Antwoord op vragen van de leden Van Helvert en Omtzigt over de Nederlandse jongen die in Spanje gedetineerd is
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D05620, datum: 2019-02-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-1569).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z02164:
- Gericht aan: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Indiener: M.J.F. van Helvert, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1569
Vragen van de leden Van Helvert en Omtzigt (beiden CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de Nederlandse jongen Charly die in Spanje gedetineerd is (ingezonden 6 februari 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 15 februari 2019).
Vraag 1
Bent u bekend dat deze week een uitspraak komt van de rechter in Spanje over het al dan niet uitzitten van het voorarrest in Nederland door Charly T.?1
Antwoord 1
Op 6 februari 2019 vond een procedurezitting plaats waar de rechter volgende zittingsdata bekend maakte en zich over het voorarrest boog. Een medewerker van de Nederlandse ambassade in Madrid woonde de zitting bij. De Officier van Justitie verzocht om verlenging van het voorarrest met drie maanden. De verdediging gaf aan een korte verlenging van het voorarrest in geval van spoedige rechtszittingen te zullen accepteren.
Vraag 2
Welke acties heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2019 ondernomen om conform het verdrag met Spanje Charly T. in Nederland het voorarrest te laten uitzitten?
Antwoord 2
Zoals vastgelegd in de Staat van het Consulaire (kst-35000-V-51) geldt het uitgangspunt dat Nederlandse verdachten in het buitenland zelf verantwoordelijk zijn voor hun verdediging. Het land van detentie heeft de plicht om een advocaat ter beschikking te stellen indien betrokkenen zelf niet over de middelen daartoe beschikken. Dezelfde situatie bestaat in Nederland voor Nederlandse en buitenlandse verdachten.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Deze bijstand is beschikbaar voor elke gedetineerde en wordt in de vorm of mate in principe niet bepaald door de schuld, de aard van het delict, de opgelegde straf, etc, maar door de detentieomstandigheden in het betreffende land en de betreffende persoon (bijvoorbeeld aan de hand van de kwetsbaarheid).
Consulaire bijstand is uitdrukkelijk géén juridische bijstand. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken levert en financiert geen rechtsbijstand (afgezien van in doodstrafzaken). Wel heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken door middel van een subsidiekader de mogelijkheid gecreëerd voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland om juridisch advies te krijgen van een Nederlandse organisatie die daartoe van het ministerie subsidie ontvangt. Op dit moment ontvangen de organisaties PrisonLAW en DutchAdvocates subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het geven van juridisch advies aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Ook in dit onderhavige geval is het juridisch advies tot stand gekomen.
In de Staat van het Consulaire (Kamerstuk 35 000 V, nr. 51) staan de instrumenten genoemd die het Ministerie van Buitenlandse Zaken ten aanzien van een individuele buitenlandse rechtsgang tot haar beschikking heeft. In onderhavige zaak is sprake geweest van de inzet van onderstaande instrumenten: (1) gesubsidieerd juridisch advies (i.c. door Stichting PrisonLAW), (2) actief volgen van de rechtsgang, (3) expliciet en herhaaldelijk aandacht vragen van de lokale autoriteiten voor de rechtsgang, en (4) ondersteuning («adhesie») van (juridische) verzoeken. Omdat de rechtsgang zich nog in de initiële fase bevindt en de Officier van Justitie, de verdediging en de rechter hun rollen in de rechtsgang nog in belangrijke mate moeten vervullen, is er thans geen aanleiding en ruimte voor het inzetten van het instrument van onderzoek naar de gevolgde rechtsgang door een vertrouwensadvocaat.
Het ministerie, en vooral de Nederlandse ambassade in Madrid, heeft de afgelopen maanden sterk en proactief ingezet op het begeleiden van het juridisch advies en de rechtsbijstand door de lokale advocaat, het volgen van en aandacht vragen van de Spaanse autoriteiten voor de rechtsgang en het ondersteunen en doorgeleiden van verzoeken, dat gebeurt ook door inzet van «stille diplomatie». Zo was een medewerker van de Nederlandse ambassade op 6 februari aanwezig op de zitting, is er onder meer door de ambassade via formeel diplomatiek note verbale aandacht gevraagd voor de zaak en zijn verschillende Spaanse autoriteiten op meerdere momenten actief geattendeerd op de mogelijkheid van overdracht van toezichthoudende maatregelen en de positieve Nederlandse houding ten aanzien daarvan.
Vraag 3
Waarom heeft het Ministerie besloten om geen vertrouwensonderzoek te laten verrichten in deze zaak?
Antwoord 3
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Waarom heeft het Ministerie geen vertrouwensadvocaat aangewezen conform de procedure beschreven in de Staat van het Consulaire 2018?2
Antwoord 4
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Bent u van mening dat een vertrouwensadvocaat in de casus van Romano van der Dussen een zinvolle bijdrage heeft geleverd in de procesgang?
Antwoord 5
Nee, de procesgang eindigde in 2006 terwijl het rapport van de vertrouwensadvocaat verscheen in 2010. Het onderzoek van de door het Ministerie van Buitenlandse Zaken ingeschakelde vertrouwensadvocaat in voornoemde zaak in 2010 is wel zeer belangrijk geweest als aanleiding en aanknopingspunt voor verder onderzoek naar feiten en verklaringen door de advocaten van betrokkene zelf, die uiteindelijk hebben geleid tot een succesvol herzieningsverzoek en de vrijlating van betrokkene in 2016. Het onderzoek van de vertrouwensadvocaat gaf onder meer aan dat de verdediging in voornoemde zaak, vooral in de eerste fase van initiële procesgang grote steken had laten vallen, die uiteindelijk mede leidden tot een onherroepelijke veroordeling in 2006.
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 3 van de op 21 januari jl. gestelde schriftelijke vragen, en zoals ook deze casus laat zien, is adequate juridische bijstand in de eerste fase van de rechtsgang voor een verdachte vaak cruciaal. Om die reden overlegt het Ministerie van Buitenlandse Zaken met de organisatie DutchAdvocates die sinds 1 januari jl. subsidie ontvangt voor juridisch advies over de beste wijze waarop in voorkomende gevallen in een vroegtijdig stadium juridisch advies kan worden verleend met rekenschap van de regels omtrent persoonsgegevensbescherming.
Vraag 6
Heeft u via diplomatieke of politieke weg bij de Spaanse autoriteiten erop aangedrongen om fouten in het proces te herstellen, conform de procedure beschreven in de Staat van het Consulaire?
Antwoord 6
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 7
Klopt het dat het ministerie bij de familie van Charly T. de mogelijkheid heeft aangereikt om over te stappen naar de nieuwe subsidiepartner Dutch Advocates? Zo ja, met welke reden?
Antwoord 7
Nee. Het ministerie beslist niet hierover. De gedetineerde zelf beslist of hij om juridisch advies vraagt en zowel Stichting PrisonLAW als Stichting DutchAdvocates beslissen zelf welke zaken zij aannemen. Het ministerie heeft enkel gewezen op het bestaan van DutchAdvocates en zeer uitdrukkelijk op de onwenselijkheid en nadelen van een dossieroverdracht in een lopende zaak.
Vraag 8
Heeft het ministerie de begroting van 2019 van Prison Law goedgekeurd voorafgaand aan de subsidietoewijzing die afloopt per 1 juli 2019?
Antwoord 8
Ja. Stichting PrisonLAW moet uiterlijk 30 september 2019 aan het ministerie inhoudelijk en financieel rapporteren over de activiteiten die in de periode 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019 met subsidie van het ministerie zijn uitgevoerd.
Vraag 9
Heeft u nog plannen om in de nabije toekomst acties te ondernemen om de procesgang alsmede de persoonlijke situatie van Charly T. en zijn familie te verbeteren?
Antwoord 9
De inzet zoals beschreven in het antwoord op vraag 2 wordt de komende tijd voortgezet.
Vraag 10
Kunt u deze vragen, samen met de nog openstaande set vragen, één voor één en zo spoedig mogelijk behandelen?
Antwoord 10
Ja.