Beleid inzake versterking lokale rekenkamers
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2019
Brief regering
Nummer: 2019D03267, datum: 2019-01-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35000-VII-86).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 35000 VII-86 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2019.
Onderdeel van zaak 2019Z01458:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-01-30 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-02-14 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-06-27 13:00: (lokale) Democratie/ Demonstratie/ Nieuw Beleidskader Gemeentelijke herindeling (Algemeen overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-07-03 14:40: Aansluitend aan de beëdiging: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
35 000 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2019
Nr. 86 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2019
Tijdens een Algemeen Overleg over het sociaal domein op 14 november jl. heb ik toegezegd uw Kamer te zullen informeren over mijn beleid om lokale rekenkamers te versterken. Dit beleid is tot stand gekomen naar aanleiding van een motie van het lid Fokke c.s.1 Uw Kamer is de afgelopen jaren een aantal keer over de voortgang geïnformeerd en recentelijk is er met mij, en ook met mijn ambtsgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het belang van rekenkameronderzoek gesproken.2 Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van BZK voor het jaar 2019 bleek er steun voor dit beleid te zijn.3
Het lid Den Boer (D66) vroeg tijdens het AO van 14 november jl. hoe zou kunnen worden omgegaan met de lessen vanuit lokale rekenkamers om raadsleden in positie te brengen en het lid Özütok (GroenLinks) vroeg naar de controle op samenwerkingsverbanden door lokale rekenkamers. Tevens vroeg het lid Ellemeet (GroenLinks) in een AO van 3 oktober jl. over de financiën sociaal domein aan de Minister van VWS of hij met mij in gesprek kan gaan over de vraag of rekenkamers een grotere rol kunnen spelen om gemeenteraden te ondersteunen bij hun rol als controleur van het college en hoe hun rol versterkt zou kunnen worden. In deze brief ga ik tevens in op deze punten.
Democratische verantwoording op orde
Als Minister van BZK ben ik verantwoordelijk voor goed openbaar bestuur en voor de organieke wetgeving. In de brief van 5 juli jl. aan uw Kamer over het plan van aanpak versterking lokale democratie en bestuur heb ik verschillende maatregelen aangekondigd ter versterking van de verbinding tussen inwoners en het bestuur, de weerbaarheid van het bestuur en de ondersteuning van volksvertegenwoordigers.4 Voor de effectiviteit van de gemeentelijke taakuitvoering is het van belang om meer maatwerk en ruimte voor verschillen mogelijk te maken, onder voorwaarde dat de democratische verantwoording op orde is en er voldoende «checks and balances» aanwezig zijn.
Rekenkameronderzoek is een essentieel instrument van de raad om de democratische verantwoording van het bestuur vorm te geven. Rekenkameronderzoek naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur biedt het bestuur en raadsleden in het bijzonder, de mogelijkheid om te leren van het verleden, inzicht te verkrijgen in geleverde prestaties van het gemeentebestuur en de besteding van belastinggeld. Gemeenteraden hebben de verantwoordelijkheid om deze wettelijke taak van rekenkamers mogelijk te maken, door een actieve rekenkamer in te stellen en deze voldoende toe te rusten.
Uit verschillende onderzoeken blijkt echter dat in veel gemeenten de positie van rekenkamers onder druk staat. In circa vijftig gemeenten wordt niet of nauwelijks invulling gegeven aan de rekenkamerfunctie.5 Dat vraagt om actie, nu het belang van gedegen rekenkameronderzoek is toegenomen nu gemeenten door de decentralisaties in het sociaal domein en binnenkort met de Omgevingswet complexe nieuwe taken en daarbij horende middelen hebben gekregen die voor gemeenteraden lastig te doorgronden kunnen zijn. Het beleid van de regering is erop gericht dat het instituut rekenkamer in elke gemeente een belangrijk en onmisbaar onderdeel wordt van het gemeentebestuur en van groot belang en toegevoegde waarde is voor het functioneren daarvan.
Inzet op versterking onafhankelijke positie rekenkamers en verdere professionalisering
Mijn beleid heeft tot doel om, conform de vraag van het lid-Den Boer, de lessen van lokale rekenkamers beter te benutten, zodat raadsleden beter in positie worden gebracht. Daartoe heb ik allereerst tussen juni en september jl. een conceptwetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers in consultatie gegeven, conform de toezegging aan uw Kamer.6 Het wetsvoorstel is een noodzakelijke voorwaarde voor gedegen rekenkameronderzoek in elke gemeente. Het wetsvoorstel versterkt de onafhankelijkheid van de rekenkamer, breidt de wettelijke bevoegdheden uit en positioneert de rekenkamer als het enige instituut dat belast is met het doen van onderzoek naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur.7 Onderzoeksbevoegdheden van rekenkamers worden uitgebreid zodat de rekenkamer ook onderzoek kan doen naar inkoop- en contractrelaties, zoals zorgaanbieders in het sociaal domein. Hierdoor wordt, conform de vragen van de leden Ellemeet en Özütok inzake de financiën van het sociaal domein en de controle op samenwerkingsverbanden, de rol van rekenkamers ter ondersteuning van de controlerende rol van gemeenteraden vergroot. Momenteel verwerk ik de uitkomsten van de consultatie in het wetsvoorstel. Ik ben voornemens het wetsvoorstel het eerste kwartaal van 2019 voor advies naar de Afdeling advisering van de Raad van State te zenden.
Voorts verleent het Ministerie van BZK sinds 2016 een subsidie aan de Nederlandse vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR). In 2018 is er 157.100 euro subsidie verstrekt. Dankzij deze subsidie heeft de NVRR de afgelopen jaren stappen kunnen zetten naar een verdere professionalisering van lokale rekenkamers. De NVRR biedt scholings- en opleidingsactiviteiten aan voor rekenkamers en ontwikkelt handreikingen met tips over het uitvoeren van rekenkameronderzoek, bijvoorbeeld naar het sociaal domein en de Omgevingswet. De NVRR investeert in meer en betere samenwerking tussen rekenkamers om van elkaar te kunnen leren en beheert een website met daarin een bibliotheek aan rekenkamerrapporten en andere relevante informatie, die ook door raadsleden kan worden gebruikt. Met behulp van de subsidie van BZK verkent de NVRR hoe de website verder verbeterd en toegankelijk gemaakt kan worden.
Begin 2018 heb ik een onafhankelijke werkgroep lokale rekenkamers ingesteld. De werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers vanuit het lokaal bestuur, vervult een aanjagende rol door gesprekken te voeren met circa 40 gemeenten over het belang van lokaal rekenkameronderzoek. Doel is te bevorderen dat gemeenten de meerwaarde van gedegen rekenkameronderzoek gaan inzien en dat slapende rekenkamers weer actief worden. De werkgroep haalt onder andere op dat rekenkamers inactief zijn omdat de raad slechte ervaringen heeft met de rekenkamer, omdat de raad zelf voldoende grip ervaart waardoor een rekenkamer niet nodig wordt geacht of dat door een monistische bestuurscultuur een sterk controlerende rol van de raad niet nodig wordt geacht. De werkgroep geeft de gemeenten waar dit speelt adviezen mee voor het activeren van hun rekenkamer en geeft adviezen voor verdere professionalisering. Benadrukt wordt dat een goede relatie met het gemeentebestuur daarbij erg belangrijk is. De werkgroep haalt dan ook tevens «good practices» op over een goed functionerende relatie tussen rekenkamer, raad en college met aandacht voor het profiel van rekenkamerleden, het toekennen van voldoende budget aan de rekenkamer en het bewerkstelligen van doorwerking van aanbevelingen van de rekenkamer in het beleid van de gemeente. Naast de werkgroep is een klankbordgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de VNG, de Nederlandse Vereniging van Raadsleden, de Vereniging van Griffiers en de Algemene Rekenkamer. Naar verwachting stuurt de werkgroep mij eind maart 2019 een rapport met hun bevindingen.
In samenwerking met de VNG en de beroepsverenigingen is er in aanloop naar de raadsverkiezingen van maart 2018 een digitale leeromgeving voor raadsleden opengesteld, waar actuele informatie en verdiepende kennis kan worden gevonden die voor hun raadswerk van belang is. De e-learningmodule «rollen en instrumenten» biedt raadsleden informatie en lessen over het toepassen van het controlerende en kaderstellende instrumentarium, waaronder informatie over de lokale rekenkamer.8
Structureel het gesprek voeren
Ik wil de bevindingen van de werkgroep lokale rekenkamers gebruiken om te verkennen hoe er de komende periode op meer structurele wijze het gesprek tussen raadsleden, bestuurders en rekenkamers kan worden vormgegeven over het belang van democratische verantwoording en de rol van rekenkamers daarbij. Daar blijkt behoefte aan te zijn. Raadsleden hebben vooral behoefte aan informatie die is toegesneden op hun lokale situatie. Ook met de NVRR wil ik bespreken hoe er de komende jaren door middel van het subsidie-instrument een verdere impuls kan worden gegeven aan de professionalisering, in het bijzonder ten aanzien van rekenkameronderzoek naar het sociaal domein en de Omgevingswet.
Voor onafhankelijke rekenkamers gelden alle wettelijke waarborgen die nodig zijn voor een goede taakuitoefening, waaronder een wettelijke norm over het toekennen van de benodigde middelen door de raad, in overleg met de rekenkamer, voor een goede uitoefening van de werkzaamheden. Ik ga, na ontvangst van het rapport van de werkgroep, met alle betrokken organisaties om tafel om deze norm verder handen en voeten te geven. Vanuit gemeenten is er behoefte aan duidelijkheid over het benodigde budget voor een rekenkamer.
Ten slotte heb ik de stichting Decentraalbestuur.nl opdracht gegeven een kwalitatief onderzoek te verrichten naar de werking van het controlerende en kaderstellende instrumentarium en of de raad met dit instrumentarium in staat is zijn taken waar te maken. De afgelopen jaren is er naar de werking van deze instrumenten in den brede weinig tot geen onderzoek verricht. Gelet op de bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen die sindsdien hebben plaatsgevonden, is het belangrijk om vast te kunnen stellen in hoeverre het instrumentarium nog is toegesneden op de huidige situatie.
Op basis van de uitkomsten, die ik binnenkort verwacht, ga ik, in samenhang met de verschillende acties die in het kader van Democratie in Actie worden uitgevoerd, in gesprek met gemeenten over de vraag of het nodig is het instrumentarium van de raad op bepaalde punten aan te passen of dat andere maatregelen nodig zijn ter versterking van de positie van de raad.9 Zodra dit onderzoek is afgerond zal ik uw Kamer over de uitkomsten en de vervolgstappen informeren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Kamerstuk 34 000 VII, nr. 13.↩︎
Kamerstuk 34 000 VII, nr. 54, Kamerstuk 34 550 VII, nr. 15, Kamerstuk 34 477, nr. 44, Kamerstuk 34 477, nr. 52.↩︎
Handelingen II 2018/19, nr. 15, item 5.↩︎
Kamerstuk 34 775 VII, nr. 69.↩︎
Bijlagen bij Kamerstuk 34 000 VII, nr. 54↩︎
Kamerstuk 32 851, nr. 34.↩︎
Aan het instituut van de onafhankelijke rekenkamer worden de volgende eisen gesteld: de zittingstermijn (6 jaar), de benoeming en het ontslag door de raad van de leden en de voorzitter, de eed, de incompatibiliteiten, de toekenning van de nodige financiële middelen door de raad na overleg met de rekenkamer en het beschikbaar stellen van voldoende ambtelijke ondersteuning die uitsluitend voor de rekenkamer werkt.↩︎
De e-learning over rollen en instrumenten is te vinden op https://www.leerplatformraadsleden.nl/Rollen--Instrumenten. De leeromgeving is hier te vinden.↩︎
Kamerstuk 34 775 VII, nr. 69.↩︎