Verloop en vervolg curriculumherziening primair en voortgezet onderwijs
Voortgezet Onderwijs
Brief regering
Nummer: 2018D61325, datum: 2018-12-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31289-390).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31289 -390 Voortgezet Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2018Z24592:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-01-15 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-01-24 10:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-01-14 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
31 289 Voortgezet Onderwijs
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 390 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2018
Met deze brief informeer ik uw Kamer over het verloop van de ontwikkelfase en het vervolgproces van de curriculumherziening voor het primair en voortgezet onderwijs. Tevens bied ik u hierbij het briefadvies van de Onderwijsraad over curriculumontwikkeling aan1, waarop ik deze brief een eerste reactie geef.
Het primaire doel van de curriculumherziening is om – waar nodig – de landelijke onderwijsdoelen te actualiseren, zodat deze zo goed mogelijk (blijven) aansluiten op de veranderende samenleving en arbeidsmarkt. De Onderwijsraad onderschrijft het belang van deze herijking. Daarbij geeft de Raad aan dat door het curriculum periodiek integraal te herzien het risico wordt verminderd op een onevenwichtig en overladen geheel met onvoldoende samenhang en afstemming tussen leer- en vakgebieden. De herziening biedt daarnaast met de nieuwe onderwijsdoelen meer duidelijkheid over wat er van het onderwijs wordt verwacht, zodat leraren ruimte en richting ervaren om het onderwijs optimaal in te richten. Deze ontwikkeling sluit daarmee aan bij de bevinding van de Inspectie van het Onderwijs dat consensus over de gewenste resultaten van het onderwijs nodig is.2
Verloop ontwikkelproces
Sinds dit voorjaar leggen leraren en schoolleiders in negen ontwikkelteams de basis voor de actualisatie van de onderwijsdoelen. Dit doen zij met grote betrokkenheid en energie, zo heb ik – net als enkele van uw leden – recentelijk zelf ervaren. Hun opdracht is niet eenvoudig: vele partijen hebben stevige en lang niet altijd verenigbare opvattingen over de gewenste inhoud van de landelijke onderwijsdoelen. Het is aan de teams om hierin een evenwichtige afweging te maken, gevoed door de wetenschap en ondersteund door curriculumexperts. Op basis van de feedback van vele partijen binnen en buiten het onderwijsveld werken de teams daarbij aan de verbetering van hun adviezen. De coördinatiegroep (hierna: CG) stuurt dit proces aan.3
In het voorjaar van 2019 worden de opbrengsten van de ontwikkelteams per leergebied afgerond en openbaar gemaakt. Met de CG heb ik afgesproken dat er vervolgens tijd wordt genomen om het geheel aan opbrengsten met het onderwijsveld te bespreken, ook om daarmee de bekendheid en betrokkenheid te vergroten. Het belang hiervan is recent ook tijdens de behandeling van de OCW-begroting 2019 door verschillende Kamerfracties benadrukt.
Tevens kunnen de ontwikkelteams in deze periode de samenhang tussen de leergebieden versterken en waar nodig de bouwstenen verder aanscherpen, in lijn met het advies van de Onderwijsraad. Ook wordt de vervolgaanpak nader uitgewerkt. Anders dan aanvankelijk gepland betekent dit dat het definitieve advies van de CG nu kort na de zomer van 2019 wordt opgeleverd.4 U ontvangt spoedig daarna de beleidsreactie. Hierbij zal ik ook nader ingaan op het advies van de Onderwijsraad.
1. Ontwikkelfase: vormgeving en verloop
A) Vormgeving ontwikkelfase
De Onderwijsraad heeft recent een briefadvies uitgebracht over curriculumontwikkeling. In dit advies maakt de Raad een helder en behulpzaam onderscheid tussen de volgende drie curriculumprocessen:
• Landelijke overheid: inhoudelijke kaders in de vorm van kerndoelen en eindtermen waarin wettelijk is vastgelegd wat de doelen en inhouden van het onderwijs zijn. Deze doelen worden vastgesteld door de overheid en moeten van tijd tot tijd herijkt te worden.
• Schooloverstijgend: schooloverstijgende curriculumontwikkeling op basis van de landelijke doelen en ontwikkelingen in vakgebieden door onder meer leerplanontwikkelaars, toetsdeskundigen en educatieve uitgevers.
• Binnen scholen: Leraren geven dagelijks – mede op basis van de onderwijsdoelen en uitwerkingen – het onderwijs zodanig vorm dat het optimaal aansluit bij de behoeften van leerlingen, ouders en de visie en omgeving van de school.
Ook in de aanpak van Curriculum.nu wordt een onderscheid gemaakt tussen deze drie processen van curriculumontwikkeling. Er is echter bewust voor gekozen om deze processen niet strikt te scheiden. De insteek hierbij is dat de ontwikkeling van landelijke onderwijsdoelen, veel meer dan in het verleden, gevoed wordt door curriculumontwikkeling in de praktijk. Een ontwikkelaanpak waarin het onderwijsveld – van leraar tot curriculumontwikkelaar en van schoolleider tot vakinhoudelijke vereniging – een centrale rol vervult, vergroot de kwaliteit van de uiteindelijke bouwstenen en stimuleert schooloverstijgende curriculumontwikkeling. Ten slotte draagt dit proces bij aan de ambitie om het eigenaarschap voor curriculumvernieuwing op schoolniveau te vergroten. Deze aanpak is daarmee ook in lijn met het advies van de Onderwijsraad uit 2014, waarin de Raad voorstelt om in samenspraak met het onderwijsveld visiedocumenten te ontwikkelen over wat leerlingen voor hun toekomst moeten kennen en kunnen.5
B) Verloop ontwikkelfase
Bovenstaande uitgangspunten komen tot uitdrukking in de aanpak van de ontwikkelfase. In een systematisch en cyclisch proces werken de ontwikkelteams op basis van een heldere werkopdracht stapsgewijs aan de verbetering van hun voorstellen. Dit doen zij in samenwerking met onder meer ontwikkelscholen, vakverenigingen, wetenschappers, vervolgonderwijs, leerlingen, ouders en lerarenopleidingen, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Zowel het onderwerp als de vorm – in een transparant en open proces waarin po en vo voor het eerst samen optrekken – stimuleert de betrokken leraren en schoolleiders en daagt hen uit om gezamenlijk tot goede inhoudelijke voorstellen te komen. De teams worden daarbij ondersteund door het nationaal expertisecentrum SLO. Daarnaast is voor elk ontwikkelteam een vakinhoudelijke kring ingesteld met vakexperts die de vakinhoudelijke kwaliteit beschouwen.
Onder verantwoordelijkheid van de CG wordt doorlopend gereflecteerd op de (tussen)opbrengsten en het ontwikkelproces. Een wetenschappelijke adviesraad ondersteunt de CG hierbij, door te adviseren over het geheel, met name wat betreft samenhang en het tegengaan van overladenheid. Dit wordt onder meer benut om per ontwikkelsessie de werkopdracht aan te scherpen. Zo wordt geborgd dat ontwikkelteams producten ontwikkelen die een goede basis bieden voor het vervolg.
De Onderwijsraad stelt voor om een permanente commissie in te stellen. Een dergelijke commissie zou in samenwerking met relevante stakeholders de bouwstenen van de ontwikkelteams kunnen aanscherpen. In het betrekken van stakeholders en het aanscherpen van de bouwstenen wordt in de huidige fase voorzien, zeker nu dit voorjaar tijd wordt genomen om de bouwstenen te verdiepen en de betrokkenheid te vergroten (zie verder paragraaf 2). Op de langere termijn zie ik wel de mogelijke meerwaarde van een curriculumcommissie om tot een systematiek van periodieke herijking te komen. Systematische aandacht voor curriculumontwikkeling is immers van groot belang. Bij de daadwerkelijke vormgeving van een systematiek van periodieke herijking kan worden geput uit de evaluatie van de eerste integrale herziening.
C) Indeling en opdracht ontwikkelteams
Bij de indeling van de ontwikkelteams is gekozen voor de bestaande ordening van de kerndoelen in de onderbouw van het vo. Hiermee is invulling gegeven aan de motie van de leden Bisschop en Bruins om zo goed als mogelijk de bestaande vakken en kennisgebieden als uitgangspunt te kiezen.6 In lijn met de motie van het lid Rog c.s. is daarbij geen apart ontwikkelteam ingericht voor persoonsvorming en vakoverstijgende vaardigheden.7
In de werkopdracht voor de ontwikkelteams zijn daarnaast expliciet de andere moties en toezeggingen meegegeven die betrekking hebben op de ontwikkelfase van de curriculumherziening. Hierbij gaat het onder meer om de motie van het lid Beertema c.s. om voldoende oog te houden voor het aanleren van een goede beheersing van correct Nederlands en de gewijzigde motie van het lid Bruins c.s. over aandacht in het curriculum voor praktische vaardigheden.8, 9 Ook de toezegging aan het lid Westerveld om de wetenschap te betrekken bij het thema duurzaamheid is opgepakt.
2. Voorjaar 2019: oplevering ontwikkelteams en start verdieping advies
De resultaten van de negen ontwikkelteams worden in het voorjaar van 2019 opgeleverd en openbaar gemaakt door Curriculum.nu. Deze opbrengsten bestaan voor elk van de negen leergebieden uit een visie, grote opdrachten en voor het po en de onderbouw vo uit een uitwerking van de grote opdrachten naar kennis en vaardigheden. Voor de bovenbouw vo worden per grote opdracht richtinggevende aanbevelingen voor het vervolg gedaan.
A) Verdieping voorstellen: van negen leergebieden naar één geheel
Op dit moment concentreert het werk van de negen teams zich voornamelijk rond het eigen leergebied. In het voorjaar worden de resultaten van elk team opgeleverd. Op basis daarvan wordt een brede consultatieronde georganiseerd om feedback op te halen op het geheel van de opbrengsten van alle leergebieden. In deze fase blijven belanghebbenden als leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders, bestuurders, vakinhoudelijke verenigingen, wetenschap, vervolgonderwijs, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven nadrukkelijk betrokken. Dit kan daarmee ook bijdragen aan de betrokkenheid en bekendheid.
In deze fase is er – in lijn met het advies van de Onderwijsraad – ook aandacht voor de verdieping van de inhoudelijke voorstellen. Hierbij wordt ingezet op het verder inzichtelijk maken van de samenhang en het creëren van consistentie tussen de opbrengsten van de verschillende teams. Door de opbrengsten per ontwikkelteam naast elkaar te leggen komt er duidelijk antwoord op de vraag waar overlap zit, wat er nog mist en hoe de verschillende leergebieden zich tot elkaar verhouden. Waar nodig kunnen de ontwikkelteams vervolgens de benodigde stappen zetten om ervoor te zorgen dat de bouwstenen voldoende scherpte en richting hebben en voldoende met elkaar samenhangen.
In aanvulling op bovengenoemde stappen worden de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna: OESO) en de Sociaal-economische Raad gevraagd om te reflecteren op de uitkomsten van de ontwikkelteams als geheel. De OESO doet dit aan de hand van een toetsingskader dat is gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en (de herziening van) curricula in tientallen landen wereldwijd. De opbrengsten hiervan worden betrokken bij de uitwerking van het definitieve advies.
B) Vergroten van de bekendheid en betrokkenheid
Een succesvolle actualisatie van het curriculum in po en vo staat of valt met voldoende betrokkenheid van het onderwijsveld, zo constateert ook de Onderwijsraad in zijn advies. In lijn met de aanbevelingen van de commissie-Dijsselbloem is er gedurende het proces veel aandacht voor.10 Niet alleen vormen leraren en schoolleiders de spil van het ontwikkelproces, ook andere belanghebbenden binnen en buiten het onderwijs hebben ruimschoots de mogelijkheid om te participeren. Daarnaast leveren ontwikkelscholen gerichte feedback vanuit de schoolpraktijk en fungeren de ontwikkelteamleden in toenemende mate als ambassadeur van de herziening.
Alhoewel een groeiende groep leraren en schoolleiders bij het ontwikkelproces is betrokken, is de bredere bekendheid en betrokkenheid in het onderwijsveld een duidelijk aandachtspunt. Ook om die reden is het goed dat het ontwikkelproces in handen is van het onderwijsveld zelf. De CG-leden hebben aangegeven dat zij in aanloop naar en na oplevering van de producten van de ontwikkelteams hun achterbannen intensiever gaan betrekken. Hierbij gaat het overigens niet alleen om het betrekken van leraren en schoolleiders, maar bijvoorbeeld ook om het vervolgonderwijs, de lerarenopleidingen, schoolbesturen, ouders en leerlingen.
Zowel de feedback op de tussenproducten als de gesprekrondes laten zien dat veel partijen uiteenlopende opvattingen of tegenstrijdige belangen hebben die lastig verenigbaar zijn. Ook speelt mee dat niet alle aangedragen prioriteiten een plek kunnen krijgen, gezien de breed gevoelde wens om de overladenheid terug te dringen. De noodzaak om tot scherpe keuzes te komen betekent daarmee ook dat met zekerheid gesteld kan worden dat niet alle partijen de uitkomsten zullen omarmen, noch dat er volledig draagvlak voor zal bestaan.
C) Uitwerking voorstel vervolg
De ontwikkelteams leggen in de huidige fase de basis voor een actualisatie van het curriculum op landelijk niveau. Om tot nieuwe onderwijsdoelen te komen die wettelijk kunnen worden vastgelegd is echter nadrukkelijk nog een vervolgstap nodig. Hierbij vormen de bouwstenen het gemeenschappelijke vertrekpunt. Voor de vereiste uitwerking geldt dat de nog benodigde stap voor de bovenbouw vo groter is dan voor het po en de onderbouw van het vo.
In de komende periode wordt dit vervolgproces nader uitgewerkt. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
• Ook in de uitwerking van de onderwijsdoelen wordt het onderwijsveld nauw betrokken. Gezamenlijk wordt een compact en betekenisvol kerncurriculum gerealiseerd dat invulling geeft aan de ambities van de herziening: minder overladenheid, meer samenhang, een goede doorlopende leerlijn en balans in de hoofddoelen van het onderwijs.
• Conform de moties van de leden Bruins c.s. en Becker c.s. worden daarbij de onderwijsdoelen zo geformuleerd dat duidelijker is wat van leerlingen en leraren wordt verwacht.11, 12 Hierbij wordt overeenkomstig het advies van de Onderwijsraad een goede balans gezocht tussen sturing vanuit de overheid en autonomie van scholen.
• De bovenbouw vo wordt in de vervolgfase uitgewerkt per vak, net als dat nu het geval is. Wel wordt waar mogelijk de samenhang versterkt. Zo kan worden gekeken naar de overlap en de synergie binnen de examenprogramma’s, waarbij de eigenheid van vakken, in lijn met de motie van de leden Bisschop Bruins, behouden blijft.13 Hierbij wordt een zo goed mogelijke aansluiting op de onderbouw vo gerealiseerd.
• De vervolgaanpak voor de bovenbouw vo wordt mede vormgegeven op basis van adviezen van het vervolgonderwijs en vakinhoudelijke verenigingen. De vakinhoudelijke verenigingen zullen daarbij op basis van de visie, grote opdrachten en aanbevelingen van de ontwikkelteams adviseren over de benodigde uitwerking op hun vak- of leergebied voor de bovenbouw vo. In overeenstemming met de motie van de leden Rog en Kwint worden zij hiertoe gefaciliteerd.14
• De eindexamenprogramma’s van de algemeen vormende vakken in het vmbo worden zo spoedig mogelijk geactualiseerd, in lijn met de motie van het lid Van Meenen.15 Overigens is in dat kader eerder besloten om voor de vakken Nederlands, aardrijkskunde en maatschappijkunde in het vmbo de syllabi versneld te actualiseren.
Zoals de Onderwijsraad in zijn advies ook stelt gaat succesvolle curriculumontwikkeling om veel meer dan een actualisatie van landelijke doelen alleen. Uiteindelijk gaat het erom dat scholen in hun dagelijkse praktijk invulling kunnen geven aan een samenhangend curriculum en daarin keuzes kunnen maken die passen bij hun eigen visie, leerlingenpopulatie en omgeving. Dit vraagt om een aanpak waarbij parallel aan de uitwerking van de landelijke doelen in de onderwijspraktijk ervaring wordt opgedaan met het (beoogde) nieuwe curriculum. Dit geeft inzicht in de benodigde ondersteuning, stimuleert curriculumontwikkeling op scholen en voedt de ontwikkeling van schooloverstijgende uitwerking, bijvoorbeeld in de vorm van leerplannen en leermiddelen. Scholen werken hierbij samen met onder meer het vervolgonderwijs en lerarenopleidingen.
3. Afsluiting
Met veel waardering kijk ik naar het werk dat de ontwikkelteams en alle andere betrokkenen bij de curriculumherziening in de ontwikkelfase verzetten. Ik kijk dan ook uit naar de resultaten.
Kort na de zomer levert de CG het advies op. Dit advies bestaat naast de inhoudelijke voorstellen van de ontwikkelteams, ook uit een voorstel voor het vervolg. Zo spoedig mogelijk na oplevering van het advies ontvangt u een beleidsreactie.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 130.↩︎
De Coördinatiegroep bestaat uit CNV-Onderwijs, AOb, FVOV, PO-Raad, VO-raad, AVS, LAKS en Ouders & Onderwijs.↩︎
Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 386.↩︎
Onderwijsraad (2014), Een eigentijds curriculum, Den Haag, bijlage bij Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 113.↩︎
Kamerstuk 31 293, nr. 370.↩︎
Kamerstuk 31 293, nr. 362.↩︎
Kamerstuk 31 293, nr. 372.↩︎
Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 299.↩︎
Kamerstuk 31 007, nr. 6.↩︎
Kamerstukken II 2016/17, 31 293, nr. 365.↩︎
Kamerstukken II 2016/17, 31 293, nr. 371.↩︎
Kamerstukken II 2016/17, 31 293, nr. 370.↩︎
Kamerstukken II 2016/17, 31 293, nr. 363.↩︎
Kamerstukken II 2016/17, 31 293, nr. 368.↩︎