Antwoorden op vragen commissie over de deelname van onderwijsinstellingen aan de Nationale studentenenquête (NSE)
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Brief regering
Nummer: 2018D60338, datum: 2018-12-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-674).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -674 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.
Onderdeel van zaak 2018Z24034:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-12-20 15:15: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-01-24 10:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-01-24 13:15: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 674 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2018
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de deelname van onderwijsinstellingen aan de Nationale studentenenquête (NSE), gesteld op 22 november 2018.
I Vragen commissie OCW:
De commissie heeft besloten te vragen welke onderwijsinstellingen overwegen af te zien van deelname aan de Nationale studentenenquête omdat de privacy van studenten niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Wat zou de impact zijn als de Nationale studentenenquête zou worden uitgevoerd met minder instellingen? Welke gevolgen zou het hebben voor de implementatie van het beleid?
Tevens vraagt de commissie of de betreffende onderwijsinstellingen uitgaan van correcte veronderstellingen over privacy en hoe die in de Nationale studentenenquête gewaarborgd wordt.
II Reactie van de Minister
De Universiteit van Utrecht heeft openlijk aangegeven te heroverwegen of dat zij nog wel met de NSE wil meedoen. De VH en VSNU hebben laten weten dat ook andere instellingen ontevreden zijn over de huidige inrichting van de NSE en mogelijk hun medewerking aan de NSE zouden stopzetten dit jaar. Ik ben met de hogescholen en universiteiten overeengekomen dat zij nog één jaar zullen meedoen aan de NSE in de huidige opzet en dat er gezamenlijk gewerkt wordt aan een nieuwe inrichting van de NSE voor de jaren daarna.
Als niet alle instellingen zouden meedoen met de NSE, zou dat betekenen dat er geen landelijk dekkend en vergelijkend beeld meer is van de studenttevredenheid. Op de website van Studiekeuze123 kunnen aankomend studenten opleidingen en instellingen met elkaar vergelijken wat betreft tevredenheid op verschillende punten, zoals bijvoorbeeld de studiebegeleiding, studielast en faciliteiten op de instelling. De NSE is ook onderdeel van Studie in Cijfers (studiebijsluiter). Voor de implementatie van beleid wordt de NSE met name gebruikt op instellingsniveau, om te zien of bepaalde wijzigingen in de kwaliteitszorg ook leiden tot een hogere of juist lagere studenttevredenheid.
De gegevens uit de NSE worden dus gebruikt als informatiebron voor studiekiezers en door instellingen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Het is vanwege dit laatste dat een aantal instellingen ontevreden zijn over de NSE. Door aanpassingen in de NSE omwille van privacy, zouden de gegevens niet voldoende bruikbaar meer zijn voor de kwaliteitszorg van instellingen. Deze aanpassingen zijn het gevolg van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Een belangrijke wijziging die is doorgevoerd is dat studenten sinds 2018 de mogelijkheid hebben om ook anoniem te kunnen meedoen met de NSE. Een student beslist dus zelf of zijn/ haar gegevens gedeeld mogen worden met de onderwijsinstelling. De privacy van de student is daarmee voldoende gewaarborgd in de NSE. Echter, dit betekent wel dat instellingen niet meer alle resultaten van de enquête tot persoon herleidbaar terug geleverd krijgen. De kritiek van instellingen gaat er dus niet over dat de privacy van de student onvoldoende gewaarborgd zou zijn, maar richt zich op het feit dat zij niet alle gegevens meer tot personen herleidbaar terug geleverd krijgen voor hun eigen kwaliteitszorg.
Naar aanleiding van de discussie die is ontstaan, hebben de VH en VSNU aan het Ministerie van OCW gevraagd regie te nemen op het proces omtrent de NSE. Deze regierol zal ik ook nemen. Afgesproken is dat de instellingen zich in ieder geval nog één jaar committeren aan de huidige NSE. Parallel aan deze uitvoering zal het ministerie samen met de instellingen en studentenbonden werken aan een nieuwe inrichting van de NSE. Hierin wordt gestreefd naar een oplossing die zowel recht doet aan de privacy van de student, als de wens van instellingen om voldoende informatie verkrijgen die zij kunnen gebruiken voor hun kwaliteitszorg. In januari starten de gesprekken daarvoor, met als streven dat er in april 2019 een principeakkoord ligt over de nieuwe inrichting. Voor het gesprek gelden twee uitgangspunten: 1) zowel studenten als instellingen moeten zich achter de nieuwe vormgeving kunnen scharen en 2) de oplossing moet gevonden worden binnen de wettelijke kaders van de AVG.
Ik hoop met bovenstaand proces en afspraken tot een nieuwe inrichting van de NSE te kunnen komen, waarin zowel instellingen als studenten zich kunnen vinden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven