[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid 30 november 2018

Milieuraad

Brief regering

Nummer: 2018D61256, datum: 2018-12-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-755).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-755 Milieuraad.

Onderdeel van zaak 2018Z24561:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

21 501-08 Milieuraad

Nr. 755 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2018

Met deze brief stuur ik uw Kamer het verslag van de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid van 30 november jl. Met deze brief geef ik ook invulling aan de twee toezeggingen die ik heb gedaan tijdens het AO Cohesiebeleid van 28 november jl.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer

Verslag Raad Algemene Zaken (RAZ) Cohesiebeleid d.d. 30 november 2018

De RAZ werd georganiseerd onder het Oostenrijks voorzitterschap van de Raad. Het enige inhoudelijke agendapunt was het wetgevingspakket van het cohesiebeleid na 2020. Hierbij werd ingezoomd op een drietal onderwerpen:

1. De partnerschapsovereenkomst;

2. De mid-term review;

3. Interreg

Conform de toezegging gedaan tijdens het AO Cohesiebeleid van 28 november jl. heeft Nederland daarnaast het belang van effectieve prikkels voor efficiënt en doelmatig cohesiebeleid benadrukt.

Partnerschapsovereenkomst

De partnerschapsovereenkomst is een document waarin de lidstaat en de Commissie afspraken maken over de betrokkenheid van verschillende partners, zoals decentrale overheden, en samenhang tussen verschillende programma’s. Veel lidstaten, waaronder Nederland hechten veel waarde aan de samenwerking met partners en zien dit als een essentieel onderdeel van het cohesiebeleid. Tegelijkertijd ervaren verschillende lidstaten dat de partnerschapsovereenkomst toegevoegde waarde mist en een administratieve last is, zeker voor lidstaten die relatief weinig cohesiemiddelen ontvangen.

Het voorzitterschap presenteerde een compromis waarin de partnerschapsovereenkomst in het nieuwe MFK verplicht blijft, met een uitzondering voor lidstaten met maximaal 3 programma’s of een totale allocatie uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+) en het Cohesiefonds van minder dan € 2,5 miljard. Nederland zou onder deze uitzondering vallen. Een zeer brede meerderheid van de Raad, waaronder Nederland, sprak haar voorkeur uit voor dit compromis. De Commissie geeft de voorkeur aan een verplichte partnerschapsovereenkomst voor alle lidstaten, maar enige flexibiliteit van de kant van de Commissie lijkt mogelijk. Naar verwachting wordt het voorstel van het voorzitterschap opgenomen in het raadscompromis.

Mid-term review

In haar voorstel voor het cohesiebeleid in het nieuwe MFK stelt de Commissie een mid-term review voor, waarbij lidstaten hun EFRO, ESF+ en Cohesiefondsprogramma’s na vijf van de zeven jaar moeten evalueren en eventueel bijstellen voor de laatste twee jaar. Voor Nederland is het daarbij belangrijk dat daarbij ook nadrukkelijk wordt gekeken of herprioritering nodig is naar aanleiding van landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester, om zo in lijn met de Nederlandse inzet de koppeling tussen het cohesiebeleid en structurele hervormingen te versterken.

De Commissie stelt voor dat lidstaten hun cohesiemiddelen in eerste instantie slechts voor de eerste vijf jaar alloceren naar prioriteiten, om ruimte te laten voor herprogrammering in de laatste twee jaar. Veel lidstaten, met name de netto-ontvangende lidstaten, geven echter de voorkeur aan het alloceren van alle middelen voor de volledige looptijd van zeven jaar. Duitsland heeft een compromisvoorstel gedaan waarbij lidstaten de helft van de middelen voor de laatste twee jaar ongealloceerd moeten laten. Nederland kan, net als verschillende andere lidstaten, met dit compromis instemmen. Hiermee kan er een financiële invulling gegeven worden aan herprogrammering aan de hand van Semester-aanbevelingen, terwijl de administratieve lasten voor lidstaten waar op basis hiervan geen noodzaak tot herprogrammering is, beperkt blijft. Op dit punt is de Raad nog verdeeld en wordt er gezocht naar een oplossing. Nederland zal zich daarbij blijven inzetten voor een effectieve koppeling met het Europees Semester, met aandacht voor beperking van administratieve lasten.

Interreg

De Interreg-programma’s zijn verschillende soorten grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s die worden gefinancierd vanuit EFRO. In haar voorstellen verandert de Commissie de structuur van deze Interreg-programma’s en introduceert een nieuwe component, die samenwerkingsprojecten op het gebied van innovatie tussen regio’s uit de hele EU met dezelfde specialisatie moet stimuleren, bijvoorbeeld 3D-printen.

Veel lidstaten spraken tijdens de Raad een voorkeur uit om de structuur uit de huidige periode aan te houden in plaats van het Commissievoorstel. Hierbij gaf een aantal lidstaten ook aan dat de nieuwe component het beste onder het reguliere EFRO-beleid uitgevoerd zou kunnen worden. Nederland heeft het belang van de nieuwe component benadrukt. Hiermee wordt samenwerking gestimuleerd tussen regio’s op basis van regionale sterktes of specialisaties ongeacht of er sprake is van territoriale nabijheid. Dit kan Europese regio’s effectief met elkaar verbinden en draagt bij aan een modern cohesiebeleid dat gericht is op inhoudelijke resultaten.

Brexit

Tijdens het AO Cohesiebeleid van 28 november jl. is toegezegd een reactie te geven op de vraag van het CDA of het kabinet voorstander is van een apart fonds of het hanteren van allocatiecriteria binnen het cohesiebeleid voor regio’s die hard getroffen zullen worden door het uittreden van het Verenigd Koninkrijk. De aanleiding hiervoor was een motie van Europarlementariërs Joulaud, Ponga en Lavrilleux.

Het kabinet deelt de zorgen van de Europarlementariërs. Onder meer Nederland zal economisch bovengemiddeld zwaar geraakt worden door Brexit. Het kabinet zet zich in om mogelijke negatieve gevolgen voor Nederland zoveel mogelijk te mitigeren. Het kabinet is geen voorstander van het creëren van een aanvullend fonds binnen het MFK, zoals voorgesteld door de bovengenoemde Europarlementariërs. Een aanvullend allocatiecriterium binnen het plafond van het cohesiebeleid ligt evenmin voor de hand. Beiden zijn strijdig met het uitgangspunt dat nu allereerst de omvang van het MFK teruggebracht dient te worden ten opzichte van wat de Commissie voorstelt. Nieuwe fondsen en taken legitimeren juist een stijging van de begroting. Een allocatiecriterium voor Brexit strookt ook niet met de kabinetsinzet voor het cohesiebeleid, dat het cohesiebeleid meer gericht moet worden op de minst welvarende lidstaten.