[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitvoering van de motie van het lid Helder over een nieuw dan wel aangepast kader voor de uitruk

Veiligheidsregio's

Brief regering

Nummer: 2019D05599, datum: 2019-02-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29517-157).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29517 -157 Veiligheidsregio's.

Onderdeel van zaak 2019Z02546:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 157 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 februari 2019

Uw Kamer heeft op 27 november 2018 een door het lid Helder (PVV) ingediende motie aangenomen.1 Daarin wordt verzocht om in overleg met de werkvloer, waaronder de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV), te komen tot een nieuw dan wel aangepast kader op basis waarvan afgeweken mag worden van de standaard uitruk. Met deze brief ga ik nader in op Uitruk op Maat en informeer ik u, zoals verzocht tijdens de stemmingen (Handelingen II 2018/19, nr. 28, item 24), over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de motie Helder.

Op grond van artikel 3.1.5 lid 1 van het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr) kan het bestuur van de veiligheidsregio besluiten tot een andere samenstelling van basisbrandweereenheden, mits daarmee wordt voorzien in een gelijkwaardig niveau van brandweerzorg en geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en gezondheid van het brandweerpersoneel.

In aansluiting op de bestaande wet- en regelgeving heeft het Veiligheidsberaad (VB) op 28 november 2014 het «Landelijk kader uitruk op maat bij brand» vastgesteld. Daarmee wordt richting gegeven aan de mogelijkheid die het Bvr biedt om af te wijken van de standaard voertuigbezetting. In het VB-kader is onder meer opgenomen dat voor het niveau van brandweerzorg aan de burger bij het maatgevend incident ten minste de slagkracht van een TS6 ter plaatse moet komen, eventueel in een samengestelde vorm (bijvoorbeeld een TS4, aangevuld met bijvoorbeeld een andere TS4). Oogmerk was en is een beperking in de diversiteit aan vormen van variabele voertuigbezetting. De afgelopen jaren zijn zo in de veiligheidsregio’s belangrijke stappen gezet om tot een gezamenlijke aanpak te komen, waaronder meer uniformiteit.

Bij de aanbieding2 van het VB-kader Uitruk op Maat aan uw Kamer is de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie nader ingegaan op de procesmatige betrokkenheid van de vakbonden en de VBV. Met de overlegorganen op regionaal niveau is, zo is daarbij aangegeven, de regionale invulling door de afzonderlijke veiligheidsregio’s afgestemd.

Aan Uitruk op Maat is aandacht besteed in het kader van het onderzoek Brandweerstatistiek en beleving brandweerpersoneel3, dat in opdracht van het VB en in gezamenlijkheid met de vakbonden, de VBV en de Raad van Brandweercommandanten (RBC) is uitgevoerd. Eén van de bevindingen is de waardering voor het feit dat de brandweer sneller ter plaatse kan komen door variabele voertuigbezetting. Daarnaast waarderen de brandweerlieden die ervaring hebben met variabele voertuigbezetting de inzet ervan duidelijk hoger dan zij die geen ervaring hebben met variabele voertuigbezetting.

Uitruk op Maat maakt ook deel uit van het vorig jaar door de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) uitgebrachte rapport Inrichting Repressieve Brandweerzorg.4 De IJenV constateert onder meer dat in 22 veiligheidsregio’s het bestuur een gemotiveerd besluit heeft genomen over de toepassing van een andere dan de standaardsamenstelling van brandweereenheden. Bij die besluiten hebben de besturen, zo merkt de IVenJ op, ook de ondernemingsraden betrokken. De redenen voor de besluiten zijn veelal de beschikbaarheid van voldoende brandweervrijwilligers en soms de behoefte aan flexibiliteit in het uitruksysteem.

In de brief waarmee ik uw Kamer dit rapport van de IJenV heb aangeboden, heb ik aangegeven er aan te hechten dat veiligheidsregio’s gebruik maken van evaluatiecycli en van elkaar leren. Begin 2017 zijn tien regio’s gestart met het aanleggen van een dataverzameling om de effecten van toepassing van variabele voertuigbezetting onderbouwd te kunnen aangeven; een belangrijk initiatief.

In 2018 heb ik bij het VB een aantal keren aandacht gevraagd voor het thema variabele voertuigbezetting, met name voor het delen van kennis en van elkaar te leren. Het op vergelijkbare wijze verzamelen en beheren van de gegevens uit de 25 veiligheidsregio’s kan ten goede komen aan het inzicht van de besturen van de afzonderlijke regio’s voor de eigen brandweerkundige onderbouwing van besluiten en voor het landelijk kader. Het VB heb ik bericht dat de RBC-evaluatie van Uitruk op Maat belangrijke informatie kan opleveren voor de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr).

Naar aanleiding van genoemde door de Kamer aangenomen motie-Helder (PVV) (Kamerstuk 29 517, nr. 151) heb ik direct een reactie gevraagd aan de portefeuillehouder Brandweer van het VB. Deze heeft mij gemeld dat de evaluatie van het Landelijk kader Uitruk op Maat bij brand dit jaar wordt uitgevoerd door de RBC en dat daarbij aandacht zal zijn voor de betrokkenheid van de VBV en de vakbonden.

In mijn reguliere contacten met het VB, de RBC, en de vakbonden en de VBV zal ik de evaluatie van het VB-kader Uitruk op Maat agenderen. Ik vind het van belang dat deze thematiek, onder meer in het kader van uniformiteit en het periodiek kritisch schouwen van het presterend vermogen, een plaats krijgt in het kader van de evaluatie van de Wvr. Net als uw Kamer onderschrijven het VB en ik het belang van betrokkenheid van de werkvloer, waaronder de VBV en de vakbonden, bij de evaluatie van Uitruk op Maat.

De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus


  1. Kamerstuk 29 517, nr. 151.↩︎

  2. Kamerstuk 29 517, nr. 93.↩︎

  3. Kamerstuk 29 517, nr. 139.↩︎

  4. Kamerstuk 29 517, nr. 142.↩︎