Lijst van vragen en antwoorden over de berichtgeving over via WOB-procedure vrijgegeven documenten inzake Nederlands NLA (Non-Lethal Assistance)-programma Syrië
Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2019D02230, datum: 2019-01-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32623-247).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: T.J.E. van Toor, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 32623 -247 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
Onderdeel van zaak 2019Z00981:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-01-24 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-01-28 16:00: Juridische aspecten van Nederlands Non-Lethal Assistance (NLA)-programma Syrië (Bijzondere procedure), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-01-29 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-02 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten
Nr. 247 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 25 januari 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 20 november 2018 inzake WOB verzoeken Nederlandse inzet in Syrië (Kamerstuk 32 623, nr. 245).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 22 januari 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Pia Dijkstra
De griffier van de commissie,
Van Toor
1
Waren de feiten die vermeld staan in de openbaar gemaakte rapportages dat geleverde goederen, zoals bijvoorbeeld de pick-up trucks, ook offensief gebruikt werden niet bekend bij de Minister ten tijde van het debat van oktober?
De risico’s van het leveren van Non Lethal Assistance (NLA) aan gematigde gewapende Syrische oppositie in een complexe en fluïde conflictsituatie zoals die in Syrië bestaat waren bekend, alsook dat de geleverde niet-letale goederen onderdeel konden worden van de strijd. Ten tijde van het onderzoek naar de mogelijkheden tot het leveren van NLA werd in de voortgangsrapportage van 15 december 2014 (Kamerstuk 27 925, nr. 526) vermeld dat de gematigde groepen «strijden tegen het regime in Damascus en tegen jihadistische groeperingen als ISIS en Jabhat al Nusra.»
Tijdens het AO ISIS van 2 maart 2015 (Kamerstuk 27 925, nr. 531), toen het programma werd ontwikkeld, stelde toenmalig Minister Koenders dat het in «onze eerste analyse een goede zaak kan zijn, zowel vanwege politieke redenen en onderhandelingen als vanwege het feit dat deze organisaties zich op het ogenblik aan het versterken zijn. Dit geldt voor de politieke en de militaire tak». Tijdens het AO ISIS van 3 december 2015 (Kamerstuk 27 925, nr. 583) zei toenmalig Minister Koenders dat het NLA-programma bedoeld was «de gematigde krachten te helpen overleven die tussen Assad, ISIS en andere extremisten in de verdrukking dreigden te raken».
Het belang van de instandhouding van een gematigd alternatief voor extremisme en het regime, dat een rol kon spelen in een politieke oplossing voor Syrië en in staat was burgers enige mate van bescherming en stabiliteit te kunnen bieden, was voor het toenmalige kabinet en met steun van een meerderheid van de Kamer de reden om het programma te starten en de gematigde gewapende oppositie te ondersteunen met civiele, niet-vergunningplichtige goederen. Door de civiele niet-letale aard van de steun werd het risico op strijdigheid met het internationaal recht gemitigeerd. In een EU-Verordening van 10 april 2013 (Nr. 325/2013) werd het lidstaten toegestaan om – als uitzondering op de restrictieve maatregelen tegen Syrië – goederen te leveren voor de Syrische oppositie als deze goederen niet-letaal waren en bestemd voor de bescherming van burgers. Meer dan 100 landen en de EU hadden de Syrische Oppositie Coalitie (SOC) erkend als een legitieme vertegenwoordiger van de Syrische bevolking.
De leveringen van de civiele niet-letale goederen hadden geen offensief doel. Tijdens het debat van 2 oktober jl. heeft de huidige Minister van Buitenlandse Zaken echter wel verschillende malen benadrukt dat het non-lethal assistance (NLA)-programma werd uitgevoerd in de bovengenoemde context van een gewapend conflict en dat niet viel uit te sluiten dat geleverde goederen ook offensief ingezet werden, dus buiten de kaders van het programma en ondanks hierover gemaakte en vastgelegde afspraken. Die kaders en afspraken zagen er op toe dat de goederen ingezet werden conform de doelen van het programma: zorgen dat gematigde oppositie stand kon houden tegen extremisten en het regime en enige mate van veiligheid en stabiliteit geboden kon worden aan burgers.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in het voorjaar van 2018 besloten het NLA-programma af te bouwen in het Noorden, en vervolgens – na de start van het offensief van het regime in het Zuiden – besloten het programma geheel te beëindigen. Redenen hiervoor waren ten eerste de complexe (veiligheids)situatie op de grond en het verlies van grondgebied door de gematigde gewapende oppositiegroepen en ten tweede, de informatie zoals weergegeven in de vertrouwelijke brief van 23 januari jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 184). Door deze ontwikkelingen kwamen de oorspronkelijke doelen van het NLA-programma steeds meer onder druk te staan. Zie ook antwoord 2 en 4.
2
Nu bekend is bij het ministerie dat de goederen een offensief doel hadden, valt de levering van deze goederen dan nog binnen het volkenrecht?
De leveringen van de civiele niet-letale goederen hadden geen offensief doel. De civiele, niet-vergunningplichtige goederen die onder het NLA-programma werden geleverd aan gematigde gewapende oppositiegroepen in Syrië, waren bedoeld om te voorkomen dat de gematigde oppositiegroepen in de verdrukking zouden raken tussen extremisten als ISIS en het Assad-regime, zodat zij daarmee een alternatief voor hen konden blijven en zo een bijdrage konden leveren aan een zekere mate van veiligheid en stabiliteit voor burgers in de gebieden waar zij actief waren. Dat de geleverde civiele, niet-letale goederen bestemd waren voor gewapende groepen in een situatie van gewapend conflict is sinds de start van het programma aan de Tweede Kamer gecommuniceerd, waaronder in de voortgangsrapportages over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS (zie o.a. Kamerstuk 27 925, nr. 534, Kamerstuk 27 925, nr. 565, Kamerstuk 27 925, nr. 570). Met de uitvoerders en de gematigde gewapende groepen werden afspraken gemaakt over de wijze van inzet van de goederen. De uitvoerders zagen er op toe dat de goederen binnen de kaders van het NLA-programma gebruikt werden.
Interne volkenrechtelijke deskundigen hebben de risico’s geschetst die samenhingen met de verlening van steun aan gematigde gewapende oppositiegroepen in Syrië. Daarbij is aangegeven dat de civiele niet-letale aard van de steun het risico op strijdigheid met het internationaal recht kan beperken.
3
Lopen de mensen en organisaties gevaar nu de namen van organisaties en ambtenaren bekend zijn?
Bij de publicatie van de WOB-stukken is in een aantal documenten per abuis informatie niet gelakt die wel gelakt had moeten worden. Dit is betreurenswaardig en het had niet moeten gebeuren. De stukken worden herzien en na afronding van een onderzoek in het voorjaar van 2019 (zie antwoord 7), opnieuw gepubliceerd. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft na het ontdekken van de gemaakte fouten direct de benodigde veiligheidsmaatregelen getroffen en de betrokken instanties en personen geïnformeerd.
4
Stond er in de leveringsvoorwaarden nu wel of niet dat de goederen niet voor offensieve doeleinden gebruikt gemaakt konden worden? Indien nee, waarom heeft de Minister dit dan wel in het debat beweerd?
De opzet van het NLA-programma hield rekening met het non-interventiebeginsel en was gericht op civiele, niet-letale steun teneinde schending van dat beginsel te voorkomen. Met de uitvoerders en NLA-ontvangers zijn heldere afspraken gemaakt over het civiele, niet-letale karakter van het programma. De geleverde goederen waren bedoeld om de gematigde gewapende groepen te helpen om in de context van een gewapend conflict stand te kunnen houden tegen extremisten en het regime, en zo enige mate van veiligheid en stabiliteit te kunnen bieden aan burgers. Naar mate de situatie in Syrië complexer werd is dit extra benadrukt door het opstellen van leveringsvoorwaarden. Deze leveringsvoorwaarden zijn duidelijk over het begrensde gebruik van de goederen. Zo staat in de leveringsvoorwaarden voor voertuigen de volgende passage: «This memorandum outlines the conditions for which the vehicles have been provided. The equipment was provided under the project titled «Increasing the Resilience of Opposition Armed Groups in Northern Syria». The anticipated outcome in providing these vehicles is to Increase the capacity and protection of fighters by providing necessary vehicles. The equipment is provided under the condition that is only used for transportation, frontline improvement and logistical communication support». Deze voorwaarden zagen toe op niet-offensieve doeleinden. Zo werd het kunnen bevoorraden van een frontlinie («frontline improvement») nodig gevonden om de stabiliteit in het gebied in stand te kunnen houden en te voorkomen dat extremisten of het regime het gebied zouden kunnen overnemen, in overeenstemming met de doelen van het NLA-programma. Door uitvoerders werd toegezien op het naleven van de afspraken, onder andere door veldbezoeken. Ook werd in gesprekken met groeperingen altijd duidelijk het civiele, niet-letale karakter van het programma benadrukt. Dat de geleverde civiele, niet-lethale goederen bestemd waren voor gematigde gewapende groepen in een situatie van gewapend conflict is in 2015, bij aanvang van het NLA-programma, aan de Tweede Kamer gecommuniceerd, waaronder in de voortgangsrapportages over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS.
5
Klopt het dat er staatsgeheime informatie via het Ministerie van BZ is gelekt?
Bij de publicatie van de WOB-stukken is in een aantal documenten per abuis informatie niet gelakt die wel gelakt had moeten worden. Dit is betreurenswaardig en het had niet moeten gebeuren. De stukken worden herzien en na afronding van het onderzoek in het voorjaar van 2019, opnieuw gepubliceerd (zie antwoord 7). Ondanks gemaakte fouten in de WOB-publicatie blijven de redenen van vertrouwelijkheid van kracht. Het in openbare communicatie refereren aan staatsgeheime informatie kan daarom niet gedaan worden.
6
Hoe heeft de staatsgeheime informatie via het Ministerie van BZ kunnen lekken?
Zie antwoord vraag 5.
7
Op welke wijze heeft de Minister de consequenties naar aanleiding van de gelekte stukken geminimaliseerd?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 21 november jl. onmiddellijk een melding gemaakt van een mogelijk data-lek bij de Functionaris Gegevensbescherming. Ook is het gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit zag op de berichtgeving in de media dat er een naam van een persoon in de stukken zou zijn achtergebleven. De persoon is conform de AVG geïnformeerd. De op grond van de WOB vrijgegeven stukken zijn van de website van de rijksoverheid gehaald en de stukken worden momenteel herzien. Daarnaast heeft de Secretaris-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op advies van de Beveiligingsambtenaar (BVA) van Buitenlandse Zaken een commissie van onderzoek ingesteld op basis van de artikelen 8 en 9 van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIRBI). Er wordt onder andere gekeken naar de wijze waarop de compromittering heeft plaatsgevonden en welke maatregelen genomen moeten worden om herhaling te voorkomen. De BVA rapporteert hierover aan de departementsleiding. Indien tijdens het onderzoek, dat inmiddels is gestart, een vermoeden ontstaat dat er sprake is van opzet of grove nalatigheid, zal aangifte worden gedaan. Op dit moment zijn daar echter geen aanwijzingen voor.
8
Welke gevolgen heeft het lekken van de staatsgeheime informatie via het Ministerie van BZ gehad?
Zie antwoord 3, 5 en 7.
9
Neemt u de volle verantwoordelijkheid indien staatsgeheime informatie inderdaad via het Ministerie van BZ is gelekt?
Zie het antwoord op vraag 7. Indien bij de commissie van onderzoek een vermoeden ontstaat dat er sprake is van opzet of grove nalatigheid, zal aangifte worden gedaan. Op dit moment zijn daar echter geen aanwijzingen voor.
10
Hoe verhoudt het lekken van staatsgeheime informatie via het Ministerie van BZ zich tot de gevolgen voor de betreffende Kamerleden die eerder dit jaar dezelfde staatsgeheime informatie onder strikte geheimhouding hebben ingezien?
Zie het antwoord op vragen 7 en 9. In de geheimhoudingsverklaring die Kamerleden moesten tekenen werd onder andere gewezen op de mogelijke consequenties indien er bijvoorbeeld sprake zou zijn van bewust lekken van vertrouwelijke informatie.
11
Zijn het betalen van soldij, vesten voor wapens en pick-up trucks zoals geleverd aan strijdgroepen in Syrië in het kader van het NLA-programma onderdeel van de EU-lijst betreffende non-letale goederen van tweeërlei gebruik?
Nederland heeft alleen civiele niet-letale en niet-vergunningplichtige goederen geleverd aan gematigde gewapende groepen. Niet-kogelwerende kleding en pick-up trucks komen niet voor in bijlage 1 van Verordening (EG) 428/2009 (de geconsolideerde lijst van goederen voor tweeërlei gebruik). Nederland heeft geen soldij betaald aan gematigde gewapende groepen (zie antwoord 31).
12
Acht u het betalen van soldij, vesten voor wapens en pick-up trucks zoals geleverd aan strijdgroepen in Syrië in het kader van het NLA-programma te categoriseren als civiele goederen? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Niet-kogelwerende kleding en pick-up trucks komen niet voor in bijlage 1 van Verordening (EG) 428/2009 (de geconsolideerde lijst van goederen voor tweeërlei gebruik), noch in de Gemeenschappelijk EU-lijst van militaire goederen, waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie van toepassing is. Deze twee lijsten bepalen wat er onder strategische goederen verstaan moet worden. Niet-strategische goederen gelden als civiele goederen. Nederland heeft geen soldij betaald aan gematigde gewapende groepen (zie antwoord 31).
13
Hoe verhouden de verschillende verslagen geopenbaard naar aanleiding van het WOB-verzoek van Trouw en Nieuwsuur waarin gerept wordt over auto’s gebruikt voor militaire doeleinden zich tot de uitspraken van Minister Blok tijdens het plenaire debat over Nederlandse steun aan de gewapende oppositie in Syrië d.d. 2 oktober 2018 (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26), waarin hij stelde dat voor het leveren van deze auto’s een voorwaarde was dat deze niet gebruikt zouden worden voor offensieve doeleinden?
Zie ook antwoord 4. Zoals vanaf het begin van het programma in 2015 is gemeld, was de opzet van het NLA-programma het geven van civiele, niet-letale steun aan gematigde gewapende oppositie om een alternatief voor extremistische groeperingen te bieden en te voorkomen dat de gematigde oppositie in verdrukking zou raken tussen het Assad-regime en extremistische groeperingen zoals ISIS. Dat de geleverde civiele, niet-letale goederen bestemd waren voor gematigde gewapende groepen in een situatie van gewapend conflict is sinds de start van het programma aan de Tweede Kamer gecommuniceerd.
Over het gebruik van de goederen zijn afspraken gemaakt met de uitvoerders en met de groepen, waaronder in overdrachtsdocumenten. Uit de stukken blijkt dat de geleverde goederen de gematigde gewapende groepen hebben geholpen om stand te kunnen houden tegen extremistische groepen en het regime. Dat was in overeenstemming met de doelen van het programma. Zoals ook aangegeven door de Minister van Buitenlandse Zaken in het debat van 2 oktober jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26), heeft het kabinet in de context van gewapend conflict nooit kunnen uitsluiten dat de goederen die Nederland leverde zouden worden ingezet voor offensieve doeleinden, dus buiten de kaders van het programma en ondanks hierover gemaakte en vastgelegde afspraken. Bij verhoogd risico van offensieve inzet van door Nederland geleverde goederen werd ingegrepen. Er werd contact opgenomen met de partner toen kennis werd genomen van het plaatsen van ijzeren staven op door Nederland geleverde voertuigen in het kader van het grensbewakingsprogramma in het Zuiden. Het modificeren van door Nederland geleverde voertuigen is toen onmiddellijk gestaakt. De mogelijkheid dat de voertuigen daarmee buiten de grenzen van de leveringsafspraken werden gebruikt (dus transport, bevoorrading, logistiek/communicatie) werd te groot geacht.
14
Kunt u bevestigen, dan wel ontkennen dat de betaling van soldij, en de geleverde vesten voor wapens en/of pick-up trucks aan strijdgroepen in Syrië in het kader van het NLA-programma zijn gebruikt voor militaire doeleinden?
Zie ook antwoord 13. Het kabinet heeft nooit uitgesloten dat de civiele goederen militair zouden worden ingezet, maar heeft toegelicht dat offensieve inzet nadrukkelijk niet de bedoeling was en dat hierover afspraken zijn gemaakt met de uitvoerders en de gewapende groepen.
15
Zijn alle door Nederland geleverde goederen gedurende het NLA-programma aan Syrische groepen daadwerkelijk door de Turkse douane doorgelaten?
De uitvoerders waren verantwoordelijk voor het verplaatsen van goederen van Turkije naar Syrië. Er zijn bij het ministerie geen voorvallen bekend waarbij goederen uiteindelijk niet zijn doorgelaten.
16
Zijn er groeperingen die zowel door Nederland in het kader van het NLA-programma als door Turkije zijn gesteund?
Het antwoord op deze vraag is terug te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording (Kamerstuk 32 623, nr. 248). In algemene zin kan gezegd worden dat alle door Nederland gesteunde groepen ook steun ontvingen van andere bondgenoten.
17
Kunt u garanderen dat de door Nederland gesteunde Syrische groeperingen niet zijn gesteund vanuit het oogpunt om de inlichtingenpositie van Nederland te verstevigen?
Het NLA-programma had als doel de gematigde gewapende oppositie te ondersteunen zodat zij een alternatief konden blijven voor extremistische groepen en het regime en de burgers in het gebied te beschermen (zie antwoord 164, Kamerstuk 32 623, nr. 229). Informatie verkregen van de groepen was evenwel relevant voor het veiligheidsbeleid van Nederland en van onze bondgenoten (zoals ook gesteld in antwoord 65, Kamerstuk 32 623, nr. 229).
18
Bent u bereid de eerder vrijgegeven en inmiddels verwijderde WOB-documenten zo spoedig mogelijk weer te publiceren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, binnen welke termijn?
De eerder gepubliceerde WOB-documenten zijn na het ontdekken van de gemaakte fouten teruggetrokken en er is een onderzoek gestart (zie antwoord 7). Alle documenten worden de komende periode gecontroleerd en nogmaals nagelopen. Zodra het onderzoek is afgerond en waar nodig de bevindingen zijn verwerkt in de herziening van de stukken, zullen de WOB-documenten weer op rijksoverheid.nl worden geplaatst. De Tweede Kamer zal hierover als gebruikelijk middels een notificatiebrief na de afronding van het onderzoek dit voorjaar, worden geïnformeerd.
19
Bent u bereid onderzoek te doen naar het lekken van staatsgeheimen binnen uw departement? Zo nee, waarom niet?
De secretaris-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op advies van de Beveiligingsambtenaar (BVA) van Buitenlandse Zaken een commissie van onderzoek ingesteld op basis van de artikelen 8 en 9 van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIRBI). Er wordt onder andere gekeken naar de wijze waarop de compromittering heeft plaatsgevonden en welke maatregelen genomen moeten worden om herhaling te voorkomen. De BVA rapporteert hierover dit voorjaar aan de departementsleiding. Indien tijdens het onderzoek een vermoeden ontstaat dat er sprake is van opzet of grove nalatigheid, zal aangifte worden gedaan. Op dit moment zijn daar echter geen aanwijzingen voor.
20
Kunt u uitgebreid ingaan op het incident waarbij door Nederland verstrekte voedselpakketten door Al Qaeda in beslag zijn genomen, in het licht van de WOB-documenten, waaruit blijkt dat de uitleg van toenmalig Minister Koenders, dat de pakketten na bemiddeling zouden zijn teruggegeven, nooit vastgesteld is, omdat er twijfels waren over het verhaal van de door Nederland gesteunde commandant? Is het waar dat de beelden die de commandant stuurde van de «teruggegeven» voedselpakketten niet voorzien waren van «tijdsaanduiding, locatie en flyer»? Hoe verhoudt zich dit tot de stelligheid waarmee de Minister de Kamer over het incident geïnformeerd heeft?
In november 2015 zijn 1.800 voedselpakketten in beslag genomen door Jabhat al-Nusra/Al-Qaeda. De groep waar de voedselpakketten aan toebehoorden meldde na twee dagen dat de pakketten waren teruggegeven, onder andere omdat Jabhat al-Nusra ze in beslag had genomen op grond van de veronderstelling dat zij van een groep waren waarmee zij op dat moment in gevecht waren. Op verzoek van de uitvoerder leverde de groep foto’s aan van de teruggegeven pakketten. Deze waren echter niet voorzien van een tijds- en locatieaanduiding met een GPS-camera, volgens de commandant als gevolg van onervarenheid van de logistieke medewerker die de foto’s had genomen. Omdat de pakketten meteen daarna gedistribueerd waren, kon een veldmedewerker van de uitvoerder alleen een selectie controleren. De foto’s die deze medewerker van de uitvoerder heeft genomen laten de productiedatum op de verpakking zien en daaruit viel af te leiden dat het pakketten betrof die eerder in beslag genomen waren. De Kamer is op basis van die informatie gemeld dat deze goederen kort daarna zijn teruggegeven (zie antwoord 163, Kamerstuk 27 925, nr. 571, 15 februari 2016).
21
Klopt het dat er een derde incident heeft plaatsgevonden, waarbij Nederlandse hulp in het kader van de NLA-programma in handen is gevallen van extremisten, te weten een vijftigtal dekens en een aantal matten die kwijtgeraakt zijn in de strijd tegen ISIS en volgens het verslag waarschijnlijk in handen van ISIS gevallen zijn? Zo ja, waarom is de Kamer hierover nooit geïnformeerd, ook niet na Kamervragen? Had dit volgens u wel moeten gebeuren?
Een NLA-ontvangende groep moest zich tijdens gevechten met ISIS terugtrekken van een locatie en heeft daarbij 50 dekens en een aantal matten achter moeten laten. Of de dekens en matten vervolgens in handen van ISIS zijn gevallen of wellicht zijn meegenomen door omwonenden, viel niet te achterhalen. Bij de andere incidenten (de voedselpakketten en de mobiele broodbakkerij) was wel vastgesteld dat de goederen tijdelijk in handen waren gevallen van extremisten.
22
Herinnert u zich uw uitspraak: «In de leveringsovereenkomsten werd aangegeven: niet inzetten voor oorlogsdoeleinden. Als dat geconstateerd werd – en dat voorbeeld heb ik net gegeven – is daarop geacteerd.»? Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de berichtgeving dat:
– Het verbod om voertuigen in de strijd in te zetten niet in de leveringsovereenkomsten staat
– Het ministerie beweert dat deze instructie «mondeling» aan de rebellen is meegegeven, maar dat van deze mondelinge afspraken geen verslag is gemaakt
– In de WOB-documenten verslagen staan waaruit blijkt dat door Nederland gesteunde rebellen aangeven dat de Nederlandse pick-up trucks «essentieel zijn voor gevechtsoperaties», waarbij een Syrische rebel opgevoerd wordt die de voertuigen als «belangrijkste goederen voor strijders op de frontlinies» beschouwt, gevolgd door de melding dat Nederlandse voertuigen «gebruikt zullen worden om strijders, wapens, munitie, voedsel en ander materieel van het hoofdkwartier naar het slagveld te brengen.»
Kunt u aangeven wat er met enkele rapportages gebeurd is waaruit bleek dat Nederlandse voertuigen ingezet zijn in de strijd? Is er op enig moment «geacteerd»?
Het civiele, niet-vergunningplichtige en niet-letale karakter van de steun is altijd helder gecommuniceerd aan uitvoerders en ontvangers. In de leveringsovereenkomst voor voertuigen stond onder andere: «The equipment is provided under the condition that is only used for transportation, frontline improvement and logistical/communication support». Dit zijn geen offensieve doeleinden. Het verzorgen van transport of het kunnen bevoorraden van een frontlinie werd nodig gevonden om de stabiliteit in het gebied in stand te kunnen houden en te voorkomen dat extremisten of het regime het gebied kunnen overnemen en de bevolking onderdrukken, wat in overeenstemming was met de doelen van het NLA-programma. Door uitvoerders werd toegezien op het naleven van de afspraken, onder andere door veldbezoeken, en ook in gesprekken met groeperingen is altijd duidelijk het civiele, niet-letale karakter van het programma benadrukt. Dat de geleverde civiele, niet-letale goederen bestemd waren voor gematigde gewapende groepen in een situatie van gewapend conflict is sinds de start van het programma aan de Tweede Kamer gecommuniceerd. Zie ook antwoord 4.
23
Klopt het dat een uitvoerder van het NLA-programma in een maandelijkse rapportage in 2016 meldde dat de Nederlandse voertuigen een cruciale rol speelden in recente gevechten en dat de mini-bussen gebruikt werden voor het vervoer van strijders en soortgelijke diensten, pick-uptrucks gebruikt werden voor gevechts- en ondersteuningsmissies, zoals het vervoer van munitie naar de frontlinie? Bleek uit deze informatie dat de rebellen in strijd handelden met de afspraken met Nederland? Zo ja, wat is er met deze informatie gebeurd? Is er geacteerd en zo ja, met welk resultaat?
Zie ook antwoord 22. Uit de NLA-rapportages blijkt dat de geleverde goederen geholpen hebben om de gematigde gewapende groepen stand te kunnen laten houden tegen extremistische groepen en het regime. Dat was ook waar de goederen vanuit de doelstellingen die aan de Tweede Kamer zijn gemeld voor bedoeld waren. Uit het genoemde rapport uit 2016 blijkt dat de voertuigen ingezet zijn in de verdediging tegen ISIS. Dat was binnen het kader van de doelen van het programma zoals aan de Tweede Kamer gecommuniceerd. In bredere zin is tijdens het debat op 2 oktober jl. verschillende malen benadrukt dat het non-lethal assistance (NLA)-programma werd uitgevoerd in een situatie van gewapend conflict (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26). Het kabinet heeft dan ook nooit kunnen uitsluiten dat geleverde goederen ook offensief zouden worden ingezet, dus buiten de kaders van het programma en ondanks hierover gemaakte en vastgelegde afspraken.
24
Herinnert u zich de uitspraak van uw voorganger, Minister Zijlstra, op 1 februari jl.: «Wanneer wij informatie hebben dat een groepering die van Nederland non-letale hulp ontvangt, deelneemt aan de strijd in Afrin, en aan Turkse zijde strijd, dan is dat in totale tegenstrijd met de uitgangspunten en wordt die onmiddellijk gestopt»? Is er na die uitspraak toch non letale hulp door Nederland gegeven aan rebellen die betrokken waren bij de inval in Afrin? Kunt u daarbij ingaan op het voorbeeld van voertuigen die op 9 februari geleverd zouden zijn aan een rebellengroepering, in strijd met de uitspraak van toenmalig Minister Zijlstra?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de antwoorden. In algemene zin kan gezegd worden dat, conform de uitspraken van Minister Zijlstra op 1 februari jl., steeds geacteerd is op de informatie die op dat moment bij het ministerie aanwezig was. Dat leidde in januari 2018 tot de stopzetting van een deel van de steun en later in het voorjaar tot het algehele eind van het programma.
25
Is de geopenbaarde informatie, waaruit blijkt dat vrijwel alle goederen die door Nederland in het kader van het NLA-programma geleverd zijn aan Syrische rebellen, voor de militaire strijd ingezet zijn, gedeeld binnen het kabinet? Was de Minister-President hiervan op de hoogte?
De Minister-President werd niet van afzonderlijke leveringen op de hoogte gesteld. Het programma is binnen het kabinet in het kader van de bredere inzet in Syrië en de strijd tegen ISIS (artikel 100-brieven) besproken.
26
Bent u bereid alsnog advies te vragen aan de extern volkenrechtelijk adviseur over het NLA-programma? Zo nee, waarom niet?
Er is volkenrechtelijk geadviseerd over het NLA-programma door de juridische dienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De zienswijze van de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (EVA) was bekend en werd meegenomen in de interne advisering. Het NLA-programma is inmiddels afgerond, waardoor advisering van de EVA op dit moment niet opportuun is. De ontwikkeling van een toetsingskader voor eventuele niet-letale steun aan gewapende oppositiegroepen (motie Omtzigt cs., Kamerstuk 32 623, nr. 231) zorgt ervoor dat in de toekomst de discussies over volkenrechtelijke aspecten in het overleg met de Kamer scherper zullen worden gevoerd. Het kabinet ziet hierin duidelijke meerwaarde en heeft het opstellen van een dergelijk toetsingskader onderschreven.
27
Is er enig verband tussen de migratiedeal tussen de EU en Turkije in 2016, waarbij premier Rutte achter de schermen een hoofdrol speelde, en de intensivering van het NLA-programma door Nederland met o.a. voertuigen in het noorden van Syrië, vanuit Turkije, onder meer aan Syrische rebellengroeperingen die nauw gelieerd waren/zijn aan Turkije? Bent u bereid klip en klaar enig verband uit te sluiten? Zo nee, in hoeverre maakte het NLA-programma onderdeel uit van onderhandse afspraken met Turkije?
Er is geen verband tussen de intensivering van het NLA-programma en de totstandkoming van de EU-Turkije Verklaring in 2016. De intensivering van het NLA-programma begin 2016 werd ingegeven door de bedreiging die ISIS vormde en de aanslagen gepleegd door ISIS in het hart van Europa. Na deze aanslagen werd er een beroep op Nederland en andere Europese lidstaten gedaan om de strijd tegen ISIS te intensiveren. Nederland heeft hier gehoor aan gegeven en tevens de steun aan de gematigde krachten in Syrië geïntensiveerd waardoor deze gematigde gewapende groepen beter stand konden houden tegen ISIS.
28
Hoe verhouden de bevindingen van Trouw en Nieuwsuur, waaruit blijkt dat vrijwel alle door Nederland geleverde goederen door de Syrische rebellen ingezet zijn voor de militaire strijd, en de regering zich daarvan bewust was, zich tot de opvatting van prof. Nollkaemper in een position paper t.b.v. de door de Tweede Kamer georganiseerde hoorzitting: «De aard van de goederen waarmee gewapende acties worden ondersteund is hierbij niet relevant. Het maakt niet uit of het gaat om lethale of niet-lethale goederen.»? Bent u bereid a posteriori te onderzoeken of en ja in welke gevallen Nederland de grenzen van het volkenrecht overschreden heeft? Zo nee, waarom niet?
De leveringen van de civiele niet-letale goederen hadden geen offensief doel. Interne volkenrechtelijke deskundigen hebben de risico’s geschetst die samenhingen met de verlening van steun aan gematigde gewapende oppositiegroepen in Syrië. Daarbij is aangegeven dat de civiele niet-letale aard van de steun het risico op strijdigheid met het internationaal recht kan beperken. Aangezien deze steun werd geleverd aan gewapende gematigde oppositiegroepen in een situatie van gewapend conflict viel niet uit te sluiten dat de geleverde goederen ook offensief ingezet zouden worden, ondanks dat dit niet het doel van het NLA-programma was. Door afspraken met uitvoerders en door in leveringsvoorwaarden vast te leggen hoe goederen mochten worden ingezet, heeft het kabinet de risico’s op offensieve inzet beperkt. De uitvoerders van het programma zagen toe op naleving van deze voorwaarden.
29
Klopt het dat u in Trouw de volgende uitspraak gedaan heeft: «Tijdens het vorige debat heb ik omstandig, meermalen aangegeven dat niet-letale middelen ook ingezet zijn in gevechtssituaties. Dat kan dus geen verrassing zijn"»? Kunt u dit nader toelichten? Heeft u dergelijke uitspraken in het Kamerdebat op 2 oktober jl. gedaan, of heeft u benadrukt dat u niet uit kan sluiten dat door Nederland gebruikte goederen ingezet zijn voor oorlogsdoeleinden, maar dat dit in strijd met de afspraken was?
Zie ook het antwoord op vraag 1. De geleverde goederen waren bedoeld om de gematigde oppositie overeind te houden in de context van een gewapend conflict, waarbij zowel extremisten als het regime trachtten de gematigde oppositie te verdrijven. In het debat op 2 oktober is ook gezegd dat in een complexe conflictsituatie als in Syrië bestond, niet kon worden uitgesloten dat civiele goederen in die context ook offensief konden worden ingezet en groepen met de goederen buiten de kaders van de afspraken hebben gehandeld.
30
Waarom heeft u ten tijde van het NLA-programma de Kamer nooit geïnformeerd over het feit dat vrijwel alle door Nederland geleverde goederen door de Syrische rebellen militair ingezet zijn, zoals pick uptrucks in aanvalsmissies, tactische vesten voor wapens als de M-16 en AK-47, laptops die gebruikt werden voor het selecteren van militaire doelwitten? Hoe beoordeelt u de informatievoorziening aan de Kamer?
De Kamer is sinds eind 2014 geïnformeerd over (het voornemen tot) het NLA-programma via Kamerbrieven, antwoorden op Kamervragen en tijdens debatten, ook over de risico’s van het programma en de wijze waarop deze risico’s werden gemitigeerd. De Tweede Kamer heeft in aanloop naar het debat van 2 oktober jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26) tevens vertrouwelijke inzage gekregen in een groot aantal stukken over het programma, waaronder besluitvormingsmemoranda, rapporten en overdrachtsbewijzen. De geleverde, civiele niet-letale goederen waren niet bestemd voor offensieve doeleinden, zoals terug te lezen is in de vrijgegeven overdrachtsbewijzen. Veel vragen, informatie en debat is losgekomen nadat het programma in het voorjaar van dit jaar werd beëindigd. Met de ontwikkeling van een toetsingskader wordt de focus van een debat en de informatievoorziening daaromtrent bij eventuele toekomstige NLA-programma’s meer verschoven naar de start van eventuele steun, in plaats van achteraf. Het kabinet steunt de totstandkoming van een dergelijk toetsingskader.
31
Hoe beoordeelt u de passage uit WOB-stukken (eerste bijlage, blz. 117) waaruit blijkt dat Nederland $ 17.924 betaald heeft aan strijders «to provide fighters with backpay from before the eid holiday»? Hoe kan dit anders gezien worden dan een vorm van salaris aan rebellen.»? Hoe verhoudt zich dat tot uw eerdere bewering aan de Kamer dat er «nooit salarissen betaald zijn» (Kamerstuk 32 623, nr. 229, antwoord vraag 185)
Nederland heeft geen soldij betaald aan gematigde gewapende strijders. Commandanten moesten in enkele gevallen bedragen voor voedsel en reparaties voorschieten, waardoor de uitbetaling van salarissen uitgesteld moest worden. De aangehaalde passage in het rapport van de uitvoerder spreekt over «reimbursements», ofwel terugbetalingen. De commandanten hebben aan de uitvoerders verantwoording afgelegd over deze uitgaven en de uitvoerders hebben de uitgaven gecontroleerd. De Tweede Kamer heeft voorafgaande aan het debat van 2 oktober jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26) ter vertrouwelijke inzage een overzicht van de data en bedragen van alle leveringen ontvangen, waaronder de «cash handovers».
32
Hoe beoordeelt u de melding dat de winterkleding voor Syrische rebellen goed is aangekomen (bijlage 1, blz. 132), in relatie tot de gebrekkige uitrusting, tot drie keer toe, van onze eigen militairen, in Polen, Litouwen en Noorwegen? Vindt u dit pijnlijk?
Dit betreft twee verschillende zaken, waarbij het leveren van winterkleding aan de Syrische gematigde gewapende oppositie geen effect heeft gehad op de uitrusting van Nederlandse militairen. Voor wat betreft de uitrusting van Nederlandse militairen geldt het volgende (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 424). Na een tijd waarin de voorraden zeer beperkt waren, investeert Defensie nu om de voorraden op niveau te brengen. Deze voorraden betreffen onder andere kleding en uitrusting. Daarbij is nog veel achterstand in te lopen. Deze investeringen omzetten in tastbaar materieel vergt nog een flinke inspanning, maar betekent structurele verbeteringen op de lange termijn.
33
Kunt u nader ingaan op wat verstaan moet worden onder «Multi-purpose vehicles» (eerste bijlage WOB-stukken, blz. 49)? Waren deze voertuigen ook geschikt voor offensieve operaties en oorlogsdoeleinden?
Onder «multi-purpose vehicles» worden de «multi-use vehicles» uit bijlage 1 blz. 27 van de WOB-stukken verstaan, te weten «tractor and trailors, skid-steer loaders, pick-up trucks and 10-ton loaders». Het gaat hier om een verzamelnaam van voertuigen. Ongeacht het type voertuig is in afspraken met de uitvoerders en in eerdergenoemde leveringsovereenkomsten vastgelegd dat voertuigen niet-offensieve doeleinden hadden. De goederen waren niet-vergunningplichtig
34
Hoe verhouden de onthullingen dat vrijwel alle door Nederland geleverde goederen door de Syrische rebellen ingezet zijn voor de militaire strijd zich tot uw eerdere antwoord op Kamervragen: «De opzet van het NLA programma hield rekening met het non-interventiebeginsel en was gericht op civiele steun teneinde schending van het internationaal recht te voorkomen.» (Kamerstuk 32 623, nr. 229, Antwoord op vragen 25 en 51)
Zie ook antwoord 2 en 4. In de context van het Syrische conflict is vaker discussie geweest over de legitimiteit van steun aan Syrische gematigde gewapende oppositie. Zo schreef het kabinet in juni 2013 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1263) «er begrip voor [te hebben] dat, in het geval van afnemende legitimiteit van het zittende regime en toenemende legitimiteit van de gewapende oppositie, het non-interventie beginsel onder druk komt te staan [...] Het regime Assad heeft zich de afgelopen jaren veelvuldig schuldig gemaakt aan grootschalige en grove mensenrechtenschendingen en heeft gefaald in de bescherming van de eigen bevolking.»
In de afspraken met de groepen over het gebruik van de civiele goederen werden afspraken gemaakt over de niet-offensieve inzet. De geleverde steun heeft de gematigde gewapende groepen geholpen om niet in de verdrukking te raken tussen extremistische groepen en het regime, conform de doelen van het programma. Zo werd bijgedragen aan enige mate van leefbaarheid en veiligheid voor burgers in oppositiegebied, en het voorkomen van nieuwe machtsvacua en invloed van extremisten. Hiermee werden de effecten van het conflict op de burgers verkleind en de instabiliteit in het land op lokale schaal verminderd. De relatieve veiligheid die deze gematigde gewapende groepen boden aan de lokale bevolking zorgde ervoor dat meer reguliere stabilisatieprogramma’s uitgevoerd konden worden en dat enige mate van lokaal bestuur kon opereren. In de context van de gewapende strijd in Syrië kon echter nooit worden uitgesloten dat goederen ook offensief zouden worden ingezet.
35
Herinnert u zich vraag 152 (Kamerstuk 32 623, nr. 229): «Is tijdens het verlenen van NLA-steun door Nederland geconstateerd dat groepen die deze steun ontvingen dit (ook) voor militaire doeleinden inzetten?» en uw antwoord op die vraag: «Hoewel ervoor is gekozen om alleen civiele goederen te leveren, valt daarmee, afhankelijk van de interpretatie, niet uit te sluiten dat deze goederen ook voor militaire doeleinden zijn ingezet, zoals bijvoorbeeld een pick-up truck.»? Hoe verhoudt uw antwoord zich tot de onthullingen dat vrijwel alle door Nederland geleverde goederen door de Syrische rebellen ingezet zijn voor de militaire strijd en dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken hiervan tot in detail op de hoogte was?
De opzet van het NLA-programma was het geven van civiele niet-letale steun aan gematigde gewapende oppositie om, in de context van een gewapend conflict, een alternatief voor extremistische groeperingen te bieden en te voorkomen dat de gematigde oppositie in verdrukking zou raken tussen het Assad-regime en extremistische groeperingen zoals ISIS. Zoals ook aangegeven door de Minister van Buitenlandse Zaken in het debat van 2 oktober jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26), kon in een situatie van gewapend conflict niet te allen tijde worden uitgesloten dat de goederen die Nederland leverde gebruikt zouden worden voor offensieve doeleinden, dus buiten de kaders van het programma en ondanks hierover gemaakte en vastgelegde afspraken.
36
Kunt u per geleverd onderdeel van de NLA aangeven of uit interne rapportage blijkt dat dit (mogelijk) door de ontvangende partij is ingezet in de strijd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 35.
37
Waarom heeft u de Kamer niet gemeld dat NLA op grote schaal is ingezet in de gewapende strijd?
Zie het antwoord op vraag 30.
38
Kunt u alle incidenten melden waarbij NLA in handen van jihadisten is gevallen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, zijn er bij het kabinet twee gevallen bekend waarbij er voldoende reden is om aan te nemen dat NLA-goederen tijdelijk in handen van jihadisten zijn gevallen. Een van die gevallen betreft de voedselpakketten in november 2015, het andere geval betreft de mobiele bakkerij in het voorjaar van 2017. Zie ook het antwoord op vraag 21.
39
Wat bedoelde u ermee toen u de Kamer meldde dat NLA «civiel van aard» was?
Zie het antwoord op vraag 11 en 12. Het NLA-programma betrof alleen het leveren van civiele, niet-vergunningplichtige goederen. Met de uitvoerders en de gematigde gewapende groepen werden ook afspraken gemaakt over de wijze waarop de goederen binnen de kaders van het NLA-programma konden worden ingezet.
40
Waarom heeft u de Kamer enkel gemeld dat specifieke pick up trucks (mogelijk) ingezet zijn in de strijd?
In de antwoorden op feitelijke vragen en tijdens het debat van 2 oktober jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26) is door een aantal leden specifiek gevraagd naar de inzet van de pick-up trucks. Voor alle geleverde goederen gold evenwel dat zij werden geleverd aan gewapende groepen in een situatie van gewapend conflict. Dat niet kon worden uitgesloten dat civiele goederen in die context ook offensief konden worden ingezet en groepen mogelijk met de goederen buiten de kaders van de afspraken hebben gehandeld, is aan de Kamer gemeld.
41
Klopt het dat tactische vesten voor M-16 en AK-47 wapens zijn geleverd? Wat stond in de leveringsvoorwaarden over het gebruik van deze vesten? Waarom is dit naar uw opvatting civiel van aard?
De geleverde vesten betroffen vesten met opbergvakken en geen ballistische bescherming. Dergelijke vesten, zonder ballistische bescherming, staan noch vermeld op de Gemeenschappelijk EU-lijst van militaire goederen noch op bijlage 1 van de EU Dual-Use Verordening (428/2009). Voor de uitvoer van dergelijke kleding geldt dus geen vergunningplicht.
42
Klopt het dat vrijwel alle door Nederland geleverde NLA is ingezet in de strijd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 35.
43
Klopt het dat laptops militair zijn ingezet, in ieder geval voor doelselectie? Waarom is dit de Kamer niet gemeld? Was het onderdeel van de leveringsvoorwaarden dat dit niet mocht gebeuren?
De laptops zijn geleverd met het doel dat de gematigde gewapende groepen hiermee hun mediastrategie en outreach zouden kunnen versterken en hun administratie en distributie ordelijker konden laten verlopen, om mogelijke corruptie tegen te gaan. In een tweetal rapporten (een tussentijdse rapportage en het eindrapport over die periode) is gemeld dat laptops tevens werden gebruikt voor doelselectie bij gevechten tegen ISIS, wat gebeurde door posities bij te houden via Google Earth. Door de uitvoerder is aan de groep te kennen gegeven dat de laptops bedoeld waren voor mediadoeleinden en administratie.
44
Klopt het dat door Nederland geleverde pick up trucks zijn gebruikt om munitie te vervoeren? Wat stond hierover in de leveringsvoorwaarden?
In enkele gevallen zijn de pick-up trucks gebruikt om munitie te vervoeren, zoals ook blijkt uit de bij de WOB vrijgegeven documenten. In de leveringsvoorwaarden staat dat goederen ingezet konden worden voor transport, bevoorrading, en logistieke of communicatieve ondersteuning. Het kunnen bevoorraden van een frontlinie («frontline improvement») was nodig om de stabiliteit in het gebied in stand te kunnen houden en te voorkomen dat extremisten of het regime het gebied zouden kunnen overnemen, in overeenstemming met de doelen van het NLA-programma.
45
Over welke informatie beschikt u dat de Hama Rebels Gathering en de Tweede Centrale Divisie (mogelijk) betrokken waren bij mensenrechtenschendingen dan wel oorlogsmisdaden en hebben samengewerkt met jihadistische groepen of onderdeel uitmaakten van coalities met jihadistische groepen?
Het antwoord op deze vraag is terug te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording.
46
Schetst de recente berichtgeving van Trouw en Nieuwsuur naar uw oordeel een juist beeld van de recent, per WOB-procedure vrijgegeven stukken? Zo nee, op welke onderdelen niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft kennisgenomen van de berichtgeving van Nieuwsuur en Trouw. De verantwoording over het programma wordt afgelegd aan het parlement, onder andere middels de beantwoording van deze schriftelijke vragen over de vrijgegeven stukken.
47
Kunt u een overzicht geven van alle mensenrechtenschendingen dan wel oorlogsmisdaden waar Jabhat al-Shamiya (mogelijk) bij betrokken is geweest?
Amnesty International heeft een rapport geschreven waarin ook Jabhat al-Shamiya voorkomt. Het rapport beslaat de periode december 2015 tot mei 2016 en rapporteert over schendingen van Jabhat al-Shamiya waaronder standrechtelijke executies, ontvoering en bedreiging (zie ook Kamerstuk 32 623, nr. 229).
48
Waarom is de Kamer in januari 2018 gemeld dat groepen die samen met Turkije strijden in het noorden van Syrië, in Afrin, geen NLA meer zouden krijgen terwijl uit interne documenten blijkt dat in februari nog pick-up trucks zijn geleverd?
Zie ook antwoord 24. De Kamer is in januari 2018 vertrouwelijk geïnformeerd over de redenen van het stopzetten van steun aan enkele groepen. Dit was gekoppeld aan informatie die op dat moment bekend was bij het ministerie. Later in het voorjaar is het hele NLA-programma beëindigd. Een meer gedetailleerd antwoord op deze vraag is terug te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording.
49
Hoeveel groepen die met Turkije strijd leverden in Afrin hebben NLA ontvangen nadat de Kamer in januari dit jaar was gemeld dat deze steun beëindigd zou worden?
Het antwoord op deze vraag is terug te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording.
50
Wat is de stand van zaken van de vervolging door het OM van een man die zich heeft aangesloten bij het Levant Front?
Over (lopende) strafrechtelijke onderzoeken doet het kabinet geen mededelingen.
51
Hoeveel mensen worden vervolgd voor werkzaamheden voor groepen waar Nederland NLA aan heeft gegeven?
Er zijn nog ongeveer 135 Nederlandse uitreizigers aanwezig in het strijdgebied in Syrië en Irak. Op iedere onderkende uitreiziger naar jihadistisch strijdgebied loopt een strafrechtelijk onderzoek. Over (lopende) strafrechtelijke onderzoeken doet het kabinet geen mededelingen.
52
Welk bewijs heeft u dat in 2015 door Al Qaida afgepakte, door Nederland geleverde voedselpakketten weer zijn teruggegeven aan de groep of groepen waaraan het geleverd was? Kunt u dit bewijs aan de Kamer tonen?
Zie het antwoord op vraag 20.
53
Klopt het dat door Nederland geleverd materiaal in mei 2016 (waarschijnlijk) in handen van IS is gevallen? Waarom is dit incident niet gemeld aan de Kamer?
Zie het antwoord op vraag 21.
54
Kunt u bevestigen dat er, voor de vraag of de Nederlandse NLA binnen de grenzen van het volkenrecht is gebleven, geen relevant onderscheid is tussen civiele en niet-civiele of letale of niet-letale goederen, maar dat de vragen waar het om gaat, zijn: waar worden de goederen voor gebruikt en door wie worden de goederen gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Het onderscheid in de aard van de steun is volkenrechtelijk van belang. Het niet-offensieve doel van de steun speelt tevens een rol. Interne volkenrechtelijke deskundigen hebben de risico’s geschetst die samenhingen met de verlening van steun aan gematigde gewapende oppositiegroepen in Syrië. Daarbij is aangegeven dat de civiele niet-letale aard van de steun het risico op strijdigheid met het internationaal recht kan beperken. Van het leveren van letale steun is aangegeven dat deze zonder meer in strijd zou zijn met, onder andere, het non-interventiebeginsel. Nederland heeft geen letale steun gegeven.
55
Hoe is in leveringsovereenkomsten aangegeven dat NLA niet ingezet diende te worden voor oorlogsdoeleinden?
Zie antwoord 4.
56
Hoe vaak is geacteerd toen bleek dat NLA, tegen de afspraken in, wel is ingezet voor oorlogsdoeleinden? Wat hield dit acteren dan in?
In het geval waar voertuigen gemodificeerd werden met ijzeren staven waarop mogelijk wapens gemonteerd konden worden is dat stopgezet. De mogelijkheid dat de voertuigen daarmee buiten de grenzen van de leveringsafspraken werden gebruikt (dus transport, bevoorrading, logistiek/communicatie) werd te groot geacht.
57
Ontkent u dat NLA op grote schaal is ingezet in de gewapende strijd?
Zie antwoord 35.
58
Hoe heeft u achteraf, na levering aan specifieke groepen, getoetst of het Nederlandse NLA-programma binnen de grenzen van het volkenrecht is gebleven? Hoe vaak en door wie is dit getoetst? Hoe vaak is dit getoetst in respectievelijk 2016, 2017 en 2018?
In aanloop naar en tijdens het NLA-programma is op verschillende momenten intern volkenrechtelijk geadviseerd. Uw Kamer is in de aanloop naar het debat van 2 oktober vertrouwelijk van de inhoud van die adviezen op de hoogte gesteld (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26). Daarnaast is in Kamerstuk 32 623, nr. 230 van 1 oktober 2018 de kern van het interne juridische advies gedeeld.
59
Is, op onderdelen, geconstateerd dat het NLA-programma niet binnen de grenzen van het volkenrecht is gebleven?
Wat het kabinet betreft was het NLA-programma binnen de grenzen van het volkenrecht.
60
Hoe vaak is in interne rapportage geconstateerd dat door Nederland geleverde pick-up trucks zijn ingezet voor de gewapende strijd?
De uitgebreide monitoringsmechanismen van de verschillende NLA-projecten, variërend van veldbezoeken, aanlevering van beeldmateriaal door de ontvangers en deels GPS-tracking, hebben niet geleid tot een constatering dat pick-ups anders werden gebruikt dan bedoeld in de leveringsvoorwaarden, zoals transport of bevoorrading, om stand te kunnen houden tegen extremisten en/of het regime. Over de redenen van beëindiging van de steun aan groepen in januari 2018 is uw Kamer vertrouwelijk geïnformeerd.
61
Wat heeft u allemaal ondernomen om te achterhalen of door Nederland gesteunde groepen zich schuldig maakten aan mensenrechtenschendingen dan wel oorlogsmisdaden?
Bij de vetting werd gekeken naar banden met terrorisme en mensenrechtenschendingen. Enkele NLA-ontvangers zijn, nadat zij steun ontvingen, beschuldigd van het overtreden van regels van het humanitair oorlogsrecht. Het Syrië-team heeft dergelijke signalen opgenomen met de groepen wanneer die signalen binnenkwamen. Verschillende aantijgingen bleken niet altijd makkelijk verifieerbaar. Met de groepen werd gesproken over mensenrechten en enkele commandanten hebben mensenrechtentrainingen gevolgd. Dat kan excessen niet voorkomen. Wel is gepoogd met de groepen een pad in te slaan, samen met partners als het VK. Zie ook Kamerstuk 32 632, nr. 229, vraag 274.
62
Waarom stelt u dat, «wat de regering betreft,» Nederland met de NLA-steun binnen de grenzen van het volkenrecht gebleven is?
Dit wordt zo gesteld omdat dit het regeringsstandpunt betreft. Zie ook antwoord op vraag 2.
63
Kunt u toelichten waarom van wapenleveranties en letale steun werd geconcludeerd dat deze in strijd zouden zijn met het volkenrecht en niet-letale steun niet?
Zie het antwoord op vraag 54.
64
Welke risico’s hebben intern volkenrechtelijke deskundigen geschetst die samenhingen met de verlening van steun aan gematigde gewapende oppositiegroepen in Syrië?
Zie het antwoord op vraag 54.
65
Is steun aan gewapende groepen stopgezet omdat zij met Turkije meevochten in het noorden van Syrië? Zo ja, hoe vaak is dit gebeurd en wanneer precies?
Het antwoord op deze vraag is terug te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording (Kamerstuk 32 623, nr. 248).
66
Erkent u, net als Carla del Ponte, dat in 2015 alle strijdende groepen in Syrië schendingen van het internationaal recht begingen? Zo nee, waarom niet?
In het Syrisch conflict zijn vreselijke misdrijven door verschillende partijen gepleegd. Het kabinet heeft onvoldoende informatie om te kunnen bevestigen of ontkennen dat in 2015 alle strijdende groepen in Syrië schendingen van internationaal recht begingen. Het is van belang dat vermeende schendingen worden onderzocht en wanneer daar aanleiding daarvoor is voor de rechter worden gebracht. Om toekomstige processen van berechting te ondersteunen draagt Nederland bij aan bewijsvergaring en levert een bijdrage aan het International Impartial Independent Mechanism om bewijslast te borgen en straffeloosheid tegen te gaan.
67
Hoe vaak is NLA aan gewapende groepen gestopt omdat die groepen zich schuldig maakten aan mensenrechtenschendingen of oorlogsmisdaden?
Enkele NLA-ontvangers zijn, nadat zij steun ontvingen, beschuldigd van het overtreden van regels van het humanitair oorlogsrecht. Het Syriëteam heeft dergelijke signalen opgenomen met de groepen wanneer die signalen binnenkwamen. Verschillende aantijgingen bleken niet altijd makkelijk verifieerbaar. Met de groepen werd gesproken over mensenrechten en enkele commandanten hebben mensenrechtentrainingen gevolgd. Dat kan excessen niet voorkomen. Wel is gepoogd met de groepen een pad in te slaan, samen met partners als het VK. Over de redenen van beëindiging van de steun aan groepen in januari 2018 is uw Kamer vertrouwelijk geïnformeerd.
68
Wanneer is voor het laatste beoordeeld of het NLA-programma binnen de grenzen van het volkenrecht is gebleven en wat waren de bevindingen van deze beoordeling?
In het debat met uw Kamer heeft het kabinet opnieuw geconstateerd dat het NLA-programma binnen de kaders van het volkenrecht was.
69
Bent u bereid de wijziging van het mandaat van de EVA van 2015 terug te draaien en, indien nodig, meer middelen ter beschikking te stellen zodat voortaan ook op eigen initiatief geadviseerd kan worden? Zo nee, waarom niet?
De wijzing van het mandaat van de EVA in 2015 gebeurde op verzoek van de EVA zelf. In verband met het aflopen van zijn contract medio 2019 zal volgend jaar met de EVA worden gesproken over de invulling van de externe volkenrechtelijke adviesfunctie.
70
Waarom is de Kamer niet gemeld dat intern is gerapporteerd dat door Nederland geleverde voertuigen een cruciale rol speelden in gevechten?
Over zowel de aard van de goederen als de doelen van het programma is het kabinet steeds duidelijk geweest richting uw Kamer, evenals de context van het gewapende conflict waarbinnen het programma werd uitgevoerd. Uit de WOB-stukken blijkt dat de niet-letale goederen de gematigde gewapende groepen geholpen hebben om weerstand te bieden tegen o.a. ISIS, gebieden te stabiliseren en de bevolking een alternatief te geven voor extremisme en het regime. Afspraken met uitvoerders en leveringsvoorwaarden zagen erop toe dat de voertuigen alleen ingezet mochten worden voor transport en bevoorrading en dat werd ook gemonitord.
71
Waarom is de Kamer niet gemeld dat intern is gerapporteerd dat minibussen werden gebruikt voor het vervoer van strijders en soortgelijke diensten en pick-uptrucks zijn gebruikt voor gevechts- en ondersteuningsmissies, zoals het vervoer van munitie naar de frontlinie?
Zie ook antwoord 70. In de overdrachtsbewijzen was opgenomen dat voertuigen ingezet konden worden voor transport, bevoorrading, en logistieke of communicatieve ondersteuning. Bij verhoogd risico van offensieve inzet van door Nederland geleverde goederen werd ingegrepen. Er werd direct contact opgenomen met de partner toen kennis werd genomen van het plaatsen van ijzeren staven op door Nederland geleverde voertuigen in het kader van het grensbewakingsprogramma in het Zuiden. Het modificeren van door Nederland geleverde voertuigen is toen onmiddellijk gestaakt.
72
Is de NLA-steun aan gewapende groepen in Syrië de eerste keer dat Nederland NLA heeft verstrekt dan wel letale steun aan gewapende groepen, niet behorend tot een staat? Zo nee, kunt u iets melden over eerder voorbeelden hiervan?
Voor zover bekend is dit ten aanzien van NLA het geval. Nederland heeft geen letale steun aan gewapende groepen in Syrië geleverd.
73
Welke argumenten liggen eraan te grondslag om de staatsgeheime onderdelen van het NLA-dossier die reeds in de openbaarheid zijn gekomen als staatsgeheim te handhaven?
Het kabinet blijft bij het uitgangspunt dat er geen openbare uitspraken gedaan worden over groepen die steun ontvingen in het kader van het Non-Lethal Assistance (NLA)-programma. De redenen daarvoor blijven immers van kracht: de veiligheid van betrokken groepen dient in acht te worden genomen, vanwege bondgenootschappelijke verplichtingen en vanwege betrokkenheid van inlichtingendiensten. Informatie over de uitvoerder is eveneens uit veiligheidsoverwegingen niet publiek gemaakt. Zoals geschreven bij de aanvang van het programma in 2015 doet het kabinet in het belang van de veiligheid geen uitspraken over de bij Nederlandse steun betrokken groepen. Uw Kamer heeft vertrouwelijk inzicht gekregen in de geclassificeerde besluitvormingsmemoranda rondom het programma.
74
Welke mogelijkheden zijn er om het voeren van een debat over de nieuwe berichtgeving over het NLA-programma te vergemakkelijken, nu een aantal van de berichtgevingen vooralsnog staatsgeheim is?
Het kabinet heeft begrip voor het feit dat de vertrouwelijke aspecten van het programma op gespannen voet staan met de wens tot volledige openbaarheid. Vanwege de redenen zoals genoemd in antwoord 73 kan echter niet alle informatie over het NLA-programma openbaar gemaakt worden. In aanloop naar het debat op 2 oktober jl. heeft het kabinet de Kamer vertrouwelijke inzage gegeven in stukken met geclassificeerde informatie. Het betreft daarbij onder andere besluitvormingsmemoranda, overdrachtsbewijzen en projectinformatie. In het kader van de WOB-publicatie is gestreefd verdere inzage te kunnen geven in de uitvoering van het programma. Het kabinet is van mening dat de totstandkoming van een Toetsingskader, conform de motie Omtzigt cs. (Kamerstuk 32 623, nr. 231), kan bijdragen aan de wijze waarop informatie en debat over eventuele toekomstige NLA-programma’s beter vorm kan krijgen.
75
Blijft een ontvanger van hulp staatsgeheim als de ontvanger aangeeft geen bezwaren te hebben bij het opheffen van het staatsgeheim?
Uitspraken van individuen over het al-dan-niet ontvangen van Nederlandse NLA-steun komen voor hun eigen rekening. Het kabinet blijft bij het uitgangspunt dat er geen openbare uitspraken gedaan worden over groepen die steun ontvingen in het kader van het Non Lethal Assistance (NLA)-programma. De redenen blijven daarvoor immers van kracht: de veiligheid van betrokken groepen dient in acht te worden genomen, vanwege bondgenootschappelijke verplichtingen en vanwege betrokkenheid van inlichtingendiensten.
76
Hoe beoordeelt u de meest recente berichtgeving van Nieuwsuur in relatie tot de informatie die reeds was gepubliceerd?
Zie antwoord 46.
77
Hoe vindt de besluitvorming over wat wel en niet weggelakt dient te worden plaats?
De documenten die zijn vrijgegeven in de WOB-verzoeken zijn gelakt op basis van de uitzonderingsgronden zoals neergelegd in de Wet Openbaarheid Bestuur.
78
Welke directies en teams van het ministerie nemen deel aan het overleg over welke passages gelden als bijvoorbeeld persoonlijke beleidsopvattingen of staatsgeheime informatie?
De documenten die zijn vrijgegeven in de WOB-verzoeken zijn gelakt op basis van de uitzonderingsgronden zoals neergelegd in de Wet Openbaarheid Bestuur. Afhankelijk van de inhoud van een WOB-verzoek zijn bij de beoordeling medewerkers van beleidsdirecties, ambassades en ondersteunende directies betrokken, waaronder de directies Juridische Zaken en Communicatie die adviseren over de afhandeling.
79
Waren de gesteunde groepen volgens u jihadistisch van aard, mede in het licht van de kwalificatie die Charles Lister tijdens het rondetafelgesprek over het NLA-programma aan de groepen in kwestie gaf?
Geen van de door Nederland gesteunde groepen valt te kwalificeren als salafi-jihadistisch. Een belangrijk resultaat van het NLA-programma was dat het gematigde groeperingen in staat stelde te voorkomen dat strijders overliepen naar jihadistische of extremistische groeperingen. Charles Lister gebruikte tijdens het rondetafelgesprek vooral de termen extremistisch en terroristisch en gaf aan dat de groepen die door de Nederlandse media genoemd waren als zijnde ontvangers van NLA zeker niet in aanmerking komen voor dergelijke labels. Volgens Lister zouden deze groepen zich juist verweerd hebben tegen jihadistische groepen gedurende het conflict in Syrië.
80
Geldt de steun aan Syrische strijdgroepen in het licht van de in de WOB-stukken verschenen informatie juridisch gezien nog steeds als non-letaal?
Ja. Nederland heeft alleen civiele niet-letale goederen geleverd aan de gematigde gewapende groepen in Syrië. De levering van deze goederen viel binnen de kaders van het NLA-programma.
81
Welke volkenrechtelijke discussies vonden plaats in andere landen waarvan bekend is dat zij NLA leverden?
Bij andere landen die betrokken waren bij NLA of andere steun aan de Syrische gematigde oppositie is weinig of geen discussie geweest over de volkenrechtelijke aspecten van het leveren van die steun.
82
Droegen de geleverde goederen bij aan het behalen van de doelstellingen van het NLA-programma?
De door Nederland gesteunde gematigde groepen hebben er voor gezorgd dat in de gebieden die zij controleerden verschillende stabilisatieprojecten konden worden uitgevoerd en een zekere mate van openbare orde en bestuur zich kon ontwikkelen. Ook werd een belangrijke bijdrage geleverd aan het terugdringen van ISIS uit verschillende delen van Syrië. De geleverde goederen hebben bijgedragen aan de effectiviteit van de gematigde groepen en de mate waarin zij stand konden houden in het conflictgebied.
In Zuid-Syrië heeft het programma voorts bijgedragen aan stabiliteit van Jordanië en Israël die beiden baat hebben bij een stabiel grensgebied. Zo hebben de door Nederland gesteunde grensbewakers smokkel en illegale oversteek van ISIS-strijders tegengehouden en de pocket aan de grens met Jordanië en Israël die in handen was van een ISIS-tak (Jaish Khaled Ibn al-Waleed) ingedamd. Specifieke voorbeelden van acties mogelijk gemaakt door dit project zijn de ontmanteling van door ISIS geplaatste bermbommen en gevangenneming van ISIS-strijders.
83
Zijn alle documenten die onder de WOB zijn vrijgegeven authentiek? (indien nee, welke documenten zijn dan niet authentiek)
De vrijgegeven documenten maken onderdeel uit van het bij het ministerie aanwezig archief. Bij de publicatie van de WOB-stukken is in een aantal documenten per abuis informatie niet gelakt die wel gelakt had moeten worden. Ondanks gemaakte fouten in de WOB-publicatie blijven de redenen van vertrouwelijkheid van kracht en doet het kabinet geen uitspraken over al-dan-niet gesteunde groepen.
84
Is in de rapportage van de uitvoerders, die zicht hielden op de youtube en facebook kanalen van strijdende groepen, ooit melding gemaakt van het youtube filmpje waarin de Sultan Murad brigade trots raketten afschiet op Sheik Maqsood?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording (Kamerstuk 32 623, nr. 248).
85
Is het afschieten van (domme) «Hamim»-raketten op het Sheikh Maqsoud-district, waar zowel strijders als bewoners zitten, in strijd met oorlogsrecht?
Op basis van het humanitair oorlogsrecht is het verboden om bij aanvallen strijdmiddelen te gebruiken die niet op een bepaald militair doel kunnen worden gericht (een zogenaamde niet-onderscheidende aanval). Of hiervan in casu sprake was kan niet worden beoordeeld.
86
Hoe komt het dat het IOB geen melding maakt van het feit dat er offensieve doelstellingen waren met het programma?
De studie van IOB richtte zich, conform de Terms of Reference, op de kwaliteit van de monitoringssystemen van drie stabilisatieprogramma’s in Syrië, waaronder het NLA-programma. De doelstellingen van het NLA-programma waren niet offensief van aard, maar erop gericht dat de gematigde gewapende oppositie niet verdrukt zou worden tussen extremisten en het regime.
87
Is Jabhat al Shamiya een terroristische organisatie?
Er is geen internationaal erkende definitie van gewelddadig jihadisme of terrorisme. In Nederland wordt vanuit verschillende kaders naar strijdende groeperingen gekeken en beoordeeld of een groepering als terroristisch dient te worden aangemerkt. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt primair naar internationale terrorismelijsten (VN en EU) voor de beoordeling van organisaties. Bij de beoordeling of iemand kan worden vervolgd voor deelneming aan een terroristische organisatie (art. 140a Wetboek van Strafrecht) geldt een ander kader. Het Openbaar Ministerie legt gedragingen ten laste, in een omschreven periode en omschreven plaats. Van belang is voorts tot welke organisatie een verdachte behoorde. Als is vastgesteld tot welk onderdeel een verdachte behoorde, wordt aan de hand van de inhoud van het dossier en open bronnen getoetst of dát onderdeel van dié strijdende partij in dié periode was aan te merken als een organisatie met een terroristisch oogmerk. Het OM doet geen algemene uitspraken over strijdende groeperingen, ook omdat in het jihadistisch strijdgebied de samenstelling van groepen snel veranderde en verandert. Welke organisaties door de VN, de EU of Nederland op een sanctielijst geplaatst zijn, speelt bij de beoordeling door het Openbaar Ministerie geen rol.
88
Heeft Jabbat al Shamiya meegedaan aan het bombarderen van het Sheikh Maqsood district in de eerste helft van 2016?
Voor zover bekend bij het kabinet had Jabbat al-Shamiya een presentie in Aleppo in de eerste helft van 2016. Er zijn berichten dat zij een rol hebben gespeeld bij de gevechten tussen oppositiegroepen en de YPG op het moment dat de YPG samen met het Assad-regime Aleppo-stad trachtten te omsingelen.
89
Was het document waarin duidelijk werd dat Jabhat al-Shamiya NLA steun van Nederland kreeg, authentiek?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over al-dan-niet gesteunde groepen. Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording.
90
Voldeed Jabhat al-Shamiya in 2016 en 2017 aan de voorwaarden om steun te krijgen uit het NLA programma. Kunt u dat zeer precies aangeven per voorwaarde?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording.
91
Wie heeft besloten dat Jabhat al-Shamiya Nederlandse NLA steun kan ontvangen? (indien u deze vraag niet openbaar kunt beantwoorden, kunt u hem dan vertrouwelijk beantwoorden?)
Het kabinet doet geen uitspraken over al-dan-niet gesteunde groepen. In algemene zin kan worden gesteld dat voor alle groepen de criteria golden dat zij geen samenwerking aangingen met extremistische groepen, een inclusieve politieke oplossing nastreefden en zich committeerden aan het humanitair oorlogsrecht. Aanvullend werd gekeken naar de relevantie van de groepen in het veld, vertegenwoordiging in het politieke proces, en de behoeften van de groepen in relatie tot hetgeen zij van andere landen ontvingen. Alle groepen ontvingen ook steun van andere bondgenoten.
92
Wanneer is besloten dat Jabhat al-Shamiya Nederlandse NLA steun kan ontvangen? (indien u deze vraag niet openbaar kunt beantwoorden, kunt u hem dan vertrouwelijk beantwoorden?)
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording. Het kabinet doet publiekelijk geen uitspraken over al-dan-niet gesteunde groepen.
93
Heeft Turkije op enig moment formeel dan wel informeel een verzoek gedaan aan Nederland om niet letale steun te geven dan wel te intensiveren of uit te breiden aan rebellengroeperingen? Welke afstemming was er tussen Nederland en Turkije?
Nee, Turkije heeft geen verzoeken tot het intensiveren van het NLA-programma gedaan. De uitvoerders van het programma hadden contact met Turkse grensautoriteiten over NLA-leveringen.
94
Waarom heeft de regering het NLA-programma niet beperkt tot voedselpakketten, medicijnen en (winter)kleding, zoals bij aanvang van het programma, maar steeds verder uitgebreid met steeds meer goederen die geschikt waren voor militair gebruik?
De intensivering van het NLA-programma begin 2016 werd ingegeven door de slagkracht van ISIS en de aanslagen gepleegd door ISIS in het hart van Europa. Na deze aanslagen werd er een beroep op Nederland en andere Europese lidstaten gedaan om de strijd tegen ISIS te intensiveren. Nederland heeft hier gehoor aan gegeven en tevens de steun aan de gematigde krachten in Syrië geïntensiveerd waardoor deze gematigde gewapende groepen beter stand konden houden tegen ISIS. Deze intensivering betekende onder meer de start van de levering van pick-up trucks (Aanvullende artikel 100, Kamerstuk 27 925, nr. 570 (29 januari 2016) en Voortgangsrapportage, Kamerstuk 27 925, nr. 590 (29 april 2016)).
95
Waarom leverde Nederland in februari 2018 NLA aan een strijdgroep die in Afrin vocht?
Zie antwoord 24.
96
Hoe vaak heeft Nederland soldij uitbetaald aan strijdgroepen of is met Nederlands geld soldij uitbetaald? Hoeveel strijdgroepen betrof dat in het totaal?
Nederland heeft geen soldij betaald aan gematigde gewapende groepen. Zie ook antwoord 31.
97
Is Nederland mede aansprakelijk voor misdaden die een strijdgroep begaan heeft, als die strijdgroep geld voor soldij heeft ontvangen van Nederland?
Nederland heeft geen soldij betaald aan gematigde gewapende groepen. Zie ook antwoord 31.
98
Kunt u uw bewering in antwoord op Kamervragen (Kamerstuk 32 623, nr. 229, antwoord vraag 51) dat «de opzet van het NLA-programma rekening hield met het non-interventiebeginsel en gericht was op civiele steun teneinde schending van dat beginsel te voorkomen», staande houden in het licht van de geopenbaarde documenten, waaruit blijkt dat vrijwel alle door Nederland geleverde goederen door de Syrische rebellen ingezet zijn voor de militaire strijd? Zo ja, kunt u uitleggen waarom?
Zie antwoord 1 en 4.
99
Kunt u nadere duiding geven over document 27, waaruit blijkt dat er na stopzetting van het NLA programma nog zaken geleverd zijn? Heeft Nederland die uiteindelijk betaald en hoe was de gang van zaken?
Nadat het programma in het noorden werd beëindigd, heeft de uitvoerder met Nederlandse financiering nog drie voertuigen en een medisch echoapparaat aangekocht. Op moment dat dit bekend werd, waren de goederen nog niet afgeleverd. De voertuigen stonden reeds in Syrië, het echoapparaat nog in Turkije. Het kabinet heeft daarop een brief gestuurd (document 27 uit de NLA WOB stukken) aan de uitvoerder met de opdracht deze goederen niet te leveren aan gewapende groepen, maar over te dragen aan een professionele humanitaire partner. Na verzending van de brief zijn de goederen door de uitvoerders aangehouden en niet meer aan de groepen geleverd. In overleg met de Verenigde Naties is een medische kliniek van de International Doctors Association geselecteerd, waar de overgebleven goederen aan gedoneerd zullen worden.
100
In de nagekomen WOB stukken, (pag. 16) staat dat de voertuigen zijn ingezet voor offensive missions. Hoe verhoudt zich dat tot de toezegging dat ze daarvoor juist niet ingezet zouden worden?
In het betreffende stuk, een eindrapport van een van de uitvoerende organisaties, wordt toegelicht dat de geleverde voertuigen en middelen onder andere positief hebben bijgedragen aan het vertrouwen van strijders in de operationele capaciteit van hun groep en het kunnen uitvoeren van dagelijkse operaties, waaronder «offensive missions». In het document staat niet dat de door Nederland geleverde voertuigen zijn ingezet in deze betreffende missies, al kan het kabinet dat ook niet uitsluiten, zoals gesteld in het debat van 2 oktober jl. In antwoord 1 en 4 staat toegelicht dat het gebruik van voertuigen werd afgebakend voor transport, bevoorrading, en logistieke of communicatieve ondersteuning.
101
Heeft Nederland ooit spullen teruggevorderd omdat strijdgroepen zich niet aan de voorwaarden hielden? Zo ja, hoe vaak en welke spullen?
Er zijn geen goederen teruggevorderd.
102
Bij hoeveel gelegenheden zijn NLA spullen in handen gekomen van ISIS?
Het kabinet beschikt niet over bewijs dat er NLA-spullen in handen zijn gekomen van ISIS. Zie ook antwoord 21.
103
Wanneer was het ministerie bekend met het rapport «Torture was my punishment», Amnesty International, juli 2016?
Het ministerie heeft ten tijde van publicatie kennis genomen van het rapport van Amnesty International.
104
Is de informatie uit het rapport «Torture was my punishment», Amnesty International, juli 2016 ook gebruikt om te kijken of groepen die Nederlandse NLA kregen zich misdroegen?
Kunt u aangeven hoe dat proces gegaan is?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over de groepen die NLA-steun hebben ontvangen van Nederland. Het antwoord op deze vraag is terug te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording.
105
Wanneer worden de WOB stukken weer online gezet?
De eerder gepubliceerde WOB-documenten zijn na het ontdekken van de gemaakte fouten teruggetrokken. Alle documenten worden de komende periode gecontroleerd en zorgvuldig nogmaals nagelopen. Zodra het onderzoek naar de WOB procedures is afgerond (voorjaar 2019) zullen de WOB-documenten weer op rijksoverheid.nl worden geplaatst (zie antwoord 7). De Tweede Kamer zal hierover als gebruikelijk middels een notificatiebrief worden geïnformeerd.
106
Kunt u de WOB stukken bij de Kamer ter inzage leggen?
Zie antwoord 105.
107
Welke «bondgenootschappelijke verplichtingen» leggen Nederland op om delen van het NLA-programma tot staatsgeheim te verklaren? Kunt u dit nader toelichten?
Net zoals Nederland behandelen bondgenoten bepaalde informatie uit veiligheidsoverwegingen vertrouwelijk. Hieronder vallen bijvoorbeeld de namen en locaties van NLA-ontvangers. In het geval dat Nederland een dergelijk programma samen met bondgenoten uitvoert bestaan er dus verplichtingen naar zowel die bondgenoten als de ontvangers.
108
Hoe kan het gebeuren dat informatie die door de Nederlandse regering als staatsgeheim is bestempeld, op straat komt te liggen?
Zie antwoord 3 en 5.
109
Heeft de regering een onderzoek gelast naar het «per abuis» vrijgeven van staatsgeheimen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 7.
110
Klopt het dat Al-Qaida, in tegenstelling tot wat eerder aan de Tweede Kamer werd gemeld, de 180 in beslag genomen – en door Nederland geleverde – voedselpakketten niet heeft teruggeven?
Zie antwoord 20.
111
Klopt het dat er waarschijnlijk ook materiele steun (een vijftig tal dekens en matten) in handen is gekomen van Islamitische Staat?
Zie antwoord 21.
112
Hoeveel «tactische vesten» heeft Nederland geleverd aan de gewapende Syrische strijdgroepen?
Er zijn in totaal 600 vesten geleverd.
113
Wanneer heeft Nederland besloten om de strijdgroep Jabhat al-Shamiya te steunen?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording (Kamerstuk 32 623, nr. 248). Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over de groepen die NLA-steun hebben ontvangen van Nederland.
114
Wanneer is de Minister president voor het eerst op de hoogte gebracht van de Nederlandse steun aan Jabhat al-Shamiya?
De Minister-President werd niet van steun aan specifieke groepen op de hoogte gesteld. Het programma is binnen het kabinet in het kader van de bredere inzet in Syrië en de strijd tegen ISIS (artikel 100-brieven) besproken.
115
Wanneer was bij u bekend dat Jabhat al-Shamiya gevangenen publiekelijk executeerde en sharia rechtbanken runde?
Zie antwoord 103. Het ministerie heeft ten tijde van publicatie kennis genomen van het rapport van Amnesty International, waarin bericht wordt over vermeende schendingen door al-Jabha al-Shamiya.
116
Wanneer werd bij u bekend dat Nederland op 9 februari 2018, achttien dagen na de Turkse inval in Afrin waaraan ook Jabhat al-Shamiya deelnam, nog voertuigen leverde aan strijders van Jabhat al-Shamiya?
Zie antwoord 24.
117
Heeft Nederland direct of indirect materiele of financiële steun verleend aan Ahrar al-Sham?
Leden van Ahrar al-Sham zijn gedurende verschillende periodes lid geweest van de Higher Negotations Committee in Geneve. HNC-leden zijn door de VN-Veiligheidsraad (VNVR-resolutie 2254) en de Speciaal Gezant van de Secretaris-Generaal erkende vertegenwoordigers van de Syrische oppositie. Nederland geeft financiële steun aan de HNC als geheel om de oppositie in staat te stellen een onderhandelingspartner te zijn in het door de VN-geleide vredesproces. Dit is in lijn met het Nederlandse standpunt dat uiteindelijk alleen een inclusieve politieke oplossing een duurzaam eind kan maken aan het conflict in Syrië.
118
Heeft Nederland direct of indirect materiele of financiële steun verleend aan Jaysh al-islam?
Zie vraag 117. Bepaalde leden van Jaysh al-islam zijn gedurende verschillende periodes lid geweest van de Higher Negotations Committee in Geneve. Nederland geeft financiële steun aan de HNC als geheel om hen, conform VNVR-resolutie 2254, in staat te stellen een onderhandelingspartner te zijn in het door de VN-geleide vredesproces.
119
Beseft u dat bij een aantal antwoorden op de feitelijke vragen over de Sultan Murad brigade en de rol in het bombardement op Sheikh Maqsood verwijst naar een ander antwoord maar dat er in de verwijzing helemaal geen antwoord op de vraag staat. Wilt u vraag 9, vraag 18, 24, 29 en 30 herhalen en elk van deze vragen van een individueel helder antwoord voorzien?
De antwoorden zijn opnieuw tegen het licht gehouden. Vraag 18, 29 en 30 zijn wat het kabinet betreft helder beantwoord. Aangaande antwoord 9 en 24 kan het volgende worden toegelicht:
In het antwoord op vraag 9 werd gesteld dat naar aanleiding van de berichtgeving van Nieuwsuur en Trouw, alle beschikbare informatie in samenwerking met andere departementen tegen het licht is gehouden. De bevindingen zijn, zoals vermeld in de antwoorden op de feitelijke vragen, meegenomen in de beantwoording van de 382 feitelijke vragen (Kamerstuk 32 623, nr. 229). Zie onder andere antwoorden 38, 42, 47 t/m 50 en 117.
Uit het antwoord op vraag 24 kan worden opgemaakt dat het kabinet het antwoord blijft handhaven dat «uit openbare bronnen blijkt dat andere groepen binnen Fateh Haleb verantwoordelijk waren voor de beschietingen». In de beantwoording wordt verwezen naar de 382 feitelijke vragen (Kamerstuk 32 623, nr. 229). Specifiek kan de onderbouwing voor het antwoord worden gevonden in antwoorden 119 en 278 van de 382 feitelijke vragen.
120
Wanneer werd u op de hoogte gebracht van het feit dat door Nederland gesteunde Syrische strijdgroepen betrokken waren bij de inval in Afrin?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording.
121
Kunt u bevestigen dat Nederland nog materieel heeft geleverd aan Jabhat al-Shamiya toen reeds bekend was dat deze strijdgroep betrokken was bij de Turkse inval in Afrin?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording. Zie ook antwoord 24.
122
Wat verstaat u onder een «inclusieve politieke oplossing»? Waarom is Jabhat al-Shamiya volgens u een groep die een inclusieve politieke oplossing nastreeft?
In het VN-geleide vredesproces op basis van VNVR-resolutie 2254 staat het vinden van een inclusieve politieke oplossing centraal. Een inclusieve politieke oplossing, in tegenstelling tot een militaire oplossing, wordt bereikt via een politiek proces waarbij het Syrische volk zo breed mogelijk vertegenwoordigd wordt. Jabhat al-Shamiya heeft publiekelijk zijn steun voor een dergelijke oplossing uitgesproken, onder andere door de politiek leider van Jabhat al-Shamiya, Abdallah Al-Othman, in een artikel in Foreign Policy (17 februari 2016).
123
Bent u bereid om de brief van 23 januari jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 184), waarin u kenbaar maakt op grond van welke informatie Nederland het NLA-programma heeft beëindigd, openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
In deze vertrouwelijke brief staat informatie over gematigde gewapende groepen die Nederland heeft gesteund. Dergelijke informatie blijft om veiligheidsredenen vertrouwelijk. De vertrouwelijke stukken die uw Kamer ontving in aanloop naar het debat op 2 oktober jl. bevatte een nader overzicht van de gesteunde groepen, het type steun dat zij ontvingen en in welke periodes dat was.
124
Wanneer is het youtube filmpje waarin de Sultan Murad Brigade vertelt dat het Sheikh Maqsood bombardeerde, voor het eerst opgemerkt bij de vetting, bij de uitvoering van het programma?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording (Kamerstuk 32 623, nr. 248).
125
Waarom was het kabinet tijdens de inval in Afrin «bezorgd over het Turkse optreden in Afrin», terwijl Nederland zelf minstens één strijdgroep steunde die aan de zijde van de Turken actief betrokken was bij de Turkse inval in Afrin?
Het kabinetsstandpunt over het Turkse optreden in Afrin is weergegeven in Kamerbrief van 14 maart 20181. De Nederlandse zorgen zagen met name op de humanitaire gevolgen van dit optreden en het negatieve effect van dit offensief op de strijd tegen ISIS. Het kabinet doet geen publieke uitspraken over welke gematigde gewapende groepen het al-dan-niet heeft gesteund.
126
Welke antwoorden tijdens het plenaire debat over de NLA steun zijn bij nader inzien niet correct of niet volledig?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de Tweede Kamer tijdens het debat van 2 oktober jl. zo correct en volledig mogelijk geïnformeerd (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26).
127
Kunt u, nu blijkens WOB-stukken onomstotelijk is vast komen te staan dat Nederland Jabhat al-Shamiya heeft gesteund, exact aangeven hoeveel financiële en materiele steun deze groep in totaal heeft ontvangen?
Het kabinet doet publiekelijk geen uitspraken over groepen die het al-dan-niet heeft gesteund. De vertrouwelijke stukken die uw Kamer ontving in aanloop naar het debat op 2 oktober bevatten een overzicht van de gesteunde groepen, het type steun dat zij ontvingen en in welke periodes dat was (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26).
128
Op grond van welke specifieke informatie heeft u besloten de Nederlandse steun aan Jabhat al-Shamiya te beëindigen?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over de groepen die NLA-steun hebben ontvangen van Nederland. Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording.
129
Bent u nu wel bereid om de volledige lijst met de namen van strijdgroepen die door Nederland zijn gesteund in Syrië, openbaar te maken?
Het kabinet blijft bij het uitgangspunt dat er geen openbare uitspraken gedaan worden over groepen die steun ontvingen in het kader van het NLA-programma. De redenen blijven daarvoor immers van kracht: de veiligheid van betrokken groepen dient in acht te worden genomen, vanwege bondgenootschappelijke verplichtingen en vanwege betrokkenheid van inlichtingendiensten. Informatie over de uitvoerder en details over de geleverde producten zijn eveneens uit veiligheidsoverwegingen niet publiek gemaakt. De informatie is wel vertrouwelijk met de Kamer gedeeld.
130
Kunt u de schriftelijke volkenrechtelijke adviezen die zijn uitgebracht aan de Kamer doen toekomen? Zo mogelijk openbaar, maar indien niet mogelijk vertrouwelijk?
Het kabinet hecht er zeer aan dat ambtenaren hun bewindspersonen vrijuit moeten kunnen adviseren en onderling en met de Minister vrijuit van gedachten kunnen wisselen voordat een besluit wordt genomen. Vertrouwelijkheid is daarbij een belangrijke voorwaarde, ook om te waarborgen dat ambtenaren zo nodig hun meerderen intern van tegenspraak durven voorzien. Het verstrekken van interne adviezen kan het goed functioneren van de departementen, de Ministers en het interne besluitvormingsproces verstoren.
In het bijzondere geval van het NLA-programma werd de Kamer bij uitzondering vertrouwelijk inzage gegeven in de besluitvormingsmemoranda over het NLA-programma, waarin de interne volkenrechtelijke advisering integraal was opgenomen. Daarnaast is in Kamerstuk 32 623, nr. 230 van 1 oktober 2018 de kern van het interne juridische advies gedeeld.
131
Is het waar dat er na het beëindigen van het NLA-programma in het noorden van Syrië, zoals verwoord in de brief van 23 januari jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 184) tóch non letale hulp door Nederland gegeven aan rebellen in noord Syrië? Kunt u daarbij tevens ingaan op het voorbeeld van voertuigen die op 9 februari geleverd zouden zijn aan een rebellengroepering, in strijd met de besluitvorming van toenmalig Minister Zijlstra? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Zie antwoord 24.
132
Kunt u verklaren waarom in antwoord op schriftelijk vragen (over risico’s van steunverlening aan Syrische strijdgroepen (ingezonden 13 april 2015) is aangegeven dat op basis van een «fact finding-missie die in het najaar van 2014 plaatsvond» de organisatie(s) zijn geselecteerd die de Nederlandse steun in Syrië moesten afleveren, terwijl één van de organisaties die uiteindelijk werd geselecteerd (het Turkse bedrijf Candor International) in het najaar van 2014 nog niet eens bestond?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording (Kamerstuk 32 623, nr. 248).
133
In welke mate zijn de Turkse autoriteiten betrokken geweest bij de oprichting en ondersteuning van het Turkse bedrijf Candor International, dat de Nederlandse steun bezorgde in Syrië?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording (Kamerstuk 32 623, nr. 248).
134
Hoeveel laptops heeft Nederland geleverd aan de gewapende Syrische strijdgroepen? En klopt het dat deze laptops werden gebruikt voor het selecteren van militaire doelwitten?
In totaal zijn er 243 laptops geleverd. De laptops zijn geleverd met het doel dat de gematigde gewapende groepen hiermee hun mediastrategie en outreach zouden kunnen versterken en hun administratie en distributie ordelijker konden laten verlopen, om mogelijke corruptie tegen te gaan. In een tweetal rapporten (een tussentijdse rapportage en het eindrapport over die periode) is gemeld dat laptops werden gebruikt voor doelselectie bij gevechten tegen ISIS, wat gebeurde door posities bij te houden via Google Earth. Door de uitvoerder is aan de groep te kennen gegeven dat de laptops bedoeld waren voor mediadoeleinden en administratie. Zie ook antwoord 43.
135
Hoe verhoudt uw antwoord op Kamervragen (Kamerstuk 32 623, nr. 229, Antwoord op vraag 133) «Vraag: Welke door Nederland geleverde NLA is door rebellengroeperingen ingezet in de gewapende strijd? Antwoord: «Nederland leverde non-lethal assistance als voedsel, communicatiemiddelen, medicijnen, dekens, voertuigen en uniformen aan een aantal geselecteerde gematigde gewapende oppositiegroepen. Deze groepen verdedigden het grondgebied van de oppositie tegen aanvallen van Assad en extremistische groepen zoals ISIS.» zich tot de geopenbaarde documenten waaruit blijkt dat vrijwel alle door Nederland geleverde goederen door de Syrische rebellen ingezet zijn in de gewapende strijd, en dan niet alleen defensief, zoals u antwoordde, maar ook offensief?
Zie antwoord 1. Uit de stukken blijkt dat de geleverde goederen de gematigde gewapende groepen hebben geholpen om stand te kunnen houden tegen extremistische groepen en aanvallen van het regime. Dat was in overeenstemming met de doelen van het programma: het kunnen bieden van een alternatief voor extremistische groeperingen en te voorkomen dat de gematigde oppositie in verdrukking zou raken tussen het Assad-regime en extremistische groeperingen zoals ISIS. De geleverde steun was civiel en niet-vergunningplichtig van aard. Gelet op de aard van het conflict heeft het kabinet nooit uitgesloten dat geleverde goederen ook offensief ingezet werden, dus buiten de kaders van het programma en ondanks hierover gemaakte en vastgelegde afspraken. Het kabinet is van mening dat de totstandkoming van een Toetsingskader, conform de motie Omtzigt cs. (Kamerstuk 32 623, nr. 231), kan bijdragen aan de wijze waarop informatie en debat over eventuele toekomstige NLA-programma’s beter vorm kan krijgen.
136
Waarom worden de uitkomsten van het onderzoek van de Auditdienst Rijk vertrouwelijk met de Kamer gedeeld? Bent u bereid het onderzoek zoveel mogelijk in de openbaarheid te delen? Zo nee, waarom niet?
De conclusies van het ADR rapport zijn met de Kamer gedeeld in de kamerbrief Afronding Stabilisatieprogramma’s Syrië van 19 november jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 244).
137
In hoeverre heeft het NLA-programma bijgedragen aan versterking van de invloed van Turkije in noord-Syrië? Ziet u dit als een onbedoeld neveneffect, was het een bewust ingecalculeerd risico of was het bewust beleid?
Het gedeelde belang van Turkije en Nederland in noord-Syrië was het terugdringen van de invloed van ISIS in het gebied. Nederland heeft Turkije in bilateraal- en multilateraal verband aangesproken op het offensief in Afrin, omdat dit afleidde van de strijd tegen ISIS.
138
Klopt het dat op 9 februari van dit jaar voertuigen zijn geleverd aan een groepering die toen al betrokken was bij de inval in Afrin? Als dit inderdaad klopt, hoe verhoudt zich dit tot de uitspraak van Minister Zijlstra op 1 februari waarin hij zei: «Wanneer wij informatie hebben dat een groepering die van Nederland non-letale hulp ontvangt, deelneemt aan de strijd in Afrin, en aan Turkse zijde strijdt, dan is dat in totale tegenstrijd met de uitgangspunten en wordt die onmiddellijk gestopt»?
Zie antwoord 24.
139
Van welke strijdgroepen was uit openbare bronnen bekend op 1 februari dat zij betrokken waren bij de inval in Afrin?
Het kabinet heeft geen overzicht van alle openbare bronnen aangaande de operatie in Afrin. Het kabinet maakte gebruik van verschillende, deels eigen informatiebronnen rondom de operatie in Afrin.
140
Zijn de zorgelijke rapportages, waaruit blijkt dat vrijwel alle door Nederland geleverde goederen ingezet zijn in de gewapende strijd, gedeeld met de directies DJZ and DVB, die betrokken waren bij de monitoring dat de geleverde goederen geen schending zouden vormen van het verbod op het gebruik van geweld en het non interventiebeginsel? Zo ja, hoe is hierop geacteerd?
Verschillende directies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken waren betrokken bij het NLA-programma en hadden inzage in de rapportages van de uitvoerders. Gedurende de looptijd van het programma is er op de beperking tot civiele niet-letale goederen en het niet-offensieve doel van de steun gelet, teneinde het risico op strijdigheid met het geweldverbod (in geval van letale steun aan de gewapende oppositie) en het non-interventiebeginsel zoveel als mogelijk te mitigeren. In het geval waar voertuigen gemodificeerd werden met ijzeren staven waarop mogelijk wapens gemonteerd konden worden is dat stopgezet. De mogelijkheid dat de voertuigen daarmee buiten de grenzen van het civiele karakter van de steun zouden vallen werd in dit geval te groot geacht.
141
Welke andere extremistische groeperingen, buiten ISIS en Al-Qaida, waren volgens de Minister actief in Syrië ten tijde van het NLA-programma? Welke groeperingen die actief zijn in Syrië zijn volgens de Minister extremistisch?
In Syrië zijn honderden strijdende groeperingen actief, waarvan deels de samenstelling en naamgeving snel veranderde en verandert. Het is daarom in algemene zin – uitzonderingen als bijvoorbeeld ISIS en Al-Qaeda daargelaten – niet mogelijk om een dergelijk overzicht van extremistische groeperingen te geven. Nederland bepaalde de selectie van gematigde gewapende groepen voor steun op basis van de criteria dat zij geen samenwerking aangingen met extremistische groepen, een inclusieve politieke oplossing nastreefden en zich committeerden aan het humanitair oorlogsrecht. Aanvullend werd gekeken naar de relevantie van de gewapende gematigde groepen in het veld, vertegenwoordiging in het politieke proces, en de behoeften van de groepen in relatie tot hetgeen zij van andere landen ontvingen. Alle gematigde gewapende groepen ontvingen ook steun van andere bondgenoten.
142
Zijn de zorgelijke rapportages, waaruit blijkt dat vrijwel alle door Nederland geleverde goederen ingezet zijn in de gewapende strijd, gedeeld met de Minister van Buitenlandse Zaken? Zo ja, hoe is hierop geacteerd?
De afzonderlijke rapportages waren bekend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Wanneer er vragen of opmerkingen waren naar aanleiding van de rapportages werd er contact opgenomen met de betreffende uitvoerder. De Minister van Buitenlandse Zaken werd op de hoogte gehouden van de uitvoering van het programma en besluitvormingsmemoranda zijn in aanloop naar het debat op 2 oktober (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26) vertrouwelijk met de Kamer gedeeld.
143
Hoe ziet de procedure voor het aanmerken van informatie als staatsgeheim eruit?
De regelgeving omtrent het rubriceren van bijzondere informatie is vastgelegd in het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013).
144
Door middel van welke criteria wordt bepaald of informatie staatsgeheim is?
De criteria voor de verschillende rubriceringen zijn terug te vinden in artikel 4 van het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013).
145
Bepaalt de Minister welke informatie staatsgeheim is?
Volgens het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013) doet de opsteller van de informatie een voorstel tot rubricering en brengt deze aan op de informatie. De vaststeller van de inhoud van de informatie stelt tevens de rubricering vast.
146
Was de Minister ervan op de hoogte dat civiele steun werd ingezet voor militaire doeleinden?
Zie antwoord 1.
147
Waren bondgenoten op de hoogte van het militaire gebruik van civiele hulpgoederen?
Buiten het VK, waarmee in het zuiden werd samengewerkt, heeft Nederland geen contact gehad met bondgenoten over de inzet van goederen die werden geleverd in het kader van het NLA-programma. Zie ook antwoord 4.
148
Waarom zijn de civiele leveringen aan de gematigde oppositie na de Turkse aanval op Afrin doorgegaan?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording.
149
Is de democratische controle van de Kamer betreffende de uitvoering van het NLA-programma en bijbehorende garanties gewaarborgd?
Het kabinet erkent dat de vertrouwelijke aspecten van het programma beperkingen legt op de wens tot volledige openbaarheid. Het is niet uitzonderlijk dat de regering bepaalde informatie alleen in vertrouwen kan delen met de Kamer. Desondanks tracht het kabinet zo veel als mogelijk binnen de kaders van vertrouwelijkheid tegemoetgekomen aan informatiebehoeftes. Vanwege de redenen zoals genoemd in antwoord 73 kan echter niet alle informatie over het NLA-programma openbaar gemaakt worden. In aanloop naar het debat op 2 oktober jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26) heeft het kabinet de Kamer vertrouwelijke inzage gegeven in stukken met geclassificeerde informatie. Het betreft daarbij onder andere besluitvormingsmemoranda, overdrachtsbewijzen en projectinformatie. In het kader van de WOB-publicatie is gestreefd verdere inzage te kunnen geven in de uitvoering van het programma. Het kabinet is van mening dat de totstandkoming van een Toetsingskader, conform de motie Omtzigt cs. (Kamerstuk 32 623, nr. 231), kan bijdragen aan de wijze waarop informatie en debat over eventuele toekomstige NLA-programma’s beter vorm kan krijgen.
150
Op welke manier werden civiele goederen door strijdgroepen ingezet voor militaire doeleinden?
Zie antwoord 4.
151
Hoeveel civiele goederen die door Nederland zijn geleverd zijn gebruikt voor de gewapende strijd?
Zie antwoord 35.
152
Hoe beoordeelt u de passage in het IOB-rapport over het NLA-programma in het noorden van Syrië: «There is less emphasis on the risk that supported groups may commit human rights violations.»? (Kamerstuk 32 623 nr. 224, blz. 48), in het licht van de vele berichtgeving over schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht door rebellengroeperingen die door Nederland gesteund zijn? Waarom is er minder nadruk op gelegd in de monitoring?
Tijdens het debat van 2 oktober jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken aangegeven dat met de kennis van nu de monitoring scherper en frequenter gedurende het programma had moeten zijn (Handelingen II 2018/19, nr. 7, item 26). Dat slaat onder andere op de bovengenoemde conclusies van IOB. Tegelijkertijd concludeerde het IOB-rapport dat de monitoring gegeven de omstandigheden adequaat is geweest. Risico’s die verbonden waren aan programma zijn gedeeld met de Kamer. Het risico op mensenrechtenschendingen door gesteunde groepen werd gemitigeerd door alleen groepen te steunen die aan bepaalde criteria voldeden, waaronder committering aan naleving van humanitair oorlogsrecht. Hoewel er gedurende het gehele programma werd gemonitord, zowel door de uitvoerders, onze bondgenoten, als Nederland zelf, is het niet mogelijk – bijvoorbeeld vanwege de onveilige situatie in de gebieden waar de gematigde oppositie actief was – een monitoringssysteem op te zetten dat alle risico’s zoals beschreven uitsluit. Het kabinet is van mening dat de totstandkoming van een Toetsingskader, conform de motie Omtzigt cs. (Kamerstuk 32 623, nr. 231), kan bijdragen aan de wijze waarop informatie en debat over eventuele toekomstige NLA-programma’s beter vorm kan krijgen.
153
Hoe beoordeelt u de berichtgeving (https://www.telegraph.co.uk/news/2018/10/03/britain-halts-aid-syrias-idlib-concern-extremists-imposing-terror/) dat het VK de steun aan Syrische rebellen in Idlib gestaakt heeft vanwege een «terreur-taks» door het aan Al Qaeda gelieerde Hayat Tahrir al-Sham (HTS) over goederen die vanuit Turkije Syrië ingevoerd worden? Klopt het dat HTS het grootste deel van Idlib controleert, inclusief de grensovergangen? Heeft het NLA-programma van Nederland ooit te maken gehad met een dergelijke terreur-taks? Zo ja, hoe is daarmee omgegaan?
De berichtgeving is zorgelijk. Voor zover bekend is vanuit het NLA-programma nooit geld betaald aan HTS bij het gebruiken van grensovergangen of op een andere manier geld of spullen afgedragen aan HTS.
154
Zijn er groeperingen door Nederland gesteund die zich schuldig hebben gemaakt aan mensenrechtenschendingen?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording.
155
Was de inval van Turkije en rebellengroeperingen in Afrin illegaal?
Het kabinetsstandpunt over het Turkse optreden in Afrin is weergegeven in Kamerbrief van 14 maart 2018 (Kamerstuk 32 636, nr. 200). Er zijn op dit moment geen nieuwe ontwikkelingen die aanleiding geven tot een andere reactie.
156
Wat is er in het kader van het NLA-programma gedaan met de informatie uit dit bericht van Amnesty uit 2016 https://www.amnesty.org/en/latest/news/2016/05/syria-armed-opposition-groups-committing-war-crimes-in-aleppo-city/?
De rapporten van Amnesty International zijn, net als rapporten van andere mensenrechtenorganisaties, meegenomen in de besluitvorming over het NLA-programma (Kamerstuk 32 623, nr. 229).
157
Klopt het dat Nederland in het kader van het NLA-programma willens en wetens groepen in Idlib gesteund waarvan men wist dat ze deel van die steun moesten afgeven aan Al-Qaeda? http://twitter.com/HaraldDoornbos/status/1047074735291584513
Nee. De gewapende gematigde groepen die Nederland in het gebied steunde, streden tegen extremistische groepen. Desondanks viel zoals eerder gemeld nooit uit te sluiten dat steun in handen viel van extremistische groepen.
158
Was de inhoud van dit artikel bij het ministerie bekend: The New York Times, February 2, 2018 «Some Syrian Refugees Are Going Back to War Alongside Turkey» by Carlotta Gall?
De strekking van het artikel (de betrokkenheid van Syrische oppositiegroepen bij de aanval op Afrin) was bekend bij het ministerie.
159
Wat is er gedaan met de informatie uit dit artikel in het kader van het NLA-programma?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording. Zie ook antwoord 24.
160
In hoeverre was bekend dat er in het kader van het NLA-programma rebellengroeperingen gesteund werden die anti-Koerdisch waren? Waarom zijn dergelijke groeperingen gesteund? Is er geacteerd bij aanvallen op Koerden?
Onder de door Nederland gesteunde gematigde gewapende groepen bevonden zich ook groepen waar Koerdische strijders deel van uitmaakten. Wel stonden sommige groepen van de Free Syrian Army in het Syrisch conflict regelmatig tegenover de Koerdische YPG. Dat was een wederzijdse strijd, waarbij de YPG ook geregeld aanvallen uitvoerde op de FSA-groepen. Zo was de YPG samen met het regime betrokken bij de omsingeling van Aleppo en paradeerden zij de lijken van tientallen FSA-strijders door de straten van Afrin toen zij in 2016 het naastgelegen gebied op de FSA veroverden. Mede om verdere escalatie van het Syrisch conflict te voorkomen was met de door Nederland gesteunde gematigde gewapende groepen nadrukkelijk besproken dat door de groepen zelf geïnitieerde aanvallen op de YPG een rode lijn was met als gevolg stopzetting van de steun.
161
Zijn er mensen in gevaar gekomen door de onthulling van de namen van de gesteunde strijdgroepen?
Zie antwoord 3 en7.
162
Waarom zei u eerder dat Denemarken niet meedeed aan het NLA, programma, terwijl er wel een Deens document in de inventarisatielijst zit?
Het is het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals eerder vermeld, niet bekend dat Denemarken NLA gaf in Syrië. Een Deens document is ook niet teruggevonden op de inventarislijst van het WOB-verzoek NLA. Denemarken was wel betrokken bij het AJACS (Access to Justice and Community Security)-programma. Dit programma werd gefinancierd door meerdere donorlanden, waaronder Nederland en Denemarken. Het programma ondersteunde een civiele politiemacht in oppositiegebieden, met als doel om veiligheid en stabiliteit in deze gebieden te versterken.
163
Op welke punten heeft de Nederlandse regering in het NLA-programma zich niet aan het internationaal recht gehouden?
Wat de regering betreft was het NLA-programma binnen de kaders van het internationaal recht.
164
Hoe vaak heeft een ambtenaar gewaarschuwd dat Nederland zich niet aan het internationaal recht hield bij het NLA-programma?
Over dit programma is volkenrechtelijke regelmatig, zowel mondeling als schriftelijk, geadviseerd. Zoals bekend is daarbij ook gewezen op risico’s. Deze advisering valt niet in specifieke aantallen uit te drukken.
165
Welke incidenten hebben zich voorgedaan waarbij strijdende groepen zich niet aan de voorwaarden hebben gehouden?
Het antwoord op deze vraag is terug te vinden in het vertrouwelijke deel van de beantwoording.
166
Mochten rebellengroeperingen die NLA kregen de door Nederland geleverde spullen inzetten voor offensieve acties? Zijn hierover voorwaarden gesteld en/of afspraken vastgelegd?
Zie antwoord 4.
167
Bent u, in het licht van de geopenbaarde documenten, waaruit blijkt dat vrijwel alle hulp die door Nederland in het kader van het NLA-programma geleverd is aan Syrische rebellen, voor de gewapende strijd is ingezet, inclusief offensieve operaties, bereid de interne volkenrechtelijke adviezen openbaar te maken, al dan niet op basis van de WOB? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 130.
Kamerstuk 32 623, nr. 200↩︎