dat het SPV voor het eind van het jaar operationeel wordt. Hiermee komt het kabinet tegemoet aan de toezegging die tijdens het Algemeen Overleg over Handel d.d. 15 november hierover is gedaan.

Ook is gesproken over de verijdelde (moord)aanslagen in Denemarken en Frankrijk. De Raad sprak solidariteit uit met beide landen. Een brede groep lidstaten, waaronder Nederland, pleitte ervoor op korte termijn verder te spreken over deze zorgelijke ontwikkelingen.

Jemen

De Raad sprak tevens over de zorgwekkende situatie in Jemen. De Raad was unaniem in haar steun voor het door VN-gezant Griffiths geleide proces en de andere vereisten zoals door het VN-kantoor voor de coördinatie van humanitaire hulp (OCHA) gesteld, namelijk een humanitair staakt-het-vuren, garanderen van toegang voor humanitaire hulpgoederen, een geldinjectie door de Centrale Bank en meer donorgeld voor humanitaire hulp.

Conform de inzet in de VN-Veiligheidsraad van 16 november in het kader van de onderhandelingen over een nieuwe resolutie inzake Jemen herhaalde Nederland zijn oproep in de Raad voor een volledige stopzetting van wapenleveranties aan alle strijdende partijen. Hiervoor bleek opnieuw onvoldoende steun. Ook in de Veiligheidsraad steunde geen van de andere leden deze benadering. Het kabinet geeft met deze oproep invulling aan de uitvoering van de motie-Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1924).

Mede op aandringen van Nederland werd ook gesproken over de zaak-Khashoggi. De Raad heeft de moord op Jamal Khashoggi in het consulaat van Saoedi-Arabië in Istanbul in stevige bewoordingen veroordeeld. De Raad riep de Saoedische autoriteiten op tot het verlenen van volledige medewerking aan het onderzoek van de Turkse autoriteiten. De Saoedische autoriteiten stelden ook een eigen onderzoek in. Duitsland heeft visumrestricties opgelegd aan 18 betrokkenen bij de moord op Khashoggi tegen wie de VS enkele dagen eerder sancties afkondigde. Deze visumrestricties zijn via het Schengen informatiesysteem (SiS) automatisch in het hele Schengengebied van kracht.

Pakistan

De Raad sprak zich eensgezind uit over het belang van het respect voor de rechtsstaat en het beschermen en bevorderen van mensenrechten. De Raad benadrukte daarbij in het bijzonder het belang van vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst in Pakistan. Daarnaast sprak de Raad zich sterk uit tegen misbruik van de blasfemiewetgeving. Nederland heeft zich hier met succes voor ingespannen.

Sancties

Nederland vroeg tijdens de Raad aandacht voor het expertseminar op 20 november in Den Haag over een wereldwijd EU-mensenrechtensanctieregime (EU Global Human Rights Sanctions Regime). Tijdens dit seminar werden met experts uit alle EU-lidstaten, de VS en Canada verkennende gesprekken gevoerd over de vraag hoe een dergelijk sanctieregime er in de praktijk uit zou moeten zien. Het verslag van dit seminar is uw Kamer separaat toegegaan.

Daarnaast wees Nederland op het belang van voortgang ten aanzien van de uitwerking van een EU thematisch cybersanctieregime.

Gezamenlijk deel over veiligheid en defensie (incl. EPF)

De Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie spraken in een gezamenlijke bijeenkomst over de implementatie van de EU Global Strategy op het gebied van veiligheid en defensie. De Hoge Vertegenwoordiger, de Commissie en de lidstaten verwelkomden de voortgang en resultaten die de afgelopen twee jaar zijn behaald en benadrukten het belang van coherentie, goede samenwerking met partners buiten de Unie en een pragmatische aanpak met voldoende aandacht voor concrete resultaten.

Duitsland en Frankrijk gaven een toelichting op recente uitspraken over een «Europees leger», waarbij zij benadrukten dat de NAVO de hoeksteen blijft van de collectieve verdediging van de Unie. Zij wezen ook op de grotere verantwoordelijkheid die de EU moet nemen voor haar eigen veiligheid en defensie. Nederland en een aantal andere lidstaten benadrukten het belang van goede samenwerking tussen de EU en de NAVO en dat het erom gaat de EU op »een dusdanige manier te versterken dat die ook de NAVO ten goede komt. Nederland pleitte verder voor een pragmatische versterking van de Europese defensiesamenwerking, die vooral gericht moet zijn op concrete resultaten. Tot slot bracht Nederland de wens in om in een volgende Raad te komen tot een meer diepgaande discussie over de betekenis van het concept Europese strategische autonomie teneinde met elkaar de toekomst van de Europese defensiesamenwerking nader te definiëren.

PESCO

De Raad nam een besluit over zeventien nieuwe PESCO-projecten, die goed inspelen op EU-behoeftes en capaciteiten. Daarnaast benadrukten vrijwel alle lidstaten het belang van een spoedig Raadsbesluit over deelname van derde landen aan PESCO-projecten. Een grote groep van lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepten daarbij het praktische en politieke potentieel van deelname van derde landen aan PESCO-projecten en drongen aan op een pragmatische, flexibele aanpak. Nederland en een aantal andere lidstaten spraken zich daarbij nadrukkelijk uit voor een inclusieve benadering, die openstaat voor derde landen.

Het kabinet maakt hierbij van de gelegenheid gebruik uw Kamer te informeren over de nieuwe projecten waaraan Nederland zal deelnemen naar aanleiding van de toezegging tijdens het Algemeen Overleg over de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 15 november jl. Nederland zal deelnemen aan twee nieuwe projecten: Unmanned Ground Systems en Co-basing. Het project Unmanned Ground Systems betreft de ontwikkeling van een modulair onbemand grondsysteem dat autonoom kan opereren op het gebied van het transport van onder andere fire-support en intelligence & surveillance equipment. Het project Co-basing is gericht op de verbetering van de militaire inzetbaarheid van participerende lidstaten door beschikbare bases en steunpunten voor nationale en multinationale operaties in kaart te brengen, deze ter beschikking te stellen aan de participerende lidstaten en de daarvoor benodigde wet- en regelgeving en financiële verrekening op voorhand vast te leggen. De nadruk zal hierbij liggen op overzeese gebiedsdelen en de «global commons». Dit project is vanuit het European Intervention Initiative (EI2) vormgegeven en is vervolgens in PESCO ingebracht. Daarmee is de door verschillende lidstaten gewenste verbinding tussen PESCO en EI2 concreet gemaakt.

Europese Vredesfaciliteit (European Peace Facility)

Vrijwel alle lidstaten intervenieerden over het voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger voor een Europese Vredesfaciliteit (EPF). Een meerderheid van lidstaten had een positieve grondhouding, maar gaf ook aan serieuze vraagtekens te hebben over de reikwijdte, de hoogte van het bedrag en de governance van het fonds.

Het voorgestelde plafond is gebaseerd op een grotere ambitie van de EU op het gebied van veiligheid en defensie en het samenvoegen van verschillende financieringsinstrumenten. Zo wordt onder het voorstel de reikwijdte van het Athena-mechanimse vergroot en de huidige African Peace Facility (APF) verbreed tot een wereldwijd instrument. Daarnaast biedt de EPF nieuwe mogelijkheden voor de financiering van capaciteitsopbouw van militaire actoren. De gezamenlijke uitgaven voor Athena en APF fluctueren volgens het voorstel tussen de 250 miljoen en 500 miljoen euro per jaar onder het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK). Het voorstel betreft dus een aanzienlijke verhoging. Hoewel het hier om een uitgavenplafond gaat, vindt Nederland dit voorgestelde plafond te hoog. Nederland streeft naar een realistische omvang en wil bestedingsdruk vermijden. Nederland heeft ook gewezen op het belang dat waar mogelijk zo veel mogelijk activiteiten binnen de begroting van de Unie worden gefinancierd. Lidstaten concludeerden dat de financiële aspecten van de EPF zullen worden besproken in de context van de onderhandelingen over het nieuwe MFK. Daarbij is ook het belang van synergie met andere externe EU-financieringsinstrumenten benadrukt. Voorts benadrukten verschillende lidstaten dat de EPF niet ten koste moet gaan van de inzet van de EU in Afrika. Daarnaast onderstreepte de Raad dat de governance van de EPF de bevoegdheid en de rol van lidstaten op het gebied van het GBVB volledig dient te respecteren en dat elke te financieren actie onder de EPF vooraf zal moeten gaan door een besluit van de Raad hierover. Met deze informatie over het krachtenveld, de financiële onderbouwing en de governance ten aanzien van het voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger voor een EPF komt het kabinet tegemoet aan de toezegging die is gedaan tijdens het Algemeen Overleg over de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 15 november jl.

Europees Defensiefonds

Lidstaten namen een Raadspositie aan over de verordening over het Europees Defensiefonds (EDF). Verschillende lidstaten stonden stil bij de komende onderhandelingen met het Europees parlement. Het fonds stimuleert lidstaten om meer samen te werken op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van defensiecapaciteiten en kan een belangrijke rol spelen bij het versterken van de interoperabiliteit van de verschillende Europese krijgsmachten. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, wezen op het belang dat het midden- en kleinbedrijf kan profiteren van projecten onder het EDF.

Military Planning and Conduct Capability

De Raad ging akkoord met een beperkte doorontwikkeling van de Military Planning and Conduct Capability (MPCC). Hiermee kan meer samenhang tussen de inzet van zowel civiele als militaire instrumenten vanuit de EU worden bewerkstelligd. Een aantal lidstaten wees in dit kader ook op het belang van goede samenwerking tussen de commandostructuren van de EU en de NAVO.

Civiel GVDB

De Raad nam ook een besluit over een compact voor civiel GVDB. Verschillende lidstaten wezen op het belang dat de EU zich moet kunnen bedienen van een zo breed mogelijk instrumentarium om hedendaagse conflicten het hoofd te kunnen bieden, inclusief civiele instrumenten. Het compact is erop gericht de preventieve en stabiliserende rol van de EU te versterken. Een aantal lidstaten noemde ook het belang goed te communiceren over het belang en de ontwikkelingen ten aanzien van civiel GVDB.

Overig

Verlenging Nederlandse bijdrage aan missies in het Midden-Oosten

Het kabinet maakt van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over het besluit de Nederlandse personele bijdrage aan European Union Co-Ordinating Office for Palestinian Police Support (EUPOL COPPS), European Border Assistance Mission (EUBAM) Rafah, United Nations Disengagement Observer Force (UNDOF) en United Nations interim- Force in Lebanon (UNIFIL) te verlengen tot en met 31 juli 2021. De Nederlandse personele bijdrage aan EUPOL COPPS wordt voortgezet met vijf civiele experts. Nederland zal een beperkte personele bijdrage (ongeveer 3 personen) leveren aan de slapende EUBAM Rafah indien de missie wordt gereactiveerd. De Nederlandse personele bijdrage aan UNDOF wordt voortgezet met twee liaisonofficieren. De Nederlandse personele bijdrage aan UNIFIL wordt voortgezet met een militair. De meerjarige verlengingen van het Nederlandse mandaat zijn onder voorbehoud van de VN- en EU-mandaatverlengingen.

De situatie in het Midden-Oosten is één van de oorzaken van aanhoudende instabiliteit aan de zuidoostflank van Europa. De bijdrage aan internationale missies als deze sluit aan bij de Nederlandse inzet in het Midden-Oosten. Die is erop gericht om, in het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde, een bijdrage te leveren aan het de-escaleren van de situatie in de regio.

Kleinere bijdrage aan missies zijn altijd onderdeel van een bredere inzet. De bijdragen aan EUPOL COPPS, EUBAM Rafah, UNDOF en UNIFIL dragen o.a. bij aan de informatiepositie van Nederland. Deze bijdragen geven Nederland ook de ruimte om mee te praten over de inzet van internationale missies in VN- en EU-verband. Daarnaast zet Nederland in op strategische functies die nauw aansluiten bij het Nederlands beleid, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten, gender of rechtsstaatopbouw. Op deze wijze levert Nederland met een kleine bijdrage een kwalitatieve impuls aan de effectiviteit van de missies. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief Toekomstige Nederlandse Inzet in Missies en Operaties van 15 juni jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 363) wordt waar nodig en mogelijk ingezet op meerjarige mandaten.

Kwestie Euroturbine / Iran (toezegging Algemeen Overleg RBZ d.d. 13 november)

Het kabinet maakt tevens van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren dat in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen een Nederlands bedrijf in verband met het uitvoeren van goederen naar Iran die mogelijk zouden kunnen worden gebruikt bij de productie van massavernietigingswapens het gaat om vermeenbare strafbare feiten uit 2010 en daarvóór. Deze feiten dateren van vóór het nucleaire akkoord met Iran (het Joint Comprehensive Plan of Action), dat in 2015 werd gesloten. Aangezien het een strafzaak betreft die op dit moment bij een rechter in behandeling is, kan het kabinet hierover geen verdere uitspraken doen. Het kabinet komt hiermee tegemoet aan de vraag van het lid Van Helvert (CDA) tijdens het Algemeen Overleg over de Raad Buitenlandse Zaken van 13 november jl.

Mensenrechtenbeleid in het Caribische deel van het Koninkrijk

Tevens maakt het kabinet van de gelegenheid gebruik uw Kamer te informeren over de toezegging die tijdens het Algemeen Overleg over de Raad Buitenlandse Zaken d.d. 11 oktober is gedaan om met de Staatssecretaris van Binnenlands Zaken en Koninkrijksrelaties de mensenrechten in de Caribische landen van het Koninkrijk te bespreken naar aanleiding van de situatie van Venezolaanse migranten op Curaçao (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1925).

De diepe crisis waarin Venezuela verkeert, heeft geleid tot een massale uitstroom van Venezolanen. Het merendeel van de Venezolanen vertrekt hoofdzakelijk over land naar de buurlanden van Venezuela. Er is sprake van een druppelsgewijze instroom van Venezolaanse migranten naar Aruba, Curaçao en Bonaire. Er zijn op dit moment nog geen signalen voor een massale migratiestroom richting de Caribische delen van het Koninkrijk. De gestage instroom leidt evenwel tot de nodige uitdagingen voor Aruba en Curaçao. Uitgangspunt blijft dat het migratiebeleid een aangelegenheid is van de autonome landen binnen het Koninkrijk. Nederland biedt waar mogelijk en op verzoek van de landen ondersteuning aan de autoriteiten met kennis en expertise op het terrein van migratie. Het kabinet acht het van belang dat de procedure op een zorgvuldige wijze wordt uitgevoerd en dat de internationale verdragsverplichtingen in het kader van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens worden nagekomen. Hierover is geregeld contact tussen leden van het kabinet en de regeringen van Aruba en Curaçao.

Er wordt naar tevredenheid samengewerkt bij het beschikbaar stellen van kennis en expertise. Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland dragen daarbij elk afzonderlijk zorg voor de verwezenlijking van mensenrechten. De inzet van de waarborgfunctie door de Koninkrijksregering betreft een ultimum remedium die op dit moment niet aan de orde is.