[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een interparlementaire conferentie betreffende het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) en het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de Europese Unie

Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid

Verslag van een bijeenkomst

Nummer: 2019D02321, datum: 2019-01-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33130-13).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33130 -13 Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid .

Onderdeel van zaak 2019Z01033:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Staten-Generaal 1/2
Vergaderjaar 2018-2019

33 130 Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid

L/ nr. 13 VERSLAG VAN EEN CONFERENTIE

Vastgesteld 23 januari 2019

Een delegatie van beide Kamers der Staten-Generaal heeft op donderdag 11 en vrijdag 12 oktober 2018 deelgenomen aan de Interparlementaire Conferentie voor het Gemeenschappelijk Buitenlands, Veiligheids- en Defensiebeleid (GBVB/GVDB) van de Europese Unie in Wenen, Oostenrijk.

De delegatie bestond uit mevrouw Pia Dijkstra (Tweede Kamer, D66; delegatieleider), mevrouw Vlietstra (Eerste Kamer, PvdA; plaatsvervangend delegatieleider), mevrouw Diks (Tweede Kamer, GroenLinks), de heer De Roon (Tweede Kamer, PVV), de heer Schaper (Eerste Kamer, D66) en de heer Van Haga (Tweede Kamer, VVD). De delegatie werd ambtelijk ondersteund door de heer Fonck namens de Eerste Kamer en door mevrouw Prenger namens de Tweede Kamer.

De Nederlandse delegatie brengt als volgt verslag uit over haar werkzaamheden voorafgaande aan en gedurende de conferentie in Wenen

Donderdag 11 oktober 2018

Ontvangst en briefing door de Nederlandse ambassadeur in Wenen

De delegatie heeft voorafgaand aan de conferentie een technische briefing gekregen door de Nederlandse ambassadeur in Wenen, de heer Marco Hennis, en enkele van zijn medewerkers. In de briefing stond de actuele politieke, economische en maatschappelijke situatie in Oostenrijk centraal. Ook werd gesproken over de stand van zaken ten aanzien van de nucleaire deal met Iran (JPCOA) en de rol van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA), dat in Wenen is gevestigd.

Openingssessie

Na enkele openingstoespraken van (commissie)voorzitters van het Oostenrijkse parlement was het woord aan de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, mevrouw Federica Mogherini. De Hoge Vertegenwoordiger gaf een toespraak via een videoverbinding en beantwoordde daarna vragen van de aanwezige parlementsleden. In haar bijdrage benadrukte mevrouw Mogherini het belang van multilateralisme. Ook ging zij in op de steeds intensievere en versterkte EU-defensiesamenwerking. Zij onderstreepte dat deze intensivering hand in hand gaat met de versterking van de samenwerking met de NAVO. Volgens mevrouw Mogherini zal verdere EU-defensiesamenwerking niet leiden tot militarisering van de EU. De inzet van militaire middelen zal bovendien altijd gepaard gaan met bemiddeling, conflictpreventie en ontwikkelingshulp. Tot slot riep de Hoge Vertegenwoordiger de nationale parlementen op de toetreding van de westelijke Balkan tot de EU te steunen.

Sessie 1: Veiligheid, migratie en beheer van de buitengrenzen

Deze sessie werd ingeleid met toespraken van de heer Wolfgang Baumann, secretaris-generaal van het Oostenrijkse Ministerie van Defensie, de heer Berndt Körner, directeur van FRONTEX, en mevrouw Melita Sunjic, hoofd van Transcultural Campaigning en voormalig staflid van UNHCR.

De heer Baumann sprak in zijn bijdrage over het belang van Europese oplossingen: migratie is geen kwestie die nationaal kan worden geregeld. De heer Baumann riep de situatie van 2015 in herinnering, toen de controle over de Europese buitengrenzen totaal was verloren. Dat zorgde voor grote spanning in de Europese samenlevingen. We moeten daarom volgens de heer Baumann erkennen dat gebeurtenissen in het buitenland impact hebben op ons binnenland. De heer Baumann benadrukte daarnaast het belang van stabiliteit in de westelijke Balkan. Vanuit historisch perspectief kent Oostenrijk een bijzondere betrokkenheid bij deze regio en tijdens het EU-voorzitterschap zal Oostenrijk de aandacht extra vestigen op het Europese perspectief van de westelijke Balkanlanden.

De heer Körner gaf een beknopte inleiding over het functioneren van FRONTEX. Hij schetste hoe de organisatie de laatste jaren aan importantie heeft gewonnen en ook enorm is gegroeid als het gaat om financiële middelen, personeel én verantwoordelijkheden. FRONTEX speelt naast de grensbewaking bijvoorbeeld ook een rol als het gaat om de bestrijding van grensoverschrijdend terrorisme en criminaliteit, in nauwe samenwerking met EuropOL. De heer Körner hield in lijn hiermee een pleidooi voor nog meer middelen voor FRONTEX, waarbij hij benadrukte dat meer middelen voor FRONTEX leidt tot verlichting voor de lidstaten.

Mevrouw Sunjic gebruikte haar spreektijd om zeven hypothese voor te leggen. Zo bracht zij onder meer de gedachte naar voren dat de EU twee asielsystemen nodig heeft: één voor economische migranten en één voor vluchtelingen. Ook wierp ze de stelling op dat hoe dichter migranten bij Europa zijn, hoe meer risico’s ze bereid zijn te nemen, alsmede de stelling dat het sluiten van grenzen alleen maar leidt tot meer immigratie.

Tijdens de discussie die volgde bracht de heer Van Haga in dat in Nederland de weerstand tegen migratie is gegroeid: mensen zijn bang voor invloed van migratie op hun levenssfeer. De Nederlandse regering steunt daarom in principe de uitbreiding van FRONTEX. De heer Van Haga vroeg in reactie op de bijdrage van de heer Körner hoe men is gekomen tot de voorgestelde 10.000 grenswachters voor FRONTEX, zouden het er ook meer of minder kunnen zijn? Ook vroeg de heer Van Haga aan de sprekers hoe we ervoor kunnen zorgen dat derde landen meewerken aan het terugnemen van eigen onderdanen die geen recht hebben op verblijf in de EU. In reactie op de eerste vraag antwoordde de heer Körner dat we niet moeten focussen op een exact getal maar dat er een duidelijke noodzaak is voor meer personeel om te kunnen reageren op de uitdagingen die er liggen en om de lidstaten aan de buitengrenzen te ontzien.

Workshop A: De toekomst van de nucleaire deal met Iran na de terugtrekking van de VS

Mevrouw Pia Dijkstra nam deel aan een workshop over de toekomst van de nucleaire deal met Iran. De workshop werd ingeleid door de heer Klement, speciaal adviseur van de Iran Taskforce van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en de heer Adebahr, politiek analist van Canergie Europe. Volgens de sprekers heeft de terugtrekking van de VS de nucleaire deal verzwakt, maar ook de eenheid en flexibiliteit van Europa aangetoond en de positie van de EU als een sterke en coherente speler geconsolideerd. Mevrouw Pia Dijkstra vroeg de sprekers naar de gevolgen van de recent ingevoerde Amerikaanse sancties voor Iran. Daarop antwoordde de sprekers dat de sancties de Iraanse bevolking direct raken en het daarom van groot belang is dat de EU de deal in stand houdt.

Workshop B: De toekomst van Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO) – verbeteren van militaire mobiliteit in de EU

In deze workshop, bijgewoond door mevrouw Vlietstra en mevrouw Diks, stonden de inspanningen die worden ondernomen om militaire mobiliteit in de EU te verbeteren centraal. De workshop werd ingeleid door plaatsvervangend secretaris-generaal van EDEO, de heer Pedro Serrano. Hij benadrukte de noodzaak om meer hybride projecten te promoten in het kader van militaire mobiliteit, dat wil zeggen projecten die militair gebruik van civiele infrastructuur mogelijk maken. Vervolgens schetste mevrouw Margriet Drent, Senior Research Fellow bij Clingendael, de verbanden tussen activiteiten in het kader van militaire mobiliteit die momenteel worden ondernomen op verschillende niveaus en door verschillende actoren (o.a. NAVO, PESCO, EDA en de Europese Commissie). Zij ging hierbij in het bijzonder in op het door Nederland geleide PESCO-project inzake militaire mobiliteit. In de workshop pleitte mevrouw Diks voor het vergroten van de betrokkenheid en awareness van nationale parlementen bij militaire mobiliteit, bijvoorbeeld door de oprichting van een interparlementaire werkgroep.

Workshop C: OVSE een belangrijke partner in de dialoog tussen Oost en West

De heer Schaper nam deel aan de workshop over de rol van de OVSE. De workshop werd ingeleid door de heer George Tsereteli, voorzitter van de Parlementaire Assemblee van de OVSE, die het belang van de OVSE en haar op dialoog en consensus gebaseerde model benadrukte, juist in tijden waarin de relatie tussen oost en west onder druk staat. De heer Christian Strohal, voormalig speciaal vertegenwoordiger van het Oostenrijks voorzitterschap van de OVSE, benadrukte als tweede spreker tijdens deze workshop het unieke karakter van de OVSE als enige platform van directe en permanente dialoog tussen de Verenigde Staten en Rusland. De heer Strohal noemde daarnaast het feit dat de EU steeds meer met één stem spreekt binnen de OVSE, een ontwikkeling die hij als zeer positief beschouwt.

Vrijdag 12 oktober 2018

Sessie 2: De Europese bijdrage aan de verbetering van de politieke en humanitaire situatie in Syrië

Deze sessie werd ingeleid met toespraken van mevrouw Helga Schmid, secretaris-generaal van EDEO, de heer Jean-Louis de Brouwer, directeur MENA bij DG ECHO van de Europese Commissie en de heer Salam Kawakibi, directeur bij het Arab Center for Research and Policy Studies.

Volgens mevrouw Schmid ligt de nadruk al veel te lang op een militaire, in plaats van een politiek oplossing voor het conflict in Syrië. Vanaf het begin heeft de EU zich geëngageerd en op vele niveaus hulp geboden. Zij sprak ook haar waardering uit voor de buurlanden Turkije, Jordanië en Libanon die grote aantallen vluchtelingen hebben opgevangen. Mevrouw Schmid benadrukte in haar toespraak dat alleen een politieke benadering kan leiden tot een duurzame oplossing voor het conflict in Syrië. De instelling van een constitutioneel comité zou volgens haar een belangrijke eerste stap kunnen zijn naar een verenigd en vrij Syrië. Ook is het van belang dat oorlogsmisdadigers en mensenrechtenschenders ter verantwoording worden geroepen.

De heer De Brouwer richtte zich in zijn toespraak op de humanitaire aspecten van de crisis in Syrië. De EU is met € 5,5 miljard de grootste donor van humanitaire hulp aan Syrië. De situatie blijft echter dramatisch, met ongeveer 13,1 miljoen mensen die humanitaire hulp nodig hebben. De EU zet in op een geïntegreerde benadering voor de conflictsituatie met een breed pakket aan maatregelen die zowel op de korte, als op de lange termijn, de instabiliteit in het land moeten tegengaan.

De heer Kawakibi uitte in zijn bijdrage kritiek op het optreden van de EU en de internationale gemeenschap in Syrië. Zolang de belangrijkste politieke actoren uiteenlopende belangen blijven nastreven, zal er volgens hem geen politieke oplossing in zicht zijn.

Sessie 3: Het Europese perspectief voor de westelijke Balkan

Deze sessie werd ingeleid met toespraken van mevrouw Karin Kneissl, de Minister van Buitenlandse Zaken van Oostenrijk, de heer Thomas Mayr-Harting, directeur van de directie Europa/Centraal-Azië bij de EEAS en mevrouw Theresia Töglhofer, medewerker van het Alfred von Oppenheim Centre for European Policy Studies.

Mevrouw Kneissl bracht in haar toespraak naar voren dat de Oostenrijkse regering de landen op de westelijke Balkan als deel van Europa beschouwt en sterk voorstander is van Europese integratie van deze landen. De EU is niet compleet zonder toetreding van de westelijke Balkanlanden, zo stelde mevrouw Kneissl. De Oostenrijkse regering zal dan ook een doorgaand politiek engagement blijven tonen als het gaat om het bieden van Europees perspectief voor de landen in de regio.

De heer Mayr-Harting sloot zich aan bij de woorden van mevrouw Kneissl en beargumenteerde dat toetreding van de westelijke Balkanlanden op termijn ook in het eigenbelang van de Europese lidstaten is: het zorgt voor stabiliteit op het Europese continent en voor verbreding van de Europese invloedsfeer. De heer Mayr-Harting ging daarbij in op de belangrijkste uitdagingen voor de diverse landen op de westelijke Balkan als het gaat om het pad richting Europese toetreding, zoals de strijd tegen corruptie en de hervorming van het judiciële systeem. Ook praktische problemen zoals het naamgevingsconflict tussen Griekenland en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië kwamen ter tafel.

Mevrouw Töglhofer sprak in haar bijdrage zorgen uit over het tanende draagvlak voor uitbreiding van de Europese Unie onder zowel de Europese bevolking als onder de bevolking op de westelijke Balkan. Dit zou een mogelijke kink in de kabel kunnen zijn als het gaat om toekomstige toetreding van de westelijke Balkanlanden. De Europese regeringsleiders dienen hier aandacht voor te hebben door aan de ene kant aan de eigen bevolking te laten zien dat niet gemarchandeerd wordt met toetredingscriteria, maar aan de andere kant ook perspectief en commitment te tonen aan de bevolking van de Balkanlanden.

Tijdens de discussie die volgde bracht mevrouw Vlietstra vanuit de Nederlandse delegatie in dat een Europese toekomst voor de landen op de westelijke Balkan ook in het belang van de Europese Unie is. Het toetredingsproces is een lange weg en kent vele uitdagingen, maar een constante betrokkenheid van de EU is van groot belang. Ze waarschuwde daarbij voor de toenemende invloed van landen als Rusland, China en Turkije op de Balkan.

De delegatieleider,
Pia Dijkstra

De plaatsvervangend delegatieleider,
Vlietstra

De griffiers van de delegatie,
Fonck

Prenger