Reactie op gewijzigde motie van de leden Groothuizen en Bergkamp over een dubbele achternaam wettelijk mogelijk maken (Kamerstuk 35000-VI-89)
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019
Brief regering
Nummer: 2019D03329, datum: 2019-01-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35000-VI-91).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35000 VI-91 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019.
Onderdeel van zaak 2019Z01493:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-02-05 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-02-06 15:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-01-20 13:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
| Vergaderjaar 2018-2019 |
35 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019
Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2019
Op 24 januari heeft Uw Kamer in een Algemeen Overleg familierecht met mij gesproken over de mogelijkheid om een dubbele achternaam wettelijk mogelijk te maken. Daarop hebben de leden Groothuizen en Bergkamp hun aangehouden motie op dit punt (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 60) vervangen door een motie die vandaag ter stemming voorligt (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 89).
In deze motie wordt de regering verzocht om in 2019 met een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer te komen om een dubbele achternaam mogelijk te maken, waarbij het rapport van de werkgroep liberalisering naamrecht en de daarin genoemde aanbevelingen en uitgangspunten leidend zijn.
Tijdens het Algemeen Overleg heb ik erop gewezen dat niet is gebleken van dermate grote en urgente maatschappelijke problemen op het gebied van het naamrecht dat een fundamentele wijziging van wet- en regelgeving op korte termijn noodzakelijk is. Ik wijs in dat kader tevens op mijn antwoorden op Kamervragen van het lid Bergkamp over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen II, 2017/18, nr. 2107).
Mede gelet op de gewenste doelmatige inzet van de beperkte ambtelijke capaciteit, ontraad ik Uw Kamer deze motie.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker