Nader antwoord op vragen van het lid Van der Lee over de afhandeling van de aardgascondensaatlekkage in Farnsum
Antwoord schriftelijke vragen (nader)
Nummer: 2018D58631, datum: 2018-12-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-887).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van zaak 2018Z19198:
- Gericht aan: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Indiener: T.M.T. van der Lee, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
887
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de afhandeling van de aardgascondensaatlekkage in Farnsum (ingezonden 26 oktober 2018).
Nader antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 10 december 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 850.
Vraag 1
Klopt het dat de dijkgraaf van Waterschap Hunze en Aa’s, mede namens de wethouder van gemeente Delfzijl, u een brief heeft gestuurd over de afhandeling van de lekkage van aardgascondensaat in Farnsum?
Vraag 2
Klopt het dat de dijkgraaf in deze brief zijn ontevredenheid uit over de medewerking van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en dat volgens hem de NAM de eerste dagen elke betrokkenheid heeft ontkend?
Vraag 3
Klopt het dat de dijkgraaf zich niet herkent in het door uw geschetste beeld aan de Kamer over de NAM? Wat is uw reactie op deze brief?
Vraag 4
Deelt u de mening dat de NAM zich pro-actiever had moeten opstellen in de eerste dagen na de vondst van de lekkage en beter had moeten meewerken met het onderzoek? Zo ja, heeft u de NAM hierop aangesproken? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Klopt het dat de NAM tot dinsdagmiddag 9 oktober 2018 om 13.30 uur elke verantwoordelijkheid voor de lekkage heeft ontkend, totdat er een e-mail aan de wethouder is gestuurd waarin de NAM schrijft dat de lekkage hoogstwaarschijnlijk aardgascondensaat was? Zo nee, hoe en wanneer heeft de NAM dit eerder gecommuniceerd?
Vraag 6
Klopt het dat de NAM geen contact heeft gezocht met het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) om toestemming te vragen voor meer opslagcapaciteit van regenwater en dat de SodM proactief die toestemming heeft verleend nadat zij hoorden dat dit een probleem was? Zo ja, wat is uw appreciatie van dit gebrek aan handelen door de NAM en heeft u hierover de NAM al aangesproken?
Vraag 7
Is bekend hoeveel aardgascondensaat er is gelekt en hoe lang het aardgascondensaat al aan het lekken was? Wordt de mogelijkheid onderzocht dat dit al sinds augustus het geval zou kunnen zijn?
Vraag 8
Heeft de NAM proactief en zorgvuldig alle omwonenden geïnformeerd over de oorzaak van de lekkage, de gevolgen van de lekkage en de oplossing die de NAM gaat bieden voor de lekkage? Zo nee, gaat u de NAM hiertoe aanzetten?
Vraag 9
Bent u bereid te eisen van de NAM om meer transparantie rondom dit incident te geven en te eisen dat in het vervolg, mochten dergelijke incidenten weer voorkomen, pro-actiever en transparanter te handelen, waarbij zo goed mogelijk wordt samengewerkt met alle instanties en zoveel en zo snel mogelijk alle informatie wordt verstrekt aan alle betrokkenen?
Nader antwoord
Het RIVM heeft mij geïnformeerd dat in mijn brieven van 4 december 2018 in beantwoording op de vragen van de leden Beckerman, Nijboer, Van der Lee over de lekkage van aardgascondensaat door NAM bij Farmsum ten aanzien van interventiewaarde voor benzeen een andere waarde dan de relevante normwaarde wordt genoemd. In mijn beantwoording noem ik de waarde van 30,7 ppm voor een blootstellingstijd van 1 uur. Het RIVM hanteert een norm voor de blootstelling aan benzeen van 9,21 ppm voor een maximale blootstellingstijd van 8 uur.
De Veiligheidsregio Groningen heeft aangegeven dat zij in haar contact met mij voor de beantwoording van de vragen van uw Kamer de door hen gehanteerde grenswaarde uit het Chemiekaartenboek 2017 heeft gegeven. Hierin wordt een waarde genoemd van 30,7 ppm voor een blootstellingstijd van 1 uur. De Veiligheidsregio Groningen gebruikt deze grenswaarde voor de veiligheid van haar eigen personeel.
De voor de normwaarde relevante metingen zijn door de Veiligheidsregio Groningen gedaan in de nabijgelegen woonwijk. Zij heeft bij de Koestraat vlak boven het water in de woonwijk 2 ppm benzeen gemeten. Op straat nabij de huizen heeft men 0,3 ppm benzeen gemeten. Deze waarden zijn lager dan de voorlichtingsgrenswaarde bij een blootstellingstijd van 8 uur. Voor de strekking van de antwoorden heeft dit daarom geen gevolgen, maar ik meld dit aangezien ik voor een volledige voorlichting van uw Kamer wil aansluiten bij de relevante normen van het RIVM.