[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Praktijkproblemen en rechtsbescherming bij de uitvoering van een Europees onderzoeksbevel

Schriftelijke vragen

Nummer: 2018D60000, datum: 2018-12-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2018Z23871).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z23871:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019 Vragen gesteld door de leden der Kamer

2018Z23871

Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over praktijkproblemen en rechtsbescherming bij de uitvoering van een Europees onderzoeksbevel (ingezonden 14 december 2018).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Rechtsbescherming na beslag gelegd ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel»?1

Vraag 2

Klopt het dat ondanks het gegeven dat de beklagtermijn duidelijk moet worden gecommuniceerd aan de beslagene, dit nu nog wel eens wordt vergeten? Snapt u dat dit zorgelijke gevolgen kan hebben als door de beklagrechter een beklagschrift alsnog gegrond wordt verklaard, maar de voorwerpen feitelijk reeds zijn overgedragen aan de lidstaat die het Europees onderzoeksbevel (EOB) had uitgevaardigd?

Vraag 3

Bent u het eens met de stelling dat het goed zou zijn de beslagene te laten tekenen, dan wel in een proces-verbaal vast te leggen dat deze kennisgeving heeft plaatsgevonden?

Vraag 4

Wat vindt u, in het licht van rechtszekerheid, van het idee om de verrichte naspeuringen naar eventuele andere belanghebbenden vast te leggen in een proces-verbaal dat in een beklagprocedure kan worden overlegd?

Vraag 5

Erkent u dat het uitgangspunt bij een EOB, namelijk geheimhouding, niet goed strookt met een effectieve rechtsbescherming in een eventuele beklagprocedure?

Vraag 6

Hoe verhoudt de verplichting tot geheimhouding van de inhoud van een EOB zich tot het uitgangspunt dat de rechtsmiddelen die tegen een EOB kunnen worden ingezet ten minste gelijk moeten zijn aan die welke in een binnenlandse zaak tegen de onderzoeksmaatregel kunnen worden ingezet?

Vraag 7

Waarom is er in de wetgeving bij de implementatie van de richtlijn voor gekozen in artikel 5.4.10, derde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) op te nemen dat slechts het eerste en het derde lid van artikel 552d Sv van toepassing zijn, maar niet ook het tweede lid, waarin de mogelijkheid van cassatie binnen veertien dagen is opgenomen? Is dit een vergissing? Zo ja, bent u bereid deze omissie te herstellen? En bent u dan ook bereid in artikel 5.4.10, derde lid, Sv een verwijzing op te nemen naar artikel 552a, zevende lid, waarin is bepaald dat de behandeling van een klaagschrift tegen een beslag in het openbaar geschiedt?

Vraag 8

Klopt het dat rechtbanken soms niet binnen dertig dagen na ontvangst van een EOB-klaagschrift beslissen, terwijl dit wel als vereiste in de wet staat? Wat is hier de reden van? Hoe denkt u dit probleem op te kunnen lossen?


  1. J. van Eekelen & A.J.P. Schild, Rechtsbescherming na beslag gelegd ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel, Nederlands Juristenblad, 30 november 2018, afl. 41↩︎