Lijst van vragen en antwoorden over het rapport van de Algemene Rekenkamer “Brexit, voorbereiding op financiële en economische gevolgen, en consequenties voor de Douane
Douane
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2019D02405, datum: 2019-01-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31934-21).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 31934 -21 Douane.
Onderdeel van zaak 2019Z01080:
- Indiener: A.P. Visser, president van de Algemene Rekenkamer
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2019-01-24 13:15: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-02-05 17:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2019-02-13 15:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
31 934 Douane
Nr. 21 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 23 januari 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 10 december 2018 inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer «Brexit; voorbereiding op financiële en economische gevolgen, en consequenties voor de Douane» (Kamerstuk 31 934, nr. 18).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 januari 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder
Adjunct-griffier van de commissie,
Freriks
Vraag 1
Waarom heeft de Algemene Rekenkamer de andere overheidsorganisaties zoals de Nederlands Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de visserijsector en de luchtvaart buiten de reikwijdte van dit onderzoek gelaten?
De Algemene Rekenkamer heeft tijdens de zomerperiode van 2018 bewust een kortlopend onderzoek uitgevoerd, teneinde een rapport te publiceren voor het einde van 2018. Hierdoor was de reikwijdte van het onderzoek noodzakelijkerwijs beperkt. Er is voor gekozen alleen de uitvoeringsorganisatie waarvoor de gevolgen van brexit potentieel het grootst zijn, de Douane, bij het onderzoek te betrekken.
Vraag 2
Gaat de Algemene Rekenkamer alsnog een onderzoek doen naar de voorbereiding van de NVWA op de brexit? Zo ja, wanneer? Zo nee, wil de Algemene Rekenkamer dit overwegen?
De Algemene Rekenkamer heeft op dit moment geen plannen voor een vervolgonderzoek op het terrein van brexit.
Vraag 3
Gaat de Algemene Rekenkamer alsnog een onderzoek doen naar de gevolgen voor de visserijsector in relatie tot de brexit? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Waarom zijn de indirecte financiële gevolgen niet in kaart gebracht? Zie vraag 12
De Algemene Rekenkamer stelt zelf geen prognoses op. Wij hebben in ons onderzoek vastgesteld dat los van de publicatie van het CPB van 2016, waarin een macro-economische inschatting wordt gemaakt van de impact van brexit op Nederland, er door het kabinet geen berekeningen zijn gemaakt die laten zien wat de indirecte financiële gevolgen van brexit voor Nederland zijn. Er zijn wel per sector kwalitatieve analyses van economische risico’s gemaakt. Deze gebruikt het kabinet voor intern beraad en ter voorbereiding op besluitvorming.
Vraag 5
De sluitingsdatum van het onderzoek is 31 juli 2018, waarom heeft het tot begin december geduurd dat het rapport is opgeleverd?
Om het parlement een juist en volledig beeld van vastgestelde feiten te geven past de Algemene Rekenkamer na de sluitingsdatum van de onderzoeksperiode van procedures van hoor en wederhoor met de onderzochte overheidsorganisaties toe. Er is enige tijd nodig om dit op zorgvuldige wijze te laten plaatsvinden, zeker in gevallen zoals bij de voorbereiding op brexit waarbij verschillende Ministers en diverse overheidsorganisaties zijn betrokken.
Vraag 6
Waarom zijn de indirecte financiële gevolgen van brexit voor de Nederlandse economie en handel niet in beeld gebracht?
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 7
Kunt u aangeven welke voortgang er is gemaakt op de door u gemaakte conclusies de sinds sluitingsdatum van het onderzoek?
In de bestuurlijke reactie op ons onderzoek die wij ontvingen van de Minister van Buitenlandse Zaken namens het kabinet, geeft hij op twee punten een actualisatie van onze bevindingen. De Minister geeft aan er van uit te gaan dat de Douane op 29 maart 2019 ten minste 500 fte heeft geworven, waarvan 300 fte opgeleid en volledig inzetbaar zijn. Verder geeft hij aan dat onderzoek laat zien dat de helft van de ondervraagde ondernemers die zaken doen met het VK zich in meer of mindere mate voorbereidt, maar ook dat de helft van de bedrijven zich (nog) niet voorbereidt.
De volledige reactie van het kabinet kunt u hier nalezen: https://www.rekenkamer.nl/publicaties/brieven/2018/12/10/voorbereiding-op-financiele-en-economische-gevolgen-en-consequenties-voor-de-douane
Vraag 8
Op grond van welke argumentatie heeft de Algemene Rekenkamer ervoor gekozen de consequenties voor veiligheid, luchtvaart en visserij buiten het onderzoek te laten vallen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 9
Heeft u per departement een analyse van de verwachte situatie na 29 maart 2019 ontvangen ten behoeve van uw onderzoek?
Het onderzoek was beperkt tot de voorbereiding van Nederland op financiële consequenties van brexit en de voorbereiding door de Douane. Bij dit onderzoek waren de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Klimaat, Financiën, en de uitvoeringsorganisatie Douane bij het onderzoek voorwerp van onderzoek. We hebben in ons onderzoek verschillende scenario’s voor brexit beschreven. Het kabinet bereidt zich voor op het «no deal’scenario en dat was voor ons vervolgens het uitgangspunt bij ons onderzoek naar de voorbereiding.
Vraag 10
Hebt u alle betrokken uitvoeringsorganisaties bij uw onderzoek betrokken?
Zie de antwoorden op de vragen 1 en 9.
Vraag 11
Kunt u nader duiden waar de verantwoordelijkheid van de overheid eindigt en die van de ondernemer begint?
Uit het onderzoek bleek dat het kabinet het bedrijfsleven informeert, ondernemers begeleidt, en een bewustwordingscampagne en stakeholderbijeenkomsten heeft gehouden. Daar houdt volgens het kabinet de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid op, en dienen bedrijven verder zelf hun voorbereiding op brexit te regelen.
Vraag 12
Waarom is er geen kwantitatief inzicht opgesteld van indirecte financiële gevolgen die de brexit kan hebben voor Nederland door minder belastingopbrengsten?
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 13
Kan de Algemene Rekenkamer bij benadering aangeven hoeveel belastinginkomsten Nederland genereert uit de handel met het Verenigd Koninkrijk?
Dit heeft de Algemene Rekenkamer niet onderzocht.
Vraag 14
Op welke manier kan inzicht gegeven worden in de huidige situatie als het gaat om de financieel economische gevolgen brexit voor Nederland die gezien kan worden als nulmeting?
Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer liep tot 31 juli 2018. Wij hebben geen inzicht in eventuele nieuwe financiële en economische gevolgen van brexit voor Nederland per 1 januari 2019.
Vraag 15
Op basis van welke informatie verwacht de Algemene Rekenkamer voor 2019 en 2020 een toename van het budget?
In het kader van het onderzoek heeft de Algemene Rekenkamer inzage gehad in interne berekeningen van het Ministerie van Financiën. Bij een cliffedge of no-deal brexit moeten de overige EU-lidstaten samen de financiële verplichtingen overnemen die het VK heeft uitstaan in het huidige Meerjarig Financieel Kader. Nederland moet daar ook bijdragen. Deze bijdrage van Nederland is gebaseerd op vaste EU-verdeelsleutels (het aandeel van Nederland is 5,5%), waarmee het aandeel van Nederland hierin circa € 1,6 miljard bedraagt in 2019 en 2020.
Vraag 16
Welke aanwijzingen heeft de Algemene Rekenkamer dat het Verenigd Koninkrijk niet aan zijn financiële verplichtingen tot en met 2020 zal voldoen?
Bij een cliffedge of no-deal brexit vervallen alle afspraken die tijdens de onderhandelingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk zijn gemaakt, inclusief de afspraak dat het Verenigd Koninkrijk na 29 maart 2019 onder het huidige meerjarig financieel kader zal blijven afdragen aan de EU.
Vraag 17
Op basis van welke informatie kan de Algemene Rekenkamer concluderen dat Nederland vrijwel zeker geen korting meer krijgt?
De korting die Nederland als nettobetaler ontvangt op zijn afdracht aan de EU is afgeleid van de korting die het Verenigd Koninkrijk ontvangt. In een EU zonder het Verenigd Koninkrijk zal die afgeleide korting niet bestaan. In de voorstellen van de Europese Commissie voor het nieuwe meerjarig financieel kader is een overgangsmaatregel voorgesteld als vervanging van de bestaande kortingen. Indien dit voorstel wordt aangenomen wordt de overgangsmaatregel in stappen tot 2026 afgebouwd.
Vraag 18
Kunt u aangegeven waarom u ervan uitgaat dat het Verenigd Koninkrijk haar juridische verplichting tot betaling onder het huidige Meerjarig Financieel Kader zal schenden in geval van een no-deal?
Zie het antwoord op vraag 16.
Vraag 19
Kunt u aangegeven of u, in het geval van een no-deal, het scenario van het verliezen van de korting op de Nederlandse afdracht het meest realistisch acht?
De Algemene Rekenkamer kan geen antwoord geven op de vraag wat het meest realistische scenario is. Het antwoord op deze vraag kan het best worden gegeven door het kabinet.
Vraag 20
Kunt u aangegeven of u, in het geval van een no-deal, het scenario van het verliezen van de korting op de Nederlandse afdracht heeft opgenomen omdat deze de meest verstrekkende financiële gevolgen voor Nederland heeft?
Ja, dit is juist voor de directe financiële gevolgen voor de rijksbegroting. Over de hoogte van de indirecte financiële gevolgen op de rijksbegroting is geen kwantitatieve informatie bekend. Dat betekent dat niet uitgesloten kan worden dat de indirecte financiële gevolgen voor de rijksbegroting groter zijn dan de directe financiële gevolgen in het geval van een no-deal brexit.
Vraag 21
Waarom hebben het Ministerie van Financiën en de Douane geen scenarioberekeningen gemaakt om de gevolgen voor inning van invoerrechten door de Douane in 2019 en 2020 in beeld te brengen?
Uit het onderzoek is wel gebleken dat de Ministeries van Financiën en Buitenlandse Zaken en de Douane hiervoor geen scenarioberekeningen hebben gemaakt, maar niet waarom dat niet gebeurd is.
Vraag 22
Wat vindt u van de karige cijfermatige informatie bij het Ministerie van Economische Zeken en Klimaat en het Ministerie van Financiën over de indirecte financiële gevolgen?
De Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld dat informatie over indirecte financiële gevolgen ontbreekt, maar spreekt daarover geen oordeel uit.
Vraag 23
Bij de bedrijfstakken wordt de visserijsector niet genoemd, hebt u gegevens aangaande de visserijsector onderzocht? Zijn deze niet aanwezig?
De visserijsector wordt niet afzonderlijk genoemd in de aangehaalde studies die ingaan op de bedrijfstakken die financieel het meest kwetsbaar zijn voor brexit. Wel hebben de Ministers van EZ/EZK en BZ voor intern gebruik kwalitatieve inschattingen opgesteld van onder andere de juridische, economische en politieke risico’s. Daarin is de visserijsector genoemd als sector die voor Nederland prioriteit zou moeten hebben.
Vraag 24
Bij de bedrijfstakken wordt luchtvaart niet genoemd, hebt u gegeven aangaande de luchtvaartsector onderzocht? Zijn deze niet aanwezig?
In de aangehaalde studie over de kosten van brexit voor de verschillende bedrijfstakken (zie figuur 6, Effect van brexit op de toegevoegde waarde van de productie per bedrijfstak) wordt het effect van brexit op de toegevoegde waarde van de productie bij «luchttransport» weergegeven. Verder hebben de Ministers van EZ/EZK en BZ voor intern gebruik kwalitatieve inschattingen opgesteld van onder andere de juridische, economische en politieke risico’s voor de luchtvaartsector, zoals verstoringen bij landingsrechten.
Vraag 25
Welke oorzaken liggen ten grondslag aan de conclusie dat het economisch belang van verschillende dienstensectoren groter is dan gedacht in 2017?
Dit blijkt uit de CPB-studie uit 2016 naar het langetermijneffect van brexit. Op grond van ons onderzoek kunnen wij hierin geen nader inzicht geven.
Vraag 26
Tien procent van de 450 ondervraagde bedrijven bereiden zich actief voor op de brexit. Is deze 10% te specificeren naar sector of regio?
Wij kunnen op grond van ons onderzoek deze 10% niet specificeren naar sector of regio.
Vraag 27
Is er inzicht te geven welke gevolgen een nadere prioritering heeft nu er capaciteit moet worden vrijgemaakt voor verder onderzoek naar het uitvoeren taken op het ferryvervoer, huisvestingsvraagstukken en handhaving? Zo ja, hoeveel fte is hierbij betrokken?
Op grond van ons onderzoek, dat liep tot 31 juli 2018, kunnen wij dat inzicht niet geven.
Vraag 28
U concludeert dat de Tweede Kamer informatie krijgt over de voorbereiding van de Douane op de brexit, maar dat de informatie over de risico’s en de gevolgen als de Douane niet op tijd klaar is ontbreekt; is deze informatie voor de Algemene Rekenkamer zichtbaar?
Wij hebben deze informatie tijdens ons onderzoek niet aangetroffen.
Vraag 29
Bent u op basis van uw onderzoek van mening dat de continuïteit van douanetaken bij invoer, doorvoer en uitvoer van goederen tussen Europa en het Verenigd Koninkrijk per 29 maart 2019 is geborgd?
Wij hebben hierover op grond van ons onderzoek geen oordeel. We hebben wel vastgesteld dat de Douane op 29 maart 2019 niet volledig klaar kan zijn voor een cliffedge-brexit, aangezien bij de afsluiting van ons onderzoek al bekend was dat de volgens de Douane benodigde hoeveelheid geworven en opgeleid personeel niet beschikbaar is en de voorbereiding van nieuwe huisvesting en bijvoorbeeld de aanschaf van containerscanners nog in een beginfase waren.
Vraag 30
Hoeveel extra tijd is gemoeid met het aangaan van financiële verplichtingen door het verscherpte toezicht op de Belastingdienst?
Wij hebben deze informatie tijdens ons onderzoek niet aangetroffen.
Vraag 31
Ligt het in de lijn der verwachting dat de Douane op 29 maart 2019 op de vier aspecten voldoende is voorbereid?
Zie het antwoord op vraag 29.
Vraag 32
Worden er ook docenten geworven en opgeleid om het tekort op te vangen?
Ja. Of dit voldoende zal zijn was ten tijde van de afsluiting van ons onderzoek niet bekend.
Vraag 33
Wat is uws inziens het minimum aantal extra fte dat inzetbaar moet zijn op 30 maart 2019 om voldoende voorbereid te zijn op de cliffedge brexit?
De Douane heeft zelf aangegeven dat ter voorbereiding op een cliffedge brexit 928 fte extra personeel nodig is. Wij hebben hierover op grond van ons onderzoek zelf geen oordeel.
Vraag 34
Zijn er inmiddels vorderingen gemaakt aangaande de constateringen over het ferryproces en zijn de knelpunten zoals in het onderzoek geformuleerd aangepakt?
Wij hebben ons onderzoek op 31 juli 2018 afgesloten en de voortgang sindsdien niet onderzocht.
Vraag 35
Is het mogelijk voor de Douane om op 29 maart 2019 te voldoen aan de afstemming met ferrymaatschappijen over nadere invulling douaneactiviteiten, afstemming over werkvormen met bijvoorbeeld de Marechaussee en de NVWA, het bepalen van het handhavingsniveau en het bepalen van de inzet van scan- en detectiemiddelen per ferryterminal?
Op grond van ons onderzoek hebben we geconcludeerd dat de Douane op 29 maart 2019 niet volledig klaar kan zijn voor de nieuwe en toename van bestaande werkzaamheden als gevolg van brexit.
Vraag 36
Op basis van welke informatie kunt u concluderen dat de aanschaf van middelen op schema loopt (met uitzondering van de mobiele containerscan)?
Tijdens het onderzoek heeft de Algemene Rekenkamer inzage gehad in hiervoor relevante interne documenten van de Douane en het Ministerie van Financiën.
Vraag 37
Kunt u inzicht geven in de IT-kosten zoals inrichting werkplekken, netwerkverbindingen en apparatuur?
We hebben in ons onderzoek vastgesteld dat de Douane 1) IT-hardware moet aanschaffen en IT moet inrichten op nieuwe werkplekken, 2) naar verwachting zal worden geconfronteerd met meer aangiftes, hetgeen een extra beroep doet op de bestaande IT-infrastructuur en leidt tot de noodzaak van aanpassingen daarvan, en 3) afhankelijk is van aanpassingen die nodig zijn in Europese systemen. Wij beschikken op grond van ons onderzoek over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of deze drie zaken voor 29 maart 2019 in voldoende mate kunnen worden opgelost.
Vraag 38
Is de Douane in staat om de IT-hardware en software aan te schaffen en in te richten zodat dit op 29 maart 2019 werkbaar is?
Wij hebben ons onderzoek op 31 juli 2018 afgesloten en de voortgang sindsdien niet onderzocht.
Vraag 39
Heeft u een goed beeld over de stand van zaken ten aanzien van de voorbereiding van de Douane over werving, selectie en opleiding personeel, aanbestedingstrajecten, huisvesting en IT?
Wij hebben in ons onderzoek, dat liep tot 31 juli 2018, in voldoende mate een beeld gekregen van de werving, selectie en opleiding van personeel, aanbestedingstrajecten, huisvesting en IT om tot het oordeel te komen dat de Douane op 29 maart 2019 niet volledig klaar kan zijn voor de nieuwe en toename van bestaande werkzaamheden als gevolg van brexit.