[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid De Groot over de antwoorden op de schriftelijke vragen over het bericht 'Vis kan eindelijk door Haringvlietdam, maar daarachter wachten netten en fuiken'

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2019D03146, datum: 2019-01-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-1322).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z22778:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1322

Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over de antwoorden op de schriftelijke vragen over het bericht «Vis kan eindelijk door Haringvlietdam, maar daarachter wachten netten en fuiken» (ingezonden 3 december 2018).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 29 januari 2019).

Vraag 1

Wat is precies de onderzoeksvraag van het lopende onderzoek naar migrerende vissen?1

Antwoord 1

Naar aanleiding van vragen hierover van het lid De Groot in het Wetgevingsoverleg met de Minister van I&W op 26 november jl., is hierop ingegaan in de brief van de Minister van I&W van (Kamerstuk 35 000 J, nr. 30). Het betreft een onderzoek waarbij de visserij-impact van de verschillende visserijvormen op trekvissoorten op zoet-zoutovergangen, waaronder het gebied bij de Haringvliet, in beeld wordt gebracht. Het gaat daarbij om de verschillende vormen van beroepsvisserij, maar ook om de impact van de sportvisserij. Bekeken wordt hoeveel visserij er plaats vindt, hoeveel bijvangst van trekvissen er plaatsvindt, en wat overleving van trekvissen is na terugzet. Hiermee wordt dus de impact van de visserij in beeld gebracht, waarbij gebruik wordt gemaakt van zoveel mogelijk verschillende gegevensbronnen en veldgegevens. Waar het onderzoek niet voor is bedoeld is om de totale bestandsomvang voor de verschillende trekvissoorten in beeld te brengen. Voor dit laatste wordt gebruik gemaakt van de meerjarige onderzoeksreeksen uit de jaarlijkse bestandsmonitoring van Wageningen Marine Research (WMR).

Vraag 2

Aangezien de Kier nog niet open is (of net) en het onderzoek wel binnen afzienbare tijd zal worden afgerond, hoe kan dan een causaal verband tussen trekvispopulatie en visserij aangetoond worden?

Antwoord 2

De aanwezigheid van trekvissen in het gebied is niet afhankelijk van de aan- of afwezigheid van de Kier. De trekvissen meldden zich altijd al in dit gebied, op zoek naar de mogelijkheid om verder te migreren, maar «stootten voor opening van de Kier dan vaker hun neus» op de gesloten sluisdeuren. In de gesloten situatie, voor opening van de Kier, was zelfs sprake van een iets grotere kans voor dieren om in een visnet of aan de hengel te belanden omdat, als gevolg van de gesloten sluizen, de dieren ter plaatse heen-en-weer-zwemgedrag gaan vertonen. Omdat dus ook in de «gesloten situatie» zonder Kier sprake is van aanwezigheid van trekvissen maakt dit het heel goed mogelijk om, zoals eerder in 2008 en ook op dit moment, onderzoek te doen om vast te stellen hoeveel dieren in de verschillende visserijvormen terecht komen.

Vraag 3

Herinnert u zich dat tijdens het onderhandelingsproces waar u bij betrokken was, een kwalitatief onderzoek ter tafel is gebracht waarin de mogelijke impact van een tiental visserijtechnieken op trekvissen is aangetoond? Wat was de reden dat u dit onderzoek onvoldoende bewijslast vond om op basis van het voorzorgsprincipe nu tot visserijbeperkende maatregelen over te gaan?2

Antwoord 3

Het traject waar u aan refereert betreft geen onderhandelingsproces, maar behelsde een gezamenlijke inspanning van overheden, ngo’s, vissers en vissersorganisaties om te kijken of op vrijwillige basis, en met meerwaarde voor alle partijen, er afspraken gemaakt konden worden over de visserij in de omgeving van de Haringvlietsluizen. Ik heb u hierover in de beantwoording van de eerdere vragen over dit onderwerp geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nrs. 693 en 694). In het gesprek tussen de betrokken partijen zijn verschillende onderzoeksrapporten over tafel gekomen, waaronder het onderzoek waar u aan refereert.

Het betreffende onderzoek is een kwalitatief onderzoek dat in opdracht van de bij het proces betrokken ngo’s is uitgevoerd. Hierbij is gekeken naar de visserij-inspanning (hoeveelheid daadwerkelijk gebruikte netten) van de beroepsvisserij in het gebied. Vervolgens is op basis van literatuuronderzoek en expert-judgement een inschatting gemaakt hoeveel trekvissen in deze visserij terecht zouden komen en wat de impact op deze vissoorten zou kunnen zijn. Voor deze analyse is, in afwijking van het eerdere onderzoek uit 2008, geen veldonderzoek verricht, of zijn gegevens uit de visserij (anders dan de hoeveelheid netten) toegepast. Juist ook omdat de conclusies uit deze analyse aanzienlijk afwijken van de uitkomsten van het onderzoek op basis van visserijgegevens uit 2008, is besloten om dit eerdere onderzoek (in meer uitgebreide vorm, nu met aanvullende veldwaarnemingen) te herhalen.

Vraag 4

Aangezien er weinig tot geen data beschikbaar zijn over (trek)visbestanden, vangt en bijvangst, hoe denkt u de impact van visserij op de trekvispopulaties op dit moment te kunnen meten in de huidige situatie (=een nog niet hersteld estuarium) en in relatie tot de toekomstige situatie?

Antwoord 4

Zie de beantwoording van de vragen 1 en 2.

Vraag 5 en 6

Hoe gaat u monitoren wat de bijvangsten zijn?

Komt er een registratieverplichting voor alle gevangen dieren, ook die weer levend (of dood) overboord gezet worden?

Antwoord 5 en 6

Onderzoek naar trekvissen maakt onderdeel uit van de jaarlijkse reguliere monitoringsprogramma’s zoals die in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Rijkswaterstaat plaatsvinden. De mate waarin soorten door de sportvisserij worden gevangen, en de trends hierin, worden eveneens in regulier verband periodiek gemonitord. Voor de in dit kader meest relevante vormen van beroepsvisserij geldt daarnaast, op basis van het Natura-2000 beheerplan voor de Voordelta, de verplichting om bijvangsten van teruggezette trekvissoorten maandelijks te registeren.

Vraag 7

Bent u bereid deze cijfers te delen met derden?

Antwoord 7

Individuele vangstregistraties van vissers kunnen op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) als bedrijfs-(economische) gegevens niet met derden worden gedeeld. De verschillende onderzoeksgegevens zijn in geaggregeerde vorm wel beschikbaar in de verschillende rapportages en onderzoeksrapporten zoals die door WMR op reguliere basis over de visserij in (o.a.) de kustzone worden gepubliceerd.

Vraag 8

Wat gaat u doen om trekvissen te beschermen en zo het Kierbesluit te optimaliseren als uit het huidige onderzoek (conform eerder onderzoek uit 2008) blijkt dat er onduidelijkheid is over impact van visserij op trekvisbestanden?

Antwoord 8

Zoals ik in de beantwoording van de eerdere vragen hierover heb aangegeven is, op grond van de nu beschikbare onderzoeksgegevens, het beeld dat de impact van de verschillende visserijvormen op trekvissoorten beperkt is (Aanhangsel Handelingen II 2018–2019, nrs. 693, 694 en 695). Aanvullende beschermingsmaatregelen, bovenop de beperkingen zoals die nu al van kracht zijn, lijken daarmee dus niet noodzakelijk. Op de uitkomsten van het onderzoek zoals dat thans loopt kan ik nu nog niet vooruitlopen, waar gegevensverzameling tot op dit moment nog plaatsvindt. Ik zal u daar na afronding van het onderzoek over informeren.

Vraag 9

Herinnert u zich uw stelling «dat er slechts sprake was van een voorstel van vissers en ngo’s om tegen betaling door de overheid een aantal jaren de visserij te beperken»? Deelt u de inhoudelijke analyse achter het voorstel tot het tijdelijk stilleggen van de visserij?3

Antwoord 9

Over de gang van zaken in het traject met overheden, ngo’s, vissers en vissersorganisaties, zoals dat in het afgelopen jaar heeft plaatsgevonden, ben ik in de beantwoording van uw eerdere vragen reeds uitgebreid ingegaan (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 694). In dit traject bleek dat sprake was van verschillende onderzoeksrapporten met tegenstrijdige conclusies over de mogelijke impact van de visserij, waar door partijen ook heel verschillende gevolgtrekkingen aan verbonden werden. Er was dus geen sprake van een eenduidige analyse van de situatie en juist daarom is het ook zo belangrijk dat nu het nieuwe grootschalige onderzoek wordt uitgevoerd. Voor het overige verwijs ik naar de beantwoording op de vragen 3 en 8.

Vraag 10 en 11

Heeft u ook mogelijkheden tot cofinanciering door private partijen onderzocht, dit gezien uw opmerking dat de kosten voor het tijdelijk stilleggen van de visserij eenzijdig bij de overheid zouden komen te liggen?

Wat heeft u gedaan om zich, vanuit de inhoudelijk analyse, in te spannen om te zoeken naar financiering voor het voorstel?

Antwoord 10 en 11

Zie ook het antwoord op vraag 3. Voordat de vraag naar financiering ten volle kon worden onderzocht, is eerst gekeken naar de meerwaarde van het voorstel. Het voorliggende voorstel behelsde het stilleggen van een deel van de visserij (niet alle vissers wensten te participeren) voor een periode van 2 jaar tegen een indicatief bedrag van ca. € 1,5 miljoen. Daarbij zou dan sprake zijn van een tijdelijk moratorium van 2 jaar, waarna de visserij ofwel weer opnieuw zou kunnen plaatsvinden, ofwel waarna opnieuw financiering voor stilleggen zou moeten worden gevonden. De meerwaarde van dit voorstel is door de overheden als te beperkt beoordeeld.

De financiering van dit voorstel zou daarbij, zoals ik in de beantwoording van uw eerdere vragen heb aangegeven, bijna volledig door de overheid dienen plaats te vinden. Hiernaar gevraagd werd door de participerende niet overheidspartijen aangegeven dat vanuit deze organisaties er geen mogelijkheden voor substantiële medefinanciering waren.

Vraag 12

Kunt u uw betrokkenheid bij het traject schetsen?

Antwoord 12

Zie hiervoor de beantwoording van de vragen 3, 10 en 11.

Vraag 13 en 14

Kunt u aangeven hoeveel het Kierbesluit al heeft gekost?

Hoeveel hebben andere EU-lidstaten uitgegeven aan vismigratie in de Rijn en Maas?

Antwoord 13 en 14

Zie hiervoor de beantwoording van uw eerdere vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 694). Specifiek voor het Kierbesluit gaat het daarbij om een bedrag van ca. € 75 miljoen (gerealiseerd en gepland), vooral ten behoeve van verplaatsing van waterinnamepunten en waterleidingen en -sloten.

Vraag 15

Hoe ziet u de investering van 1,5 miljoen euro in het genoemd onderzoek in het licht van de totaalkosten van het Kierbesluit?

Antwoord 15

In het lange proces van tot stand komen van het Kierbesluit is altijd zeer scherp gekeken naar kosten en baten. Het past in dat proces om niet verder te gaan met een voorstel waarvan het effect als zeer gering werd beoordeeld.

Vraag 16

Kunt u aangeven in dit proces zorgvuldig te hebben gehandeld en dat u zich tot het uiterste heeft ingespannen om tot een oplossing te komen, gezien beantwoording op de vorige Kamervragen een passieve rol van de kant van de overheid suggereert als het gaat om het beperken van de visserij rondom de kier?

Antwoord 16

Op alle processtappen en acties zoals die vanuit de ministeries van LNV en I&W in de afgelopen periode hebben plaatsgevonden ben ik in bovenstaande, en in de beantwoording van de eerdere, vragen uitgebreid ingegaan. Ik herken me daarbij niet in het beeld dat er sprake zou zijn van een passieve rol vanuit de overheid. Dit geldt voor de verantwoordelijkheid zoals die is genomen voor een onderzoeksaanpak, om tot eenduidigheid in de tot dusver beschikbare onderzoeksresultaten te komen. En dit geldt ook voor de energie die is gestoken in het initiatief vanuit de ngo’s, om te kijken of er in een gezamenlijk traject tot vrijwillige afspraken over de visserij bij de Kier gekomen kon worden.

Vraag 17

Hoe staat het met het onderzoek dat u heeft aangekondigd naar de mogelijkheid om rond belangrijke zoet-zout-overgangen in Nederland visserijvrije zones in te stellen?

Antwoord 17

Zoals ik u eerder heb geïnformeerd, loopt dit onderzoek tot het eerste kwartaal van volgend jaar. Na afronding hiervan zal ik uw Kamer hierover informeren.

Vraag 18

Bent u bereid om de antwoorden op deze Kamervragen voorafgaand aan het algemeen overleg Visserij op 6 december 2018 aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 18

Ik heb de vragen zo spoedig als mogelijk beantwoord.


  1. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 694. Zie ook het stenogram van het wetgevingsoverleg Water op 26 november 2018 waarin de Minister van I&W verwijst naar een herhalingsonderzoek naar de effecten van de visserij op de migrerende vissoorten in de kustzone.↩︎

  2. Advies bescherming trekvissen in Haringvliet en Voordelta tegen gevolgen van visserij, Kroes et al., 2017.↩︎

  3. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 693.↩︎