Verantwoordelijkheden veiligheidsregio's
Veiligheidsregio's
Brief regering
Nummer: 2018D60191, datum: 2018-12-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29517-154).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 29517 -154 Veiligheidsregio's.
Onderdeel van zaak 2018Z23958:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2018-12-19 10:00: Nationale veiligheid en crisisbeheersing (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2018-12-19 12:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-12-19 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2018-12-20 15:15: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
29 517 Veiligheidsregio’s
Nr. 154 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2018
Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer van 18 oktober 2018 (Kamerstuk 29 517, nr. 148) over veiligheidsregio’s en in het bijzonder de brandweer kwam de verantwoordelijkheidsverdeling tussen mij als stelselverantwoordelijke en de veiligheidsregio’s ter sprake. Daarbij werd gerefereerd aan een brief (d.d. 3 juni 2015) van één van mijn ambtsvoorgangers waarin nader op dit onderwerp werd ingegaan (Kamerstuk 29 517, nr. 99). Ik heb uw Kamer naar aanleiding van het verzoek van lid Van Dam (CDA) toegezegd een actualisering te sturen van die brief, die ik als bijlage bijvoeg (Kamerstuk 29 517, nr. 99) en die ik beschouw als onlosmakelijk met mijn huidige brief verbonden.
Met mijn huidige brief kom ik mijn toezegging na. Hierbij geldt, zoals u zult begrijpen, dat ik in deze brief uit ga van de huidige wettelijke kaders en niet vooruit kan lopen op mogelijke uitkomsten van de evaluatie van de wet veiligheidsregio’s die in 2019 van start gaat. In dat licht constateer ik dat de beschrijving van het systeem van veiligheidsregio’s zoals deze in de brief uit 2015 (Kamerstuk 29 517, nr. 99) is opgenomen nog steeds de huidige situatie weergeeft. In aanvulling op die brief wil ik nog wel het volgende aan uw Kamer meegeven.
Onderkend moet worden dat aan de terugkerende thematiek van verantwoordelijkheidsverdeling een vraagstuk ten grondslag ligt dat de afgelopen jaren frequenter en nadrukkelijker naar voren komt. Een vraagstuk dat draait om het spanningsveld tussen lokale autonomie van gemeenten en individuele veiligheidsregio’s enerzijds en de gedeelde zorg voor de aanpak van bovenregionale incidenten, regiogrensoverschrijdende samenwerking en het bieden van een vergelijkbaar niveau van veiligheidszorg in heel Nederland anderzijds. We zouden kunnen stellen dat de brief van juni 2015 (Kamerstuk 29 517, nr. 99) al een signaal was van die spanning en dat ontwikkelingen sindsdien de roep om een meer regio-overstijgende samenwerking en maatvoering alleen maar hebben versterkt.
Het vinden van de balans tussen versterkte bovenregionale samenwerking enerzijds en lokale autonome keuzes anderzijds, is voor zowel mij als de bestuurders van veiligheidsregio’s een uitdaging. Een uitdaging mede ingegeven door het feit dat het principe van veiligheidsregio’s gebaseerd op verlengd lokaal bestuur wat mij betreft een wezenlijk element is voor het functioneren van het stelsel van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dat respecteer en steun ik.
We staan voor forse gezamenlijke uitdagingen die vanuit een breder perspectief om beweging vragen. Een verantwoordelijkheid die in onderlinge samenwerking en met betrokkenheid van andere partners, bijvoorbeeld politie en waterschappen, en private veiligheidspartners wordt ingevuld.
Het betreft vraagstukken als de bovenregionale crisisorganisatie voor een verscheidenheid aan crisistypen, het lerend en presterend vermogen, de verdere professionalisering van de crisisbeheersing en de eenduidige aanpak van specifieke vraagstukken als terrorismegevolgbestrijding en incidenten met gevaarlijke stoffen.
Belangrijke vraagstukken die vragen om een gezamenlijke aanpak, waarbij van regio’s verwacht mag worden dat ze over de grenzen van het eigen gebied heen kijken en waar nodig toewerken naar noodzakelijke standaardisatie en uniformiteit. De afgelopen jaren hebben duidelijk gemaakt dat een te intern gerichte regionale insteek onwenselijk is. Adequate invulling van de individuele verantwoordelijkheden van veiligheidsregio’s kan gezien de uitdagingen niet los gezien worden van de omgeving en het bredere belang. De focus van veiligheidspartners moet, nog meer dan de afgelopen jaren, gericht worden op regionale, bovenregionale en landelijke samenwerking, waarbij mijn ministerie ook een actieve rol zal spelen.
Dit pak ik op in lijn met de recent door mij aan uw Kamer aangeboden Agenda Risico- en Crisisbeheersing1, maar ook op het vlak van brandweerzorg, onder meer ingegeven door de recente adviezen van de inspectie Justitie en Veiligheid op het terrein van repressieve brandweerzorg.
Het in deze brief geschetste spanningsveld tussen lokale autonomie en het nemen van (gezamenlijke) verantwoordelijkheid voor bovenregionale vraagstukken zal ook een belangrijk thema zijn in de opdracht voor de evaluatie waarover ik u in het eerste kwartaal van 2019 nader zal informeren.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Kamerstuk 30 821, nr. 50↩︎