[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over de antwoorden op vragen commissie inzake voorhang accreditatiekader en uitwerking Wet accreditatie op maat (Kamerstuk 31 288 en 34 735-661 en 669)

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2018D60677, datum: 2018-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2018D60677).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z22456:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2018D60677 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over twee brieven van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 oktober resp. 29 november 2018 inzake het accreditatiekader en het verslag van een schriftelijk overleg hierover (Kamerstuk 31 288 en 34 735, nrs. 661 en 669).

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
Arends

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng van de leden van de CDA-fractie 2
Inbreng van de leden van de SGP-fractie 4
II Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 4

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op het schriftelijk overleg bij het gewijzigde uitvoeringsbesluit WHW1 2008 en hebben nog enkele vragen. De leden zijn het met de Minister eens dat elke opleiding die aan de kwaliteitseisen voldoet haar sterke en minder sterke punten heeft. Opleidingen verschillen hierdoor van elkaar en sommige stijgen duidelijk boven het basiskwaliteitsniveau uit. Dit vinden deze leden belangrijk en zij willen dan ook zoveel mogelijk instellingen motiveren om te investeren in kwaliteitsverbetering, ook nadat het basisniveau behaald is. De leden delen de mening van de Minister dat de kwalificaties in het visitatierapport een breed beeld van de opleiding kunnen schetsen, maar zijn van mening dat een eindoordeel over een opleiding in zijn totaliteit toegevoegde waarde heeft. De gedifferentieerde oordelen waren een manier om de kwaliteitsverschillen in een oogopslag inzichtelijk te maken. Erkent de Minister dat de verschillende kwalificaties in het visitatierapport deze directe inzichtelijkheid niet bevorderen? De leden vragen of de Minister de mening deelt dat instellingen moeten streven naar het maximaal haalbare. Op welke wijze worden instellingen gestimuleerd om de kwaliteit te blijven verbeteren, ook als de basiskwaliteit behaald is? Tevens vragen zij of instellingen nog kunnen worden beloond als zij een uitstekende kwaliteit hebben behaald.

De voornoemde leden lezen dat het geen automatisme is om de NVAO2 in te lichten als een instelling de aanbevelingen uit het laatste accreditatierapport niet heeft opgepakt. Kan de Minister toelichten waarom dit niet in de standaardprocedure wordt opgenomen? Zij vragen of het mogelijk is dit eventueel wel automatisch te laten verlopen. Hoe vaak komt het voor dat een instelling de aanbevelingen niet oppakt? Zij vragen hoe vaak dit bij de NVAO is gemeld. Is de Minister bereid om het panel en de NVAO ook te laten kijken naar meerjarige ontwikkelingen om tot goede aanbevelingen ter verbetering te komen en zo ja, welke stappen gaat zij ondernemen om dit te realiseren?

Verder lezen deze leden dat het CHDO3 en de NVAO kijken hoe procedures beter kunnen verlopen. De leden zijn blij dat het probleem wordt opgepakt om tot betere afhandeling zonder vertraging te komen. Tot slot vragen zij of de Minister kan aangeven wanneer zij verwacht dat deze verbeteringen zijn doorgevoerd.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden van de Minister van onderwijs, cultuur en wetenschap van 29 november 2018 inzake het schriftelijk overleg naar aanleiding van de voorhang van het accreditatiekader en de uitwerking van de Wet accreditatie op maat. De leden hebben naar aanleiding van de antwoorden nog enkele vragen.

Openheid en regulering

De Minister geeft in reactie op de vraag over de voorbereiding van de panels en secretarissen op visitaties ten behoeve van een meer consistente toepassing van het beoordelingskader, dat het uitgangspunt is dat instellingen vertrouwen verdienen en dat de panels voldoende ruimte nodig hebben om de kwaliteit van de opleiding te beoordelen met een zogeheten «timmermansoog». De leden zijn van mening dat een goede voorbereiding van panels en secretarissen niet te maken heeft met vertrouwen in de instellingen. Het gaat om een meer consistente toepassing van het beoordelingskader zodat opleidingen een betere inschatting kunnen maken en het vertrouwen bij opleidingen kan groeien. De leden willen graag daarom een meer concreet en precies antwoord op de vraag hoe de panels en secretarissen voorbereid gaan worden zodat het beoordelingskader meer consistent toegepast wordt, hoeveel ruimte zij hebben voor het «timmermansoog» en wat de Minister hiermee bedoelt en hoe er ondanks het «timmermansoog» toch voor meer consistentie gezorgd wordt.

Onderwijstaal

In de antwoorden op de vragen van de voornoemde leden met betrekking tot de ITK4 geeft de Minister aan dat bij de lichtere opleidingsaccreditatie alleen standaarden 1 en 4 beoordeeld worden. In de uiteenzetting waarom onderwijstaal onder standaard 2 komt in plaats van onder standaard 1 geeft de Minister niet aan wat dit betekent voor de opleidingen die vallen onder de lichtere opleidingsaccreditatie. De leden zijn van mening dat ook voor opleidingen die onder de lichtere opleidingsaccreditatie vallen de onderwijstaal meegenomen zou moeten worden. Graag horen zij van de Minister hoe zij dit gaat realiseren.

Overig

De eerder genoemde leden zijn verheugd om te lezen dat conform het advies van de inspectie in het accreditatiekader nu expliciet gewezen wordt op de verplichting voor instellingen om tijdens de accreditatieprocedure melding te maken van alle wettelijke vereisten die aan de betreffende opleiding zijn verbonden. Graag zouden zij willen weten wat dit in de praktijk betekent. Zij vragen of de visitatiepanels naar een steekproef van getuigschriften gaan kijken om te zien of de beroepsvereisten vermeld staan die overeenkomen met hetgeen in de opleiding aangeboden wordt. Daarnaast willen zij graag weten hoe met beroepsvereisten in een (her)accreditatie wordt omgegaan. Zij vragen of de visitatiepanels hierna kijken en zo ja op welke manier. Tevens vragen zij hoe ermee wordt omgegaan als in een beroepenveld meerdere beroepsvereisten zijn.

De voornoemde leden hadden ten slotte ook vragen gesteld over een open spreekuur tijdens heraccreditatie en ITK. Met betrekking tot ITK is het antwoord helder. De leden willen graag weten wat «de gelegenheid bieden om in vertrouwen en buiten het opleidingsmanagement zaken onder aandacht te brengen van het panel» in de praktijk betekent en waarom de Minister hier niet ook klip en klaar zegt dat een open spreekuur een onderdeel is van de heraccreditatie.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister naar aanleiding van de schriftelijke vragen. Dat geeft aanleiding tot het stellen van nadere vragen.

Standaard 2

De leden van de SGP-fractie constateren dat het kabinet de NVAO vooralsnog een onbepaalde mate van vrijheid lijkt toe te kennen bij de uitwerking van het accreditatiekader zolang daarover geen publieke discussie ontstaat. Deze leden menen dat het niet de bedoeling kan zijn dat het accreditatieorgaan een vrijbrief krijgt om naar eigen inzicht een kader te ontwerpen zolang daartegen niet via officiële kanalen door instellingen wordt geprotesteerd. Zij vragen op welke wijze de Minister een kritische toets inbouwt om te controleren in hoeverre de standaarden redelijkerwijs te herleiden zijn tot de wet. Deze leden vragen of de Minister onderkent dat bijvoorbeeld wettelijke aspecten met een zakelijke weergave als de inhoud en opbouw van het onderwijs en de kwaliteit van docenten niet direct aanleiding geven om te veronderstellen dat in de operationalisering vereist wordt dat zaken als activerend leren onderdeel vormen.

Eindwerken

De voornoemde leden constateren dat het accreditatieorgaan formeel weliswaar niet belast is met de beoordeling van eindwerken, maar dat door het controleren van de vraag of het resultaat redelijkerwijs toegekend had kunnen worden, daarvan materieel wel bijna sprake is. Het werk wordt min of meer overgedaan. Deze leden vragen waarom Nederland nu zo sterk hecht aan deze praktijk, terwijl dat voorheen niet het geval was en ook kennelijk in het buitenland geen gebruik is. Zij vragen of het niet ten minste in het kader van de bestrijding van lastendruk nuttig kan zijn om te verkennen of alternatieven mogelijk zijn.

Engels

De leden constateren dat de formulering van de werkwijze inzake de voertaal voor meerderlei uitleg vatbaar is. Enerzijds moet sprake zijn van een deugdelijke onderbouwing. Anderzijds schrijft de Minister dat er legitieme en minder legitieme redenen kunnen zijn. Kan de Minister bevestigen dat de toets op een deugdelijke onderbouwing erop gericht dient te zijn vast te stellen dat sprake is van legitieme redenen? Deze leden zouden het opmerkelijk vinden als instellingen officieel ruimte zou worden geboden om vanwege minder legitieme redenen te kiezen voor het Engels. Tot slot vragen zij wat de Minister vindt van situaties waarin bijvoorbeeld de opleiding Nederlands voor een aanzienlijk deel in het Engels gegeven wordt, terwijl er geen internationale studenten zijn ingeschreven.

II Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


  1. WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.↩︎

  2. NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie.↩︎

  3. CHDO: Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs.↩︎

  4. ITK: instellingstoets kwaliteitszorg.↩︎