[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Kops over verblijf op vakantieparken

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2018D56911, datum: 2018-11-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-775).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z17636:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

775

Vragen van het lid Kops (PVV) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over verblijf op vakantieparken (ingezonden 4 oktober 2018).

Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 28 november 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 537.

Vraag 1

Kent u de brief van BelangenVereniging Vrij Wonen te Beekbergen aan de Kamer?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is het landelijke beleid rondom het permanent wonen op vakantieparken?

Antwoord 2

Het beleid ten aanzien van ruimtelijke ordening en gebruik van recreatiewoningen is gedecentraliseerd. Of recreatiewoningen permanent bewoond mogen worden wordt dus lokaal vastgesteld. Zo bepaalt het gemeentelijke bestemmingsplan de gebruiksmogelijkheden van gronden en bebouwing.

In dit bestemmingsplan kan de gemeenteraad bijvoorbeeld de bestemming wonen, recreatie of beide functies aan in het plan begrepen gronden of bebouwing toekennen. Van belang is dat bestemming en gebruik met elkaar overeenkomen. Wanneer een recreatiewoning in strijd met het bestemmingsplan permanent wordt bewoond, is de gemeente in beginsel gehouden om daar handhavend tegen op te treden. Indien er aanleiding voor is kan de gemeente permanente bewoning ook toestaan door in het bestemmingsplan alsnog een woonbestemming toe te kennen, of een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik te verlenen, mits dat niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en daar geen regels van de provincie en het Rijk aan in de weg staan. Daarnaast kan de gemeente onder omstandigheden besluiten om permanente bewoning (tijdelijk) toe te staan door, onder voorwaarden, een persoonsgebonden omgevingsvergunning te verlenen of een gedoogbeschikking af te geven.

Deze verschillende opties geven ruimte om handhavend op te treden om problematische bewoning tegen te gaan, maar ook gebruik te maken van vakantieparken als (tijdelijke) aanvulling op de woningmarkt.

Vraag 3

Wat is de bestuurlijke definitie van het begrip «wonen»? Wat is het verschil met de begrippen «verblijven» en «recreëren»?

Antwoord 3

Het toegestane gebruik van gronden en bebouwing wordt geregeld in bestemmingsplannen. Gemeenten bepalen zelf welke invulling zij daarbij aan de begrippen «wonen», «verblijven» en «recreëren» geven.

Vraag 4

Op welke manier wordt er gehandhaafd op permanente bewoning op vakantieparken?

Antwoord 4

De handhaving van overtredingen van ruimtelijke ordeningsregelgeving betreft een discretionaire bevoegdheid waar de gemeente zelf invulling aan geeft. Handhaving kan op verschillende manieren plaatsvinden. Gemeenten kunnen daarbij bijvoorbeeld gebruik maken van last onder dwangsom, bestuursdwang en het strafrecht.

Vraag 5

Welke feiten zijn doorslaggevend bij het opleggen van bestuursrechtelijke sancties vanwege permanente bewoning op vakantieparken? In hoeverre mogen gemeenten voor deze controles gebruikmaken van externe (private) bedrijven?

Antwoord 5

In algemene zin kan slechts een bestuursrechtelijke sanctie worden opgelegd wanneer bij of krachtens de wet gestelde normen worden overtreden. Wanneer het gemeentebestuur belast is met de bestuursrechtelijke handhaving van die normen, kunnen ook bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen worden getroffen.

Wanneer het wettelijke regime dat niet uitsluit, kan (een deel van) de handhaving ook bij een niet-ondergeschikte, bijvoorbeeld een externe (private) partij worden belegd, die dan onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur handelt.

Vraag 6 en 7

Bent u ervan op de hoogte dat op vakantiepark Buitenplaats Horsterwold te Zeewolde contractueel is overeengekomen dat de eigenaren maximaal 40 weken per jaar mogen recreĂ«ren in hun vakantiewoning – om permanente bewoning te ontmoedigen – en dat de aard van het gebruik van de recreatiewoning doorslaggevend is voor het aanmerken van de woning als hoofdverblijf? Deelt u de mening dat het op deze manier voor de bewoners volstrekt onduidelijk is hoelang zij op het park mogen verblijven?

Hoe oordeelt u over de uitspraak van VVD-wethouder Van der Es van Zeewolde «dat de eigenaren volgens het contract weliswaar 40 weken per jaar in hun woning mogen recreëren, maar dat dit tegelijkertijd ook wordt gezien als permanente bewoning»? Hoe legt u deze tegenstrijdigheid aan de eigenaren uit, die door deze gemeentelijke wanorde ten einde raad zijn?

Antwoord 6 en 7

In de brief van de Belangenvereniging Vrij Wonen aan de Tweede Kamer uit maart 2018 is geen melding gemaakt over Buitenplaats Horsterwold. Verder betreft het hier een privaatrechtelijke overeenkomst tussen twee partijen, waarbij ik geen inzicht heb in de zaken die daarin zijn overeengekomen. Het staat partijen vrij om daar zelf afspraken in te maken, zolang zij zich aan geldende wet- en regelgeving houden.

Zoals ik ook in eerdere antwoorden aangaf, is zowel het beleid ten aanzien van ruimtelijke ordening als ten aanzien van het gebruik van recreatiewoningen gedecentraliseerd. Gemeenten kunnen zelf invullen hoe zij beleid op dit punt vorm geven. Ik doe daarom geen uitspraak over uitingen van wethouders.

Vraag 8, 9 en 10

In hoeverre mag bij het vaststellen van permanente bewoning rekening worden gehouden met absurde omstandigheden als de aanwezigheid van bloemen op tafel, een auto op de oprit, gemaaid gras, schone ramen etc.?

Deelt u de mening dat het bizar is dat controleurs door de ramen van de woning naar binnen kijken om vast te stellen of de bloemen op tafel vers zijn en of de woning schoon en opgeruimd is – om vervolgens te oordelen of er sprake is van permanente bewoning?

Is deze controle de normale gang van zaken? Op hoeveel – en welke – andere vakantieparken wordt er zo met de eigenaren van vakantiewoningen omgegaan?

Antwoord 8, 9 en 10

De bevoegdheden voor de toezichthouder staan in de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 5.13 van de Awb bepaalt dat een toezichthouder slechts gebruik maakt van zijn bevoegdheden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taak nodig is.

Vraag 11

Bent u bereid permanente bewoning op vakantieparken mogelijk te maken – ook in verband met het woningtekort?

Antwoord 11

Zoals genoemd beschikken gemeenten over diverse mogelijkheden om permanente bewoning op vakantieparken onder omstandigheden (tijdelijk) toe te staan. Dit vergt maatwerk op decentraal niveau van gemeenten en provincies. In algemene zin kan ik aangeven dat het van verschillende factoren afhangt of een recreatiepark geschikt is voor permanente bewoning. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de kwaliteit van de woningen, het niveau van de algemene voorzieningen, bereikbaarheid en de rol die het recreatiepark speelt of kan spelen in de toeristische sector in de regio.

Op 29 november a.s. zal de actie-agenda vakantieparken worden gepresenteerd op de Vakantieparkentop. Daarin wordt aandacht besteed aan het verbeteren van het inzicht in aard en omvang van vakantieparken en de bewoning. Bovendien is er ook aandacht voor het recreatieve perspectief van de parken.