35102 Advies Afdeling advisering raad van State inzake wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs)
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2018D57816, datum: 2018-11-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P.H. Donner, vicepresident van de Raad van State (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2018Z22811:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-12-04 16:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-12-13 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-12-13 11:15: Ambtelijke technische briefing over het Wetsvoorstel actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs (Technische briefing), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-12-20 10:45: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-01-29 10:00: Wetsvoorstel actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-06-20 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-06-20 14:35: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-01-22 19:15: Wet actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs (35102) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2020-02-04 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
No.W05.18.0147/I 's-Gravenhage, 17 september 2018 Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2018, no.2018001056, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt tot technische verbetering van de wetgeving voor met name het funderend onderwijs en voorziet daarnaast onder meer in een grondslag voor het toezicht op de financiĂ«le continuĂŻteit van scholen en de doelmatige besteding van de bekostiging. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht op twee onderdelen een aanpassing van het voorstel aangewezen. Met betrekking tot de regeling van de schooltijden adviseert de Afdeling om eerst de resultaten van het nog lopende experiment af te wachten alvorens over te gaan tot het aanpassen van de geldende wetgeving. Zij adviseert daarom dit onderdeel uit het voorstel te schrappen. Daarnaast wordt geadviseerd de nieuwe deugdelijkheidseis in de vorm van een (zorg)plicht die ziet op behoorlijke exploitatie te schrappen en de nieuwe deugdelijkheidseis van een doelmatige aanwending inzake middelen te preciseren. 1. Flexibilisering schoolweek Artikel 8, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO) bepaalt dat een schoolweek uit minimaal vijf dagen bestaat. Maximaal zeven keer per jaar is een vierdaagse schoolweek toegestaan, alleen voor de groepen 3 tot en met 8. Het voorstel verruimt deze mogelijk en bepaalt daartoe dat een schoolweek âin beginselâ niet minder dan vijf dagen behelst. De toelichting beargumenteert deze verruiming onder meer door te wijzen op de invoering van de Wet medezeggenschap op scholen in 2007, op grond waarvan het bevoegd gezag de instemming van de ouders nodig heeft voor de inrichting van de onderwijstijden. Ook zijn scholen inmiddels verplicht om buitenschoolse opvang te verzorgen: flexibele schooltijden vormen dus geen extra belemmering meer voor deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt. Ten slotte blijkt uit een evaluatie van het experiment flexibilisering onderwijstijd dat ouders tevreden zijn over scholen die bij wijze van experiment de vijfdaagse schoolweek mochten loslaten. Om deze redenen wordt voorgesteld de verplichting tot het verzorgen van een vijfdaagse schoolweek minder stikt te formuleren. Volgens de toelichting blijft de vijfdaagse schoolweek niettemin het uitgangspunt; het kan niet zo zijn dat scholen structureel een vierdaagse schoolweek aanbieden. Op veel scholen wordt, mede vanwege het lerarentekort, gestreefd naar flexibilisering van de schooltijden. De Afdeling acht het begrijpelijk dat de regering scholen meer ruimte wil geven bij het vaststellen van de schooltijden. In de visie van de regering is dat ook mogelijk, omdat ouders sinds 2007 via de medezeggenschapsraad moeten instemmen met de inrichting van de onderwijstijden, en voorts uit het experiment flexibilisering onderwijstijd blijkt dat met name ouders erg tevreden zijn over de in dat experiment geboden mogelijkheden (zoals de mogelijkheid expliciet (of feitelijk) te kiezen voor een vierdaagse schoolweek). De Afdeling wijst er echter op dat het wetsvoorstel de mogelijkheid om voor een vierdaagse schoolweek te kiezen vergaand uitbreidt. Weliswaar stelt de toelichting dat er geen sprake van kan zijn dat scholen structureel een vierdaagse schoolweek gaan aanbieden, maar de formulering van het voorstel (âin beginselâ) biedt daarvoor geen beletsel, mits voldaan wordt aan de eis ten aanzien van de totale onderwijstijd. Voor zover de toelichting met een verwijzing naar het experiment flexibilisering onderwijstijd betoogt dat het vaststellen van de duur van de schoolweek niet langer op wetsniveau behoeft te geschieden, wijst de Afdeling erop dat ouders weliswaar zeer tevreden waren, maar dat meerdere deelnemende scholen tekortkomingen in de kwaliteit lieten zien. Uit aanvullend onderzoek naar draagvlak voor flexibele onderwijstijden onder scholen, leraren en ouders, bleek bovendien dat het beeld allesbehalve eenduidig was. Ouders en leraren waren elk als groep en als geheel over vrijwel elk punt (afstemming werk en privĂ©, kosten voor buitenschoolse opvang, werkdruk, kwaliteit onderwijs) sterk verdeeld. De evaluatie van het experiment in 2014 gaf de regering daarom aanleiding tot nader onderzoek en het verlengen van het experiment tot 2018. Indachtig het advies van de commissie-Dijsselbloem om te investeren in de onderbouwing van beleid, werd een ander, verdergaand experiment, in 2014 afgeblazen. In aanmerking genomen dat de eindresultaten van het tot 2018 lopende experiment flexibilisering onderwijstijd nog niet bekend zijn, en voorts nog nader onderzoek nodig is (onder meer naar de betaalbaarheid en beschikbaarheid van de buitenschoolse opvang in verband met de voorgestelde verruiming), adviseert de Afdeling om thans af te zien van dit onderdeel van het voorstel. Mede gelet op de grondwettelijke verantwoordelijkheid van de overheid voor de kwaliteit van het onderwijs is de voorgestelde maatregel pas aan orde indien duidelijk is wat daarvan de gevolgen (kunnen) zijn voor het onderwijs. 2. Behoorlijke exploitatie, doelmatige aanwending Het wetsvoorstel beoogt voor het funderend onderwijs nadere (zorg)plichten in het leven te roepen betreffende de financiĂ«le continuĂŻteit en doelmatigheid van de aanwending van middelen. Het gaat daarom specifiek om drie eisen. De eerste betreft de eis dat de inzet van middelen zodanig plaatsvindt dat het voortbestaan van de school verzekerd is. Ten tweede wordt vereist dat sprake is van een behoorlijke exploitatie. Ten slotte moeten de middelen doelmatig worden besteed. De Afdeling onderschrijft het uitgangspunt dat scholen de toegekende middelen op een verantwoorde wijze moeten aanwenden. Zij begrijpt in dat licht de nieuwe eis dat het voortbestaan van de school verzekerd moet zijn. Over de andere twee nieuwe plichten merkt zij het volgende op. a. Behoorlijke exploitatie Met betrekking tot de eis dat het bevoegd gezag de middelen van de school zodanig beheert, dat een behoorlijk exploitatie verzekerd is, merkt de Afdeling het volgende op. In de consultatie is erop gewezen dat de norm ââbehoorlijke exploitatieâ onduidelijk en niet geschikt is als deugdelijkheidseis (objectiveerbaar, meetbaar en proportioneel). Bovendien moet elke onderwijsinstelling al beschikken over een continuĂŻteitsparagraaf. Tevens is de interne toezichthouder belast met het âtoezien op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de school.â In de toelichting wordt niet gemotiveerd waarom naast deze bestaande wettelijke verplichtingen de noodzaak zou bestaan voor het toevoegen van de eis van behoorlijke exploitatie als deugdelijkheidseis. Mede in het licht van de hierboven genoemde nieuwe eis van doelmatige besteding en de plicht om het voortbestaan van de school door middel van het te voeren financieel beleid te verzekeren is onduidelijk waarom het daarnaast invoeren van deze nieuwe eis noodzakelijk is. Nu de norm ook dusdanig onbepaald is dat het risico bestaat dat hiermee inbreuk wordt gemaakt op de eigen ruimte van het bevoegd gezag, adviseert de Afdeling dit onderdeel te schrappen. b. Doelmatige besteding Tevens wordt de deugdelijkheidseis ingevoerd dat sprake moet zijn van een doelmatige besteding van middelen (en dat dat moet blijken uit de jaarrekening). In de consultatiereacties is opgemerkt dat het begrip âdoelmatige besteding te onbepaald is. In dit verband hebben zowel de PO-Raad en de VO-Raad als de Onderwijsraad gevraagd om een scherpere afbakening. De Afdeling wijst er op dat het maken van keuzen met betrekking tot de exploitatie en aanwending van middelen â binnen de grenzen van rechtmatigheid â berust bij het bevoegd gezag, en dat het aan de interne toezichthouder is om daarop toe te zien (zie bijvoorbeeld artikel 17c, eerste lid, onder c van de WPO). Beperkingen van deze autonome bevoegdheid dienen voldoende precies en begrensd te zijn. In dit verband is relevant dat de toelichting steeds spreekt van âevidentâ ondoelmatige besteding, en aangeeft dat gelet op de grote financiĂ«le autonomie van onderwijsinstellingen terughoudendheid gepast is bij de beoordeling of sprake is van ondoelmatige aanwending van middelen. Deze nadere begrenzing is echter niet aangebracht in de tekst van het wetsvoorstel. De Afdeling adviseert in het licht van het bovenstaande de eis van doelmatige besteding in het voorstel nader te begrenzen. 3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W05.18.0147/I Artikel I, onderdeel E, sub 2 (wijziging artikel 9b, negende lid) schrappen. In artikel I, onderdeel W, artikel II, onderdeel Q, en artikel IX, onderdeel J, de punt na âfinancieel beheerâ schrappen. Artikel I, onderdeel AA schrappen i.v.m. Stb. 2017/252. Artikel I, onderdeel DD als volgt formuleren: In artikel 176j, tweede volzin, wordt âHet bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van in die periodeâ vervangen door âOp verzoek van de inspectie van het onderwijs zendt het bestuur een overzicht vanâ. Artikel II, onderdeel D, als volgt formuleren: Na artikel 24a wordt een artikel ingevoegd, luidende: (enz). Artikel II, onderdeel O schrappen i.v.m. Stb. 2018/12. Artikel II, onderdeel V, als volgt formuleren: In artikel 118s wordt âHet bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van in die periodeâ vervangen door âOp verzoek van de inspectie van het onderwijs zendt het bestuur een overzicht vanâ. Artikel III, onderdeel V, als volgt formuleren: In artikel 162m wordt âHet bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van in die periodeâ vervangen door ââOp verzoek van de inspectie van het onderwijs zendt het bestuur een overzicht vanâ. Artikel IV, onderdeel A, sub 1, als volgt formuleren: 1. In het vierde lid, tweede volzin, wordt de zinsnede âDe jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheidâ vervangen door âDe jaarrekening gaat vergezeld van de overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en een verklaring omtrent de getrouwheidâ. Artikel V (wijziging van artikel 2.9 WHW), sub 1 als volgt formuleren: 1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede âoverige financiĂ«le gegevensâ vervangen door âoverige gegevens als bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboekâ. Artikel VIII, onderdeel G, als volgt formuleren: 1. De artikelen 40, eerste lid, 41 tot en met 43 en 46 vervallen. 2. De aanduiding â2â voor artikel 40, tweede lid, vervalt. Artikel IX, onderdeel N, als volgt formuleren: In artikel 145, tweede volzin, wordt âHet bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van in die periodeâ vervangen door âOp verzoek van de inspectie van het onderwijs zendt het bestuur een overzicht vanâ. Artikel XI, onderdeel A, sub 1, als volgt formuleren: 1. In het vierde lid, tweede volzin, wordt de zinsnede âDe jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheidâ vervangen door âDe jaarrekening gaat vergezeld van de overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en een verklaring omtrent de getrouwheidâ. Artikel XI, onderdeel A, sub 2, als volgt forumleren: 2. In het vijfde lid wordt de zinsnede âvergezeld van de verklaringâ vervangen door âvergezeld van de overige gegevens en de verklaringâ. Aanwijzing 5.36 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht nemen. In het experiment hebben experimentscholen de mogelijkheid om onderwijs dat gedurende de reguliere zomervakantie wordt aangeboden mee te tellen als onderwijstijd. Daarnaast mogen zij meer dan zeven vierdaagse schoolweken bieden. Toelichting, paragraaf 1. Hoofdlijnen van het voorstel, A1 (actualisering deugdelijkheidseisen). Van de twaalf deelnemende scholen onderscheidde zich eĂ©n school in positieve zin, Ă©Ă©n school werd als zwak beoordeeld, Ă©Ă©n andere school zelfs als zeer zwak. De andere scholen zijn van basiskwaliteit, maar lieten een aantal tekortkomingen in het onderwijsproces zien. Draagvlak voor flexibele onderwijstijden ouders en leerkrachten, Regioplan, Amsterdam, mei 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31293, nr. 306. Kamerstukken II 2007/08, 31007, nr. 17. Staatscourant 2016, nr. 55397 (Besluit experiment flexibele en virtuele onderwijstijd). Zie ook de motie-Ganzevoort c.s. (Kamerstukken I 2017/18, 34911, nr. G). Deze norm is reeds opgenomen in de Web en de Whw. Artikel 4, vierde lid, Besluit regeling jaarverslaggeving onderwijs. Zie artikel 175, tweede en vierde lid, van de Wpo in verbinding met artikel 171, eerste lid onder b en artikel 175, eerste lid, van de Wpo. Toelichting, paragraaf 9.1 (Internetconsultaties). Inzicht in en verantwoording van onderwijsgelden, Den Haag 2018, blz. 76. Toelichting, paragraaf 2B2 (toezicht financiĂ«le continuĂŻteit) en 2B3 (toezicht doelmatige bekostiging); paragraaf 9.1 (Internetconsultaties). PAGE 2 PAGE 2 PAGE I ........................................................................ ........... AAN DE KONING