[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” zoekmachine] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 28 november 2018

Brief regering

Nummer: 2018D57260, datum: 2018-11-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z22516:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Geachte voorzitter,

Hierbij treft u de schriftelijke antwoorden aan op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 28 november jl.

De Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking,



Sigrid A.M. Kaag
[Ondertekenaar 2]
[Ondertekenaar 3] [Ondertekenaar 4]

Vragen Lid Van Weerdenburg

Vraag
Zijn er, behalve Ghana en Rwanda, ook andere landen die hebben aangegeven van de subsidierelatie af te willen en zo ja, welke? Heeft de Nederlandse overheid daar gehoor aan gegeven? Kan de minister toezeggen dat ze direct de subsidierelatie versneld afbouwt met landen waarvan de regering aangeeft er geen prijs meer op te stellen?

Antwoord

Alle landen zouden graag een gelijkwaardige relatie hebben en willen niet afhankelijk zijn van hulp. De lijst van landen waar Nederland de bilaterale OS op concentreert is in de loop van de afgelopen decennia sterk veranderd. Dat heeft er mee te maken dat veel ontwikkelingslanden een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt en er dus geen sterke noodzaak meer was om schaarse hulp in deze landen te besteden. Voorbeelden hiervan zijn veel Latijns-Amerikaanse landen (bv Peru, Colombia, Costa Rica), landen in Aziƫ (bv India en Vietnam) en ook landen in Afrika (zoals Zuid-Afrika). Sommige landen hebben zelf aangegeven dat ze geen behoefte meer hadden aan hulp (India is daar ook een voorbeeld van), in andere gevallen heeft Nederland zelf het initiatief genomen om de hulprelatie te veranderen. Recente voorbeelden hiervan zijn Indonesiƫ, Rwanda en Ghana. In deze landen wordt de Nederlandse bilaterale hulp op landenniveau in de komende jaren afgebouwd.

Vraag
Waarom denkt de minister dat inzet op klimaat gaat leiden tot minder migranten naar Europa?

Antwoord

Klimaatverandering en ernstige milieudegradatie in herkomstlanden vormen een van de drie grondoorzaken van irreguliere migratie. De andere twee grondoorzaken zijn conflict, onveiligheid, instabiliteit en repressie; en gebrek aan sociaaleconomisch perspectief.

Klimaatverandering leidt op diverse plaatsen in de wereld tot fenomenen als (langdurige) droogte, overstromingen, orkanen en verzilting op een schaal en met een frequentie die de wereld tot nog toe niet kende. Gebieden dreigen hierdoor onleefbaar te worden. Het tegengaan van klimaatverandering en assistentie bij de aanpassing aan de gevolgen ervan kunnen bevorderen dat mensen niet migreren. Maar dat is niet de hoofdmotivatie voor klimaatactie.

De groeiende inzet op klimaat vloeit voort uit het gegeven dat klimaatverandering zich nu al voordoet en in de toekomst een serieuze bedreiging voor de mensheid vormt. Alle landen van de wereld hebben dit onderkend toen zij de Overeenkomst van Parijs ondertekenden. Een van de verplichtingen die de rijke landen toen op zich hebben genomen, is de ontwikkelingslanden bij te staan bij hun klimaatuitdagingen. De meeste ontwikkelingslanden hebben weinig bijgedragen aan het ontstaan van het probleem, worden er veelal onevenredig zwaar door getroffen en beschikken over relatief beperkte middelen om klimaatactie te nemen.

Vragen Lid Van Haga

Vraag

Het kabinet komt binnenkort met een China-strategie. Maar wat kunnen we op korte termijn specifiek doen aan het ongelijk speelveld veroorzaakt door China?

Antwoord

Het kabinet heeft toegezegd voor 15 mei 2019 te komen met een kabinetsbrede Chinastrategie. Deze strategie is breed, en veelomvattend, en zal ingaan op kansen en risico's. De strategie zal het product zijn van uitgebreide consultaties met alle belanghebbenden, binnen en buiten de overheid. In de tussentijd geldt voor onze economische relatie met China dat wij de kansen voor het Nederlands bedrijfsleven blijven helpen verzilveren, en dat wij blijven inzetten op het belang van level playing field. Dit voor Nederland belangrijke punt stellen wij steeds, op alle niveaus aan de orde. Bilateraal en multilateraal, bijvoorbeeld in de G20 tegen wereldwijde overcapaciteit van staalproductie. En in de WTO meer transparantie in subsidieverlening aan staatsbedrijven. En ook onlangs nog tijdens het inkomend bezoek van de Chinese premier aan Nederland spraken de beide premiers over het belang van markttoegang, bijvoorbeeld voor Nederlands kalfsvlees dat naar China wordt geƫxporteerd.

Vraag

Kan de minister toezeggen dat het belastinggeld in het Klimaatfonds echt ten goede gaat komen aan het verbeteren van het mondiale klimaat? En kan de minister toezeggen dat dit geld niet alleen naar ngoā€™s gaat, maar naar de beste uitvoerder die het beste resultaat kan bereiken?

Antwoord

Ja. Het nationaal klimaatfonds zal zich ā€“ onder de naam Dutch Fund for Climate and Development ā€“ voor 100% richten op ontwikkelingsrelevante investeringen: klimaatadaptatie (aanpassing aan klimaatverandering) en klimaatmitigatie (tegengaan van klimaatverandering). Denk voor dat laatste bijvoorbeeld aan de ondersteuning van ontwikkelingslanden bij de overgang naar een duurzame energievoorziening en bij het tegengaan van ontbossing en landdegradatie.

Ja. Vorige week is de openbare aanbesteding van het klimaatfonds gepubliceerd. Het kabinet heeft er alle vertrouwen in dat op deze wijze een uitvoerder - of een consortium van uitvoerders ā€“ geselecteerd zal worden die het beste resultaat kan bereiken. Het fonds kan een breed spectrum aan financieringsinstrumenten inzetten. Mede hierdoor kan worden samengewerkt met uiteenlopende partijen: lokaal en internationaal, financiers, bedrijven en ngoā€™s.

Vraag

De VVD vindt het van belang dat het Centraal Bureau Fondsenwerving capaciteit krijgt om hulporganisaties te beoordelen. Kan de minister aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie Becker?

Antwoord

Er is waardering voor de rol die het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) heeft gespeeld en haar inzet bij het aanpassen van de Erkenningsregeling (toevoeging normen integriteit) en toezicht daarop (toetsing en meldplicht). Inhoudelijke afstemming tussen CBF en ministerie heeft plaats gevonden over toetsing en meldplicht. Uitgangspunt is zelfregulering van de sector en onafhankelijkheid van toezichthouder. De sector is nu zelf aan zet om hier invulling aan te geven. Er zijn geen signalen dat er capaciteitsproblemen zouden zijn bij CBF.

Vraag

Eerder gaf de minister aan het subsidieoverzicht niet publiek te kunnen delen vanwege vertrouwelijke informatie. Kan de Minister de lijst met subsidies alsnog openbaar maken; en de gevoelige subsidies daarbij weglakken?

Antwoord

De afspraak met de Kamer is dat elk ministerie een gedetailleerd subsidieoverzicht bij het jaarverslag openbaar maakt. Dat doet het ministerie van Buitenlandse Zaken ook. Dat subsidieoverzicht zal zijn geschoond van de subsidies die naar mening van de regering vertrouwelijk moeten blijven.


Vragen Lid Diks

Vraag

Een nieuwe land governance faciliteit klinkt als een nuttig toevoeging aan de landrechtenagenda van de minister, als deze aandacht geeft aan landrechten voor vrouwen. Kan de minister iets zeggen over de plannen voor deze nieuwe land governance faciliteit en hoe de Kamer hierover kan meedenken?

Antwoord

Er wordt een land governance faciliteit voorbereid. Deze faciliteit zal vraaggestuurd functioneren en beoogt in de komende zes jaar projecten op het gebied van landrechten te ondersteunen in ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld op het terrein van landregistratie (kadasters), geschillenbeslechting en erfrecht, waar mogelijk met Nederlandse kennis en kunde.

De positie van vrouwen en landrechten, waar Nederland de afgelopen jaren veel ervaring mee heeft opgedaan, krijgt bijzonder aandacht in deze faciliteit, onder andere door specifieke expertise op dit vlak in te zetten. Er zijn brede consultaties voorzien met maatschappelijke organisaties, betrokken ambassades en technische partners.

Uw Kamer zal via de BHOS-resultatenrapportage worden geĆÆnformeerd over de resultaten, waarbij expliciet zal worden ingegaan op het aantal vrouwen dat is ondersteund.

Vraag
De minister wil met haar beleidsnota voor 2020 12 miljoen extra mensen van veilige sanitatie voorzien, maar als de huidige trends niet worden doorbroken, lijken we dat niet te gaan halen? Ziet de minister dat risico ook?

Antwoord

Nederland heeft ambitieuze doelstellingen geformuleerd: 30 miljoen mensen toegang tot water in 2030 en 50 miljoen mensen toegang tot sanitatie. Dit geldt ook voor de tussentijdse doelstellingen: 8 miljoen mensen toegang tot water in 2020 en 12 miljoen mensen toegang tot sanitatie.

De realisatie, zoals gerapporteerd aan uw Kamer ligt tot dusver voor op schema. De realisatie tot en met 2017 voor water wordt geschat op 5 miljoen bereikte mensen. Voor sanitaire voorzieningen ligt de realisatie ook rond de 5 miljoen mensen.

Bij het ontwikkelen van nieuwe programmaā€™s wordt rekening gehouden met de ambitieuze groei in resultaatbereiking die na 2020 gerealiseerd zal moeten worden.

Vraag
Kan de minister met haar collega Blok bezien of het reisadvies voor Somaliƫ geactualiseerd kan worden, zodat de economische ontwikkelingen en investeringen weer op gang kunnen komen?

Antwoord

BZ monitort voortdurend de veiligheidssituatie in het buitenland en houdt op basis daarvan de reisadviezen actueel. Dat geldt ook voor het reisadvies voor SomaliĆ«. Het advies aan de Nederlanders is: reis niet naar SomaliĆ« vanwege ernstige veiligheidsrisicoā€™s. Nederland loopt daarmee in de pas met VK, Duitsland, Frankrijk en BelgiĆ«. Enige afwijking is dat het VK en Frankrijk ā€˜code oranjeā€™ (alleen noodzakelijke reizen) hanteren voor de steden Hargeysa en Berbera in het noordwesten van het land. Ieder land stelt op basis van zijn eigen onderbouwde risico-inschatting, belangen en wet- en regelgeving reisadviezen op voor zijn eigen burgers. Voor Nederland is de veiligheid van Nederlanders leidend bij de invulling van een reisadvies. Economische belangen spelen hierbij geen rol. Wanneer de veiligheidssituatie daar aanleiding toe geeft, wordt het reisadvies voor SomaliĆ« aangepast. Reisadviezen zijn niet bindend, het is aan burgers/bedrijven zelf om te bepalen of zij naar het land willen afreizen.

Vraag

Het zou het Nederlandse bedrijfsleven steunen als we in de buitenlandse handelspolitiek meer verbinding en samenwerking met mensen uit de diaspora zoeken. Hoe ziet de minister dat? Wat is terechtgekomen van de motie Smaling die ook samenwerking met groepen in de diaspora beoogde?

Antwoord

Veel mensen uit de diaspora leveren een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van hun herkomstland, onder meer via geldovermakingen naar familie, investeringen en overdracht van kennis en ervaring. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geregeld contact met diaspora. Zij zijn bijvoorbeeld uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan totstandkoming van de BHOS-nota ā€œInvesteren in perspectiefā€.

Het kabinet steunt een aantal programmaā€™s om de bijdrage van diaspora in Nederland aan ontwikkeling in hun herkomstland te bevorderen, waaronder een programma van de Internationale Organisatie voor Migratie. In het kader van dit programma (Connecting Diaspora for Development) dragen mensen met een migratie-achtergrond een paar jaar lang bij aan capaciteitsopbouw in o.a. de landbouwsector in landen als Irak, SomaliĆ«, EthiopiĆ«, Sierra Leone en Afghanistan, via advisering, korte missies en het organiseren van crowd-funding initiatieven.

Vragen Leden Kuik en Amhaouch

Vraag

Kan de minister aangeven waar we in de begroting extra aandacht terugzien voor mensen met een beperking? Zijn er bijvoorbeeld een aantal specifieke programmaā€™s voor inclusiecriteria in 2019?

Antwoord

Naast inzet over de volle breedte van beleid, bereiken we inderdaad met speciale programmaā€™s specifieke groepen, zoals mensen met lichamelijke beperkingen, mensen met psychosociale noden en onderdrukte minderheden. Het VOICE-programma steunt speciale projecten voor mensen met een beperking. Voorbeelden hiervan zijn ā€œTinada youth organisationā€ (vereniging van kinderen en jongeren met een mentale beperking) uit Kenia, de ā€œAssociation Malienne pour la Protection de lā€™Albinosā€ (vereniging van mensen met albinisme) en de ā€œFĆ©deration Maliennes des personnes handicapĆ©esā€ uit Mali. Ook zijn speciale programmaā€™s opgezet voor versterking van de geestelijke gezondheid en psychosociale hulp in crisissituaties en verlenen we psychosociale steun aan slachtoffers van seksueel/gender gerelateerd geweld binnen de Yezidi gemeenschap.

Vraag

Is de minister bereid een actieplan op te stellen voor het effectiever aanpakken van kindermisbruik?

Antwoord

Het verbeteren van de bescherming en perspectieven van kwetsbare groepen, inclusief kinderen, vormt een belangrijk onderdeel van het beleid. In het kader van humanitaire hulpverlening en de inzet op versterkte opvang in de regio is er veel aandacht voor bescherming van kinderen en het voorkomen en aanpakken van kindermishandeling, kindermisbruik, kinderarbeid en kindhuwelijken. Deze inzet vormt onderdeel van een brede, geĆÆntegreerde benadering, waarbij de inzet zich ook richt op het vergroten van de weerbaarheid van kwetsbare kinderen en hun families. Een apart actieplan voor kindermisbruik past niet goed bij die inzet.

Nederland zet in op onderwijs voor meisjes, bijvoorbeeld door steun aan het Global Partnership for Education dat bijdraagt aan het verbeteren van toegang en kwaliteit van onderwijs in landen met een onderwijsachterstand, vaak fragiele staten, met speciale aandacht voor meisjes. Ook door de steun aan Education Cannot Wait draagt Nederland bij aan meisjesonderwijs. Kinderen en jongeren in crisissituaties behoren tot de meest kwetsbare en moeilijk te bereiken groepen. Education Cannot Wait (ECW) richt zich bij uitstek op deze groep en heeft programmaā€™s in gebieden waar de overheid vaak niet aanwezig is. Doordat ECW samenwerkt met lokale NGOā€™s worden kwetsbare groepen, zoals meisjes, bereikt. Daarnaast is er steun voor onderwijs in het kader van opvang in de regio: dankzij steun van Nederland voor UNICEF krijgen 275.000 kinderen in 2018-2019 toegang tot onderwijs en training in de SyriĆ«-regio en de Hoorn van Afrika (vooral vluchtelingen, daarnaast kwetsbare gastgemeenschappen).

Vraag

Uit begroting moet blijken hoe de minister het handelsbeleid kan intensiveren wanneer dat meer economische winst oplevert, rekening houdend met economische kansen en maatschappelijke opgaven. De inzet van mens en middelen moet dan flexibeler worden, zodat gereageerd kan worden op kansen binnen verschillende markten. De initiatieven van de minister zijn goed, maar moeten scherper. Graag een reactie van de minister

Antwoord

Inzet van diplomatie is laatste jaren juist flexibeler geworden. We bekijken jaarlijks welke inzet waar nodig is. Zowel op markten, als op soort ondernemers. Centraal is de vraag van ondernemers en het bedrijfsleven bij hun internationaliseringwens.

Een paar voorbeelden:

  • Jaarlijks worden scherpe keuzes gemaakt, via de opdracht aan RVO, om ondernemers direct te helpen bij internationaal ondernemen. Uitgangspunt is zoveel mogelijk maatvoering: welke ondersteuning hebben ondernemers voor de verschillende markten nodig?

  • Vrouwelijke ondernemers: onderzoek nog gaande op wat zij nodig hebben om meer de grens over te gaan. Eerste pilot is de aanstaande missie met vrouwelijk ondernemers naar BelgiĆ« van begin december.

  • Extra middelen postennet (brief Blok 8 oktober jl.) leiden op meer dan 35 plekken tot economische versterking, waaronder een startup liaison in de VS: dat is nu nodig om startups te helpen internationaal te ondernemen;

  • Strategische beurzen: bedrijven kiezen via de topsectoren jaarlijks welke beursdeelname het meest relevant is, en waar de steun van de overheid het meest toevoegt. Denk aan Hannover Messe voor high tech of de Asia Food Logistica voor de tuinbouwsector.

  • Inkomende bezoeken zijn wel een punt van aandacht, en vooral ontvangst op het juiste niveau. Daarom zet ik in 2019 een pool van boegbeelden op die ook belangrijke inkomende bezoeken kan ontvangen.Ā 

Vraag

De minister zet in op een grotere focus op mogelijkheden voor internationalisering van het mkb, met name op informatievoorziening en ondersteuning van het kleinbedrijf om toegang te krijgen tot markten. Is de minister bereid om ondersteuning van het mkb per regio in Nederland te organiseren?

Antwoord

Uit de gegevens van RVO blijkt dat minimaal 90% van de ā€˜klantenā€™ mkb is. Deze kloppen bij de post of bij RVO aan voor hulp bij internationaal ondernemen. Alle instrumenten staan open voor alle ondernemers, behalve drie regelingen die alleen voor het mkb zijn: 1) Starters International Business (SIB), 2) Oranje Handels Missie Fonds en 3) de Subsidieregeling voor demonstratieprojecten, haalbaarheids- en investeringsvoorbereidingsstudies (DHI). Het kabinet zet in op nog verdere internationalisering van het Nederlandse mkb: onze overheidsdeelname aan zichtbare en effectieve activiteiten, zoals beurzen en handelsmissies, is vooral gericht op het mkb. Precies om beter en meer in de regioā€™s en steden samen te werken op de internationaliseringsagenda is in februari Trade & Innovate opgericht. Dit is een netwerk van RVO met zeven regionale en lokale publieke partners die een strategie hebben voor internationaal ondernemen. De huidige partners zijn: Amsterdam in Business, de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM), Brainport Development, Economic Board Utrecht, InnovationQuarter, Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland NV (Oost NL), Rotterdam Partners en coƶrdinerend RVO. Op dit moment worden gesprekken gevoerd met LIOF (Limburg), NOM (Groningen, Friesland, Drenthe), Impuls Zeeland en de stad Den Haag. De samenwerking met China, Duitsland en de VS op het thema Smart Cities heeft concrete resultaten opgeleverd in de vorm van gezamenlijke missies, promoties en bereiken nieuw MKB.

Vraag

Nederland heeft op veel gebieden uitmuntende expertise, deze moet worden ingezet om markten te openen en verbinden. Het bieden van economisch perspectief heeft vaak te maken met praktische mogelijkheden, zoals het ondersteunen van jongereninitiatieven, internetbankieren en toegang tot verzekeringen. Hoe kan de minister dergelijke ondersteuning verbeteren?

Antwoord

Dergelijke initiatieven worden al ondersteund. Zo wordt werkgelegenheid voor en ondernemerschap door jongeren gestimuleerd met programmaā€™s als bijvoorbeeld het Local Employment in Africa for Development (LEAD) programma en Orange Corners. Verbetering van de toegang tot financiering voor jongeren en vrouwen krijgt extra aandacht via Dutch Good Growth Fund, FMO. Hierbij wordt nauw samengewerkt met telecom- en ā€œfintechbedrijvenā€.ā€œFintechā€ (nieuwe technologie om toegang tot financiering te vergroten) biedt veel mogelijkheden voor verbetering van toegang tot financiĆ«le diensten in rurale gebieden, voor bijvoorbeeld boeren, jongeren, vluchtelingen/ontheemden en vrouwen.

Verzekeringen zijn belangrijk voor het verminderen van de financiĆ«le kwetsbaarheid bij onvoorspelbare risicoā€™s als ziekte of rampen. Verzekeringen dekken risicoā€™s (ziekte, misoogst en dergelijke) af voor de ondernemer/boer.

Daarom kunnen verzekeringen, indien goed georganiseerd, op termijn zelfs dienen als onderpand en de rente op een lening verlagen. Ontwikkeling van een verzekeringsbranche, die bereid en in staat is om producten voor kleine ondernemers en lage inkomensgroepen te ontwikkelen, is essentieel. Het kabinet zal daarom aansluiten bij het G7 initiatief voor een Global Risk Financing Facility. De komende jaren zal het kabinet ook extra investeren in de ondersteuning van jongeren initiatieven en gebruik van nieuwe technologie, o.a. via een nieuw fonds voor jeugdwerkgelegenheid en een innovatiefonds.

Vraag

Maatschappelijke verantwoordelijkheid is meer dan het sluiten van convenanten. Goede voorbeelden doen goed volgen. Laat grootbedrijf weg effenen voor kleinbedrijf, en mkb niet dwingen met moeilijke regels met lage impact. We moeten in Europa meer samenwerken en samen optrekken om in derde landen een klimaat te scheppen voor meer maatschappelijk verantwoord ondernemen. Graag reactie van de minister

Antwoord

In lijn met mijn reactie op de motie van den Hul over de evaluatie van het IMVO-conveantenbeleid (Motie 26 485 nr. 295) richten we ons op de naleving van de OESO-richtlijnen door grote bedrijven en deelnemers van de IMVO-convenanten. Met het oog op beperking van de administratieve lasten van het MKB met betrekking tot de naleving van de OESO-richtlijnen, bieden de IMVO-convenanten het MKB ondersteuning bij het aanpakken en voorkomen van risicoā€™s. Een Europees gelijk speelveld is Ć©Ć©n van de hoofddoelstellingen van dit kabinet. Zo heeft Nederland samen met het European Economic Social Committee op de 30 oktober 2018 een conferentie over duurzame waardeketens georganiseerd. Daarnaast is deze zomer een brief gestuurd aan Commissaris Timmermans waarin het belang van een gezamenlijke aanpak op IMVO is benadrukt. Ook zet Nederland in op meer samenwerking met like-minded lidstaten, bijvoorbeeld door samenwerking van het textielconvenant met de Duitse Textilbuendnis en samenwerking van zeven Europese landen bij de Amsterdam Verklaring voor duurzame palmolie.

Vragen van de Leden Karabulut en Alkaya

Vraag

Deelt de minister de mening dat mensenrechten universeel zijn? Bindend voor multinationals? Winsten hebben ze in eigen zak gestoken. Heeft de minister al bij Shell met de vuist op tafel geslagen dat het bedrijf het gebied [in Ogoniland, Nigeria] nu echt moet opruimen en dat het bedrijf geld in het daarvoor bestemde fonds moet stoppen? Graag een antwoord.

Antwoord

Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij mensenrechten respecteren conform de UN Guiding Principles on Business and Human Rights.

Vraag

Het kabinet wil investeren in grondoorzaken. Klopt het dat Nigeria het verdrag voor internationale belastingontwijking heeft ondertekend en klopt het dat het verdrag geen oplossing biedt tot belastingontwijking in de bestaande verdragen? En dat arme landen geld mislopen? Is de minister bereid ervoor te zorgen dat dit in toekomstige verdragen niet meer het geval is? Is de minister bereid om eerlijke verdragen te sluiten? Nauwelijks belasting voor multinationals. Belang van Nigerianen dient voorop te staan. Graag reactie van de minister.

Antwoord

Het klopt dat ontwikkelingslanden geld mislopen door belastingontwijking1, maar sinds een aantal jaar trekken landen gezamenlijk op om dit te bestrijden, in het bijzonder via het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-project van de OESO/G20. Als onderdeel van dit project zijn maatregelen tegen verdragsmisbruik ontwikkeld. Om deze maatregelen op een snelle en efficiƫnte wijze te implementeren in belastingverdragen is het Multilateraal Instrument (MLI) tot stand gekomen. Hiermee worden meer dan duizend bilaterale belastingverdragen in de wereld op efficiƫnte wijze voorzien van de in het OESO/G20 BEPS-project overeengekomen maatregelen om belastingontwijking tegen te gaan. Zowel Nigeria als Nederland hebben het MLI ondertekend. Dit betekent dat de antimisbruikbepalingen waar beide landen voor gekozen hebben, in het huidige belastingverdrag uit 1991 worden opgenomen, zodra beide landen het MLI hebben geratificeerd. Voorts zijn zowel Nigeria en Nederland lid van het Inclusive Framework on BEPS dat inmiddels 124 landen en jurisdicties omvat. Het Inclusive Framework inventariseert en rapporteert over de implementatie van de BEPS-maatregelen door de aangesloten landen.

Daarnaast houdt Nederland sowieso rekening met de specifieke positie van ontwikkelingslanden bij het afsluiten van belastingverdragen, zoals uiteengezet in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011. In verband met hun afhankelijkheid van belastingen op ondernemingen staat hierin dat Nederland bij de onderhandelingen over belastingverdragen met ontwikkelingslanden meer begrip toont voor bijvoorbeeld hun verzoeken om uitbreiding van het begrip ā€˜vaste inrichtingā€™ of om relatief hoge bronbelastingen. Overigens stellen belastingverdragen geen beperkingen aan de hoogte van de vennootschapsbelasting of aan bijzondere regelingen voor de winstdeling in extractieve sectoren, zoals Nigeria die kent. ook in de komende jaren in de relatie tot ontwikkelingslanden, meer dan bij

Vraag

Niger is een van de armste landen ter wereld. Strenge wetgeving pakt nu op verzoek van de EU de mensensmokkel aan. Maar de vraag is: waarom zijn mensen afhankelijk van smokkel? Nu dat droog is gelegd, is het de vraag welk perspectief zij hebben om hun land niet te hoeven ontvluchten. Hoe kan het dat een rijk continent als Afrika te arm is voor Afrikaanse volkeren?

Antwoord

Afrikaanse landen ontwikkelen zich om geheel verschillende redenen meer of minder snel. Oorzaken zijn divers en liggen veelal in een combinatie van onder meer zwak bestuur, corruptie, eenzijdige afhankelijkheid van grondstoffen, moeilijke omstandigheden voor landbouwontwikkeling, landerosie, lage scholing en slechte infrastructuur. Tegelijkertijd moet ook gesteld dat er grote vorderingen zijn gemaakt en ontwikkelen de meeste landen zich sneller dan menig Westers land in zijn eerste fases van ontwikkeling. Die vorderingen houden alleen geen gelijke tred met de noden, mede gezien de hoge bevolkingsgroei en -opbouw. Dit leidt ertoe dat vooral jongeren vaak weinig perspectief hebben op een baan en ontstijging uit armoede.

Uit Niger zelf komen overigens vrijwel geen irreguliere migranten of vluchtelingen naar Europa. Het is voornamelijk een transit land. Wel werken veel Nigerijnen in omliggende landen waaronder Nigeria.

Vraag

Is de korte termijn focus op ring van instabiliteit en deals met Afrikaanse landen niet een doodlopende weg? Dit regelt niet het recht op een menswaardig bestaan. Graag een reactie van de minister.

Antwoord

In de eerste plaats hebben de landen in kwestie zelf belang bij stabiliteit en duurzame ontwikkeling. Maar ook Nederland en Europa hebben daar belang bij. Het gaat hier om een lange termijn doelstelling die breed gedragen wordt in Europa. Het vergt een brede inzet met een veelvoud van instrumenten en engagement. Het gaat om een integrale aanpak op politiek, economisch en sociaal terrein. Een menswaardig bestaan staat daarbij juist centraal. Stabiliteit en ontwikkeling houdt naast sociaaleconomische welvaartsverbetering ook verbetering van bestuur, mensenrechten en politieke vrijheden in. Dit alles draagt bij aan het verbeteren van het bestaan van de mensen in deze regioā€™s.

Afspraken met landen in Afrika zijn gebaseerd op een geĆÆntegreerde benadering en richten zich op dit lange termijn perspectief. Uitgangspunten bij de afspraken zijn internationale kaders waaronder op het gebied van mensenrechten.

Vraag

Welke afspraken zouden met Afrikaanse landen gemaakt moeten worden zodat mensen toekomst kunnen opbouwen in eigen land? Waar zijn de mensen uit Afrika zelf in dit verhaal?

Antwoord

Nederland, bij voorkeur in EU-verband, streeft naar brede afspraken met partnerlanden in Afrika. Deze afspraken vinden plaats binnen de internationale kaders en zijn gericht op het creĆ«ren van perspectief voor de bevolking van Afrika. Hiervoor zijn investeringen nodig die bijdragen aan de aanpak van de grondoorzaken van irreguliere migratie. Dit betekent investeren in zaken als de preventie van conflict en instabiliteit, het verminderen van armoede en ongelijkheid en het bevorderen van duurzame inclusieve groei en klimaatactie. Het betrekken van de bevolking bij de programmaā€™s die ingezet worden om deze doelstellingen te behalen is belangrijk onderdeel van de programmering. Het gaat juist om de mensen en onze steun aan het verbeteren van hun perspectief.

Vraag

Met een deel van het ontwikkelingssamenwerkingsgeld wordt de buitengrens van Europa bewaakt, maar op welke manier betekent mensen tegenhouden eigenlijk ontwikkeling? Is de minister het eens dat geld niet zou moeten worden gebruikt voor grensbewaking maar voor ontwikkeling? Hoe weten we of EU-gelden het gewenste effect hebben? Welke voorwaarden worden aan de inspanningen gesteld?

Antwoord

Het kabinetsbeleid voor ontwikkelingssamenwerking richt zich vooral op de grondoorzaken en preventie van conflict en instabiliteit, armoede en ongelijkheid en op het bevorderen van duurzame inclusieve groei en klimaatactie. Het voorkomen van irreguliere migratie maakt hiervan onderdeel uit. Noord-Afrika, West-Afrika en de Sahel en de Hoorn van Afrika zijn hierbij focusregioā€™s gegeven hun nabijheid en het feit dat de genoemde brede problematiek zich daar bij een toenemende aantal landen voordoet.

Het kabinet heeft in de BHOS-beleidsnota Ā«Investeren in perspectiefĀ», net als in de beleidsnota over het Integrale Migratiebeleid, beleid geformuleerd dat deze beleidsdoelen in hun onderlinge samenhang adresseert. Zo richten de brede partnerschappen met herkomst- en transitlanden, waar Nederland en de EU naar streven, zich op politieke en sociaaleconomische samenwerking met deze landen. Migratiesamenwerking is hier onderdeel van.

Het kabinet heeft vanuit de intensiveringsmiddelen EUR 34 miljoen per jaar beschikbaar gesteld voor migratiesamenwerking met derde landen, als onderdeel van de integrale aanpak van irreguliere migratie. Prioriteiten hierbij zijn de bescherming van de mensenrechten, het voorkomen van irreguliere migratie, het tegengaan van mensensmokkel en -handel, beter grensbeheer en het bevorderen van terugkeer en herintegratie. Het kabinet financiert geen harde grensbewakingsactiviteiten met OS-middelen. Wel is er steun voor capaciteitsopbouw in landen van herkomst en transit die bijdraagt aan de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel.

Het kabinet en de EU rapporteren jaarlijks over behaalde resultaten. Ook is er onderzoek, monitoring en evaluatie om de effectiviteit en efficiĆ«ntie van onze inzet in kaart te brengen en programmaā€™s waar nodig bij te sturen.

Vraag

Nederlandse bedrijven die internationaal opereren, moeten gecontroleerd worden. We moeten kunnen verwachten dat zij goed omgaan met werknemers, bijvoorbeeld in Bangladesh. Eerlijke handel is nog ver te zoeken. Welke organisatie gaat controleren of grote bedrijven de OESO richtlijnen onderschrijven en of ze die daadwerkelijk naleven?

Antwoord

Aan de Kamer is beloofd om een nulmeting te doen en om over de jaren 2018 en 2020 een tussenmeting te doen. De planning is vooralsnog om deze metingen in eigen beheer uit te voeren. De eerste tussenmeting zal in 2019 worden uitgevoerd en hierbij zal onder andere gebruik gemaakt worden van de nieuwe Transparantie Benchmark rapportage. Voor de aankomende Transparantiebenchmark over de verslaglegging van 2018 zullen de OESO-richtlijnen expliciet onderdeel uitmaken van de methodologie en zullen bedrijven hier actief op worden bevraagd. Op het ogenblik wordt onderzocht hoe de Transparantiebenchmark toch kan worden gebruikt voor de nulmeting.

Het kabinet ziet onderschrijving van de OESO-richtlijnen door bedrijven als de benodigde transparantie ten behoeve van ā€˜gepaste zorgvuldigheidā€™. Transparantie maakt bovendien het afleggen van verantwoording mogelijk. Transparantie en het afleggen van verantwoording horen beide bij de vereisten van gepaste zorgvuldigheid en vormen stap vijf van gepaste zorgvuldigheid conform OESO-richtlijnen. Hiermee wordt ook bekeken of deze bedrijven de OESO-richtlijnen daadwerkelijk naleven.

Vragen van het Lid Bouali

Vraag

De minister-president is vandaag op handelsmissie naar Colombia. Het zou mooi zijn als de minister-president in Colombia ook de problematiek rondom de vluchtelingenopvang kan bespreken, en een gebaar kan maken naar de Colombianen, eventueel met zijn Europese partners. Graag een reactie.

Antwoord

De Minister-President bespreekt tijdens zijn bezoek onze gedeelde zorgen rondom de crisis in Venezuela met de Colombiaanse regering. De opvang van een miljoen Venezolanen die hun land ontvlucht zijn zet voorzieningen in Colombia zwaar onder druk. Het kabinet stelt daarom EUR vier miljoen beschikbaar om Colombia te ondersteunen bij het bieden van opvang en basisvoorzieningen en om de sociaaleconomische integratie van Venezolaanse vluchtelingen en migranten te bevorderen. Dit programma wordt uitgevoerd door de Internationale Organisatie voor Migratie, in nauwe samenwerking met UNHCR en lokale partners. Dit komt bovenop bijdragen eerder dit jaar voor de Venezuela-crisis, aan UNHCR en het Nederlandse Rode Kruis.

Vragen van het Lid Van den Hul

Vraag

Beleidskader ā€™Samenspraak en Tegenspraakā€™: Vraag aan de minister om bij het uitwerken van het nieuwe kader deze organisaties de ruimte te geven om samen met hun partners te kunnen voortbouwen op dit belangrijke werk. Ook wil ik hier nogmaals het belang benadrukken dat ook kleine, lokale organisaties toegang hebben tot financiering, zeker voor organisaties die gemarginaliseerde groepen vertegenwoordigen, zoals mensen met een beperking of migranten. Vraag aan de minister om hier ook bij de uitfaserende focuslanden (zoals IndonesiĆ«, Benin en Oeganda) extra aandacht voor te hebben.

Antwoord

In de BHOS-nota zijn al twee accenten genoemd die worden meegenomen in het nieuwe kader:

1) zuidelijke zeggenschap; en

2) gerichtheid van Nederlandse organisaties op vernieuwing, verbinding en internationale beĆÆnvloeding.

Het nieuwe kader zal naar verwachting blijven inzetten op de versterking van het maatschappelijk middenveld en dus tegen de trend van krimpende ruimte voor maatschappelijke organisaties. Ā 

Ook voor het Accountability Fund, gericht op kleinere lokale organisaties en voor Voice, gericht op gemarginaliseerde groepen, geldt dat overĀ voortzetting wordt besloten op basis van evaluaties en beschikbare middelen.Ā 

In de financiering richt het kabinet zich bij voorkeur op landen in de focusregioā€™s, doch niet uitsluitend, omdat de reikwijdte van het nieuwe kader zal worden bepaald door de doelen van het programma en de mogelijkheden om in de betreffende landen deze doelen te realiseren.

Antwoord

Het kabinet zet zich conform motie Van den Hul/Diks (21 501-02 nr. 1873) in voor goede naleving van duurzaamheidsbepalingen in handelsakkoorden. Deze inzet ten aanzien van duurzaamheid in handelsakkoorden is een doorlopend proces, zoals eerder beschreven in de geannoteerde agenda voor de RBZ handel van 27/28 februari 2018.1

Een van de resultaten van de Nederlandse inzet is dat in september 2018 in het eerste gezamenlijk comitƩ onder het handelsakkoord tussen de EU en Canada (CETA) drie aanbevelingen zijn aangenomen over gender, klimaat en het MKB.2 Deze aanbevelingen vullen de overeengekomen duurzaamheidsafspraken in CETA aan en leggen een basis voor samenwerking ten aanzien van gender en handel, effectieve implementatie van het Parijs-akkoord en inspanningen gericht op het benutten van de voordelen van CETA door het MKB.

Vraag

Nog steeds verkeren mensen in mensonterende omstandigheden in detentiecentra in Libiƫ. De minister heeft eerder haar afschuw uitgesproken over de situatie in Libiƫ. Zijn de mensen in het betreffende kamp inmiddels in veiligheid gebracht?

Antwoord

Er zijn nog te veel kwetsbare migranten in Libiƫ die onze steun nodig hebben. Sinds mei vorig jaar zijn ca. 18.000 migranten vrijwillig teruggekeerd vanuit Libiƫ naar hun landen van herkomst met steun van de IOM en UNHCR en zijn ca. 1.800 vluchtelingen geƫvacueerd uit Libiƫ naar veilige derde landen. Veel van deze migranten kwamen uit de detentiecentra van de Libische overheid. Maar meer werk is nodig om de omstandigheden in Libiƫ voor migranten en vluchtelingen te verbeteren. Nederland zal zich blijven inspannen met als doel de detentiecentra te sluiten en betere opvang en bescherming van migranten in Libiƫ mogelijk te maken.

Vraag

Vrouwen en meisjes zijn extra kwetsbaar. Tijdens hun vlucht of opvang worden ze slachtoffer van seksueel geweld. En seksueel geweld wordt helaas veelvuldig ingezet als oorlogswapen. Gisteren hebben we hier uitgebreid over gesproken met Nobelprijswinnaar dokter Mukwege. Hij pleit onder andere voor een fonds voor slachtoffers van seksueel geweld. Graag de visie van de minister.

Antwoord

Het voorstel van een fonds voor slachtoffers van seksueel geweld is een sympathiek idee. Er bestaan echter al verschillende (internationale) initiatieven die zich hiervoor inzetten. Nederland steunt via de EU-bijdrage het VN-EU Spotlight Initiative: een meerjarig initiatief van EUR 500 miljoen, gericht op het uitbannen van geweld tegen vrouwen en meisjes wereldwijd. Ook investeert Nederland jaarlijks circa 2 miljoen euro in het VN Trust Fund to End Violence against Women (in 2018 EUR 4 miljoen). Via genderspecifieke programmaā€™s (Funding Leadership Opportunities for Women - FLOW,Ā Nationaal Actieplan 1325 - NAP, strategische partnerschappen en projecten gesteund door ambassades) draagt NL ook bij aan activiteiten ter voorkoming van seksueel geweld of opvang van survivors van seksueel geweld.

Vragen van het Lid Voordewind

Vraag

De minister geeft regelmatig aan dat ze oog heeft voor Faith-Based Organisations (FBOā€™s), maar wat gebeurt er in de praktijk? Wordt de kennis en sensitiviteit van FBOā€™s voldoende gevoeld op ministerie en bij ambassades? Wat gaat de minister doen om dit te vergroten? En is de minister bereid om de aandacht voor religie in de opleidingen te vergroten?

Antwoord

Het ministerie beschikt over waardevolle kennis over de rol van religie en van religieuze actoren in de wereld. Tussen de betrokken directies op het departement en de posten is een netwerk opgezet om deze kennis te delen en op een coherente manier in te zetten voor buitenlands beleid en BHOS.

Om de kennis verder te verdiepen en breder beschikbaar te maken, wordt binnen het ministerie gewerkt aan een leergang religie en diplomatie voor beleidsmedewerkers. Het betreft een uitbreiding van de cursussen op het gebied van religie die onze Academie voor Internationale Betrekkingen reeds aanbiedt.

Vraag

Blijft de minister zich inspannen om de detentiecentra zoals in Libiƫ te sluiten?

Antwoord

Jazeker. Er zijn nog te veel kwetsbare migranten in Libiƫ die onze steun nodig hebben. Sinds mei vorig jaar zijn weliswaar ca. 18.000 migranten vrijwillig teruggekeerd vanuit Libiƫ naar hun landen van herkomst en zijn ca. 1.800 vluchtelingen geƫvacueerd uit Libiƫ naar veilige derde landen, maar meer werk is nodig om de omstandigheden in Libiƫ voor migranten en vluchtelingen te verbeteren. Nederland zal zich blijven inspannen met als doel de detentiecentra te sluiten en betere opvang en bescherming van migranten in Libiƫ mogelijk te maken.

Vragen van het Lid Ouwehand

Vraag

Als we dus al veertien jaar die matige aanpak proberen, met die tafels om het een beetje te verduurzamen, en de situatie nog steeds bedroevend is en we nog steeds regenwoud verliezen, kunnen we dan niet een keer concluderen dat die aanpak te weinig is en dat we ook iets anders moeten doen? Dan geven we die tafels nog niet op, maar misschien kunnen we ook zorgen voor een vermindering van de import van palmolie. Die hebben we, nogmaals, nergens voor nodig. Pindakaas is prima te eten zonder palmolie erin. Is de minister daartoe bereid? En hoe ziet zij dat met soja?

Antwoord

De aanpak van de verduurzaming van palmolie vanuit de sector via de Rondetafel voor Duurzame PalmolieĀ  (RSPO) biedt wel degelijk resultaat. In Nederland gebruikt de voedingsmiddelenindustrie nu 88 procent duurzame (RSPO) palmolie en in Europa zit het totaalgebruik op 74 procent. Door de toenemende vraag naar RSPO gecertificeerde palmolie zijn overheden van productielanden, zoals IndonesiĆ« en MaleisiĆ«, eigen wettelijke standaarden gaan ontwikkelen, respectievelijk ISPO (Indonesian Sustainable Palm Oil) en MSPO (Malaysian Sustainable Palm Oil). Hiermee heeft de Rondetafel ook tot duurzame verbeteringen geleid.

Het kabinet is van mening dat vervanging van palmolie geen adequate oplossing biedt en werkt hard aan de verduurzaming van palmolie via een integrale aanpak, zie ook de Kamerbrief verduurzaming palmolie van 27 februari 2017 (Kamerstuk 30Ā 196, nr. 539). Voor de verduurzaming van soja hanteert het kabinet een vergelijkbare integrale aanpak. Om de impact van de verduurzaming van palmolie nog verder te vergroten, heeft het kabinet recent besloten tot een nieuw palmolieprogramma met vier overheden van productielanden (MaleisiĆ«, IndonesiĆ«, Ghana en Nigeria), gericht op kleine boeren die buiten veel verduurzamingsprogrammaā€™s vallen.

Vragen van het Lid Stoffer

Vraag

Welk percentage ODA budget wordt als hefboom gebruikt voor private investering in OS landen? Hoe wordt dit verder gestimuleerd?

Antwoord

Er zijn diverse programmaā€™s die erop gericht zijn om privaat kapitaal te mobiliseren voor het realiseren van de SDGā€™s. Voorbeelden zijn het Dutch Good Growth Fund of de overheidsfondsen bij FMO, zoals MASSIF en het Infrastructure Development Fund. We willen de komende jaren meer privaat kapitaal mobiliseren en zetten daarvoor steeds vaker innovatieve vormen van financiering in.Ā Het percentage ODA budget dat hiervoor als hefboom wordt gebruikt, valt niet exact te geven, maar ligt ergens tussen de 5 en 10 procent.

Vraag

Eind 2016 gaf de regering aan dat het percentage van de Nederlandse ODA voor minst ontwikkelde landen voor 2016 naar verwachting zou uitkomen op 0,26% van het bruto nationaal inkomen, terwijl voor 2017 en 2018 respectievelijk 0,24% en 0,21% verwacht werden. Wat is die daadwerkelijke verhouding de afgelopen jaren geweest? Kan de minister aangeven welk deel van de ODA op dit moment terechtkomt bij de allerarmsten?

Antwoord

De tabel hieronder geeft het Nederlandse percentage ODA van het BNI weer. Tevens geeft het overzicht inzicht in de gerealiseerde ODA-bestedingen in de minst ontwikkelde landen (MOLs) als percentage van het BNI. In dit percentage wordt conform berekeningswijze OESO/DAC slechts rekening gehouden met onze directe bestedingen in de minst ontwikkelde landen en de indirecte bestedingen via de ongeoormerkte bijdragen aan multilaterale organisaties. In de eigen berekening worden ook de bestedingen in de MOLs meegenomen via de geoormerkte bijdragen aan multilaterale organisaties en via regionale of wereldwijde activiteiten met maatschappelijke organisaties, partnerschappen en netwerken. Het percentage van het ODA-bestedingen dat terecht komt bij de allerarmsten is onbekend.

Bedragen in miljoenen EUR 2014 2015 2016 2017
Netto ODA-budget 4.200 5.162 4.488 4.399
Netto ODA-budget in % van het BNI 0,64 0,751 0,65 0,60
% BNI naar MOLs 0,13 0,14 0,15 0,152
MOL-prestatie volgens NL berekening 0,25 0,26 0,27 0,272

1: De ODA-prestatie in 2015 is incidenteel hoger vanwege hoge asielinstroom.
2: MOL-cijfers over 2017 betreft een schatting.

Vraag

Wij vinden het terecht dat vorige week het manifest "Iedereen heeft recht op een schoon toilet" is ingediend. Een goede gezondheid, maar ook economische zelfredzaamheid, kan niet zonder goede hygiƫne. Ik vraag de minister dan ook om werk te maken van een geloofwaardig plan om de gestelde doelen te behalen. Wil zij inzicht geven in de budgetten die daarvoor nodig en gereserveerd zijn?

Antwoord

Nederland heeft ambitieuze streefcijfers voor SDG6 voor water en sanitatie geformuleerd. Van 2016 tot 2030 wil Nederland 30 miljoen mensen toegang tot water geven en 50 miljoen mensen toegang tot sanitatie. Tussentijds, tot en met 2020, wil Nederland 8 miljoen mensen toegang tot water en 12 miljoen mensen toegang tot sanitatie bieden.

De realisatie, zoals gerapporteerd aan de Tweede Kamer, ligt voor op schema. Tot en met 2017 hebben 5 miljoen mensen toegang tot water en 5 miljoen mensen sanitaire voorzieningen gekregen.

Bij het ontwikkelen van nieuwe programmaā€™s wordt rekening gehouden met de ambitieuze groei in resultaatbereiking die na 2020 gerealiseerd zal moeten worden. Het kabinet zal deze planning voor de Tweede Kamer inzichtelijk maken bij de begroting voor 2020.

Via het programma WaterWorX wordt de kennis en kunde van alle 10 Nederlandse drinkwaterbedrijven gemobiliseerd om in partnerschap met lokale drinkwaterbedrijven de dienstverlening op het gebied van water en sanitatie te versterken. Ook via instrumenten als Fonds Duurzaam Water en het Water-OS programma, een samenwerking met het Netherlands Water Partnership (NWP), worden Nederlandse bedrijven actief betrokken bij inzet op water in ontwikkelingslanden. Het bedrijfsleven instrumentarium van EZK versterkt deze inspanningen.

Vraag

Ik leg ook de vinger bij SDG 2: een einde aan honger door middel van genoeg en gezond voedsel. Ik zou willen benadrukken dat hier geen koekoek-Ć©Ć©n-zangbenadering kan bestaan. We moeten onze kennis en expertise combineren met lokale kennis en expertise. Ik vraag vooral aandacht voor kleinschalige boeren. Voor hen is zelfvoorziening, beter voedsel en toegang tot financiering en lokale markten heel belangrijk. Onze vraag aan de minister is dan ook om werk te maken van een scherpere context en een doelgroepspecifieke benadering. Wil de minister daarop reageren?

Antwoord

Kleinschalig producerende boeren/boerinnen staan centraal binnen de Nederlandse inzet op SDG 2, conform SDG 2 target 2.3 (ā€˜By 2030, double the agricultural productivity and incomes of small-scale food producersā€™). Uitgangspunt daarbij is de lokale context en de lokale kennis en expertise van de doelgroep. Nieuwe inzichten en technologieĆ«n, zoals van Wageningen Universiteit en van Nederlandse bedrijven, kunnen die kennis versterken. In het voorjaar zal ik met Minister Schouten uw Kamer per brief informeren over hoe wij de inzet op voedselzekerheid de komende jaren, ook op dit punt, voortzetten.

Vraag

Ik vind het heel belangrijk dat het kabinet oog blijft houden voor mensen met een handicap. Ik zou willen vragen of de minister bereid is om binnen de subsidiekaders voor ngo's en bedrijven speciale criteria op te stellen voor het erbij betrekken van mensen met een beperking.

Antwoord

Mensenrechten vormen de basis voor de Nota ā€œInvesteren in perspectiefā€. Doel is om meer kansen te bieden juist ook aan mensen die achtergesteld of buitengesloten worden, waaronder mensen levend met een beperking. In nieuwe subsidiekaders en andere beleidsinstrumenten is inclusiviteit, ook voor mensen levend met een beperking, verankerd, zonder dat zij als aparte doelgroep worden benaderd. Komende jaren bereikt het Voice Fonds specifiek mensen levend met een beperking zoals via lā€™Association Malienne des Albinos, Union Malienne des Associations et Comites de Femmes HandicapĆ©es, Lao Disabled Peopleā€™s Association, The National Union of Disabled Persons of Uganda en Ike Foundation for Autism uit Nigeria.

Vraag

Hoe wordt, ook door uitvoerders als RVO en FMO, gericht gestuurd op verduurzaming van handel en productie van internationaal opererende bedrijven?

Antwoord

RVO en FMO faciliteren het internationaal opererende bedrijfsleven met als voorwaarde dat met hun activiteiten lokale impact kan worden verkregen met banen, kennisoverdracht en uitbreiding van productiecapaciteit als resultaat. Hierbij wordt een uitgebreide set van internationale standaarden toegepast, waaronder de IFC Performance standaarden en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Dit draagt bij aan duurzame economische ontwikkeling waarbij mens, milieu en goed bestuur centraal staan.

Vragen van het Lid Kuzu

Vraag

DENK wil de minister oproepen om te komen tot meer hulp voor landen binnen ons Koninkrijk, Aruba en CuraƧao, die momenteel te maken hebben met de vluchtelingenstroom vanuit Venezuela. Is deze minister hiertoe bereid? Is deze minister tevens bereid om noodhulp te leveren voor Venezuela?

Antwoord

Migratiebeleid betreft een landsaangelegenheid. Aruba en CuraƧao kunnen desgewenst bijstand vragen. Het kabinet biedt waar mogelijk en op verzoek ondersteuning aan de autoriteiten op Aruba en CuraƧao. Experts van het Nederlandse ministerie van Justitie en Veiligheid werken bijvoorbeeld samen met CuraƧao op het terrein van migratieprocessen. Ook is door mijn collegaā€™s van BZK en J&V gehoor gegeven aan een bijstandsverzoek van CuraƧao door financiĆ«le middelen beschikbaar te stellen voor de uitbreiding van vreemdelingendetentie. Nederland stelt hierbij dat de locatie en het regime van de vreemdelingendetentie dienen te voldoen aan de gestelde internationale normen en dat de vreemdelingen toegang moeten hebben tot juridische bijstand en (eventuele) medische zorg.

Het kabinet maakt zich grote zorgen over de humanitaire crisis in Venezuela. Nederland geeft via de Europese Unie humanitair hulp. Het is voor de EU in beperkte mate mogelijk om via lokale partners kleinschalige hulp te verlenen. De focus ligt vooral op hulp aan kwetsbare groepen als vrouwen en kinderen. Ook worden programmaā€™s ondersteund die ondervoeding tegengaan, toegang tot medicijnen verbeteren en schoon drinkwater leveren. Grootschalige hulp is vooralsnog niet mogelijk omdat Venezuela geen internationaal hulpverzoek indient. Nederland en de Europese Unie dringen hier wel op aan en geven aan klaar te staan om bijvoorbeeld medicijnen te leveren.

Nederland heeft daarnaast bijdragen geleverd aan de regionale respons op deze crisis, via UNHCR en het Nederlandse Rode Kruis (EUR 1,1 miljoen). Nederland geeft tot slot jaarlijkse ongeoormerkte bijdragen aan een aantal VN-organisaties en fondsen, zoals UNHCR (EUR 40 miljoen in 2018), het Wereldvoedselprogramma (EUR 40 miljoen), het Internationale ComitƩ van het Rode Kruis (ICRC, EUR 45 miljoen) en het Central Emergency Response Fund (EUR 55 miljoen). Deze bijdragen stellen organisaties in staat om zelf te bepalen waar hulp het hardste nodig is.


  1. Zie bijvoorbeeld kst-25087-149ā†©ļøŽ