[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

eindtekst 34608

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken (Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie)

Eindtekst

Nummer: 2019D05831, datum: 2019-01-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z21367:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

29 januari 2019



	Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een
collectieve actie mogelijk te maken (Wet afwikkeling massaschade in
collectieve actie)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken
en daartoe het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 305a komt te luiden: 

Artikel 305a

1. Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een
rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige
belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge
haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd. 

2. De belangen van de personen tot bescherming van wier belangen de
rechtsvordering strekt, zijn voldoende gewaarborgd, wanneer de
rechtspersoon als bedoeld in lid 1, voldoende representatief is, gelet
op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen en
beschikt over:

a. een toezichthoudend orgaan, tenzij uitvoering is gegeven aan artikel
9a, lid 1, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

b. passende en doeltreffende mechanismen voor de deelname aan of
vertegenwoordiging bij de besluitvorming van de personen tot bescherming
van wier belangen de rechtsvordering strekt;

c. voldoende middelen om de kosten voor het instellen van een
rechtsvordering te dragen, waarbij de zeggenschap over de
rechtsvordering in voldoende mate bij de rechtspersoon ligt;

d. een algemeen toegankelijke internetpagina, waarop de volgende
informatie beschikbaar is:

1º. de statuten van de rechtspersoon;

2º. de bestuursstructuur van de rechtspersoon;

	3º. de laatst vastgestelde jaarlijkse verantwoording op hoofdlijnen
van het toezichthoudend orgaan over het door haar uitgevoerde toezicht;

4º. het laatst vastgestelde bestuursverslag;

5º. de bezoldiging van bestuurders en de leden van het toezichthoudend
orgaan;

6º. de doelstellingen en werkwijzen van de rechtspersoon;

7º. een overzicht van de stand van zaken in lopende procedures;

8º. indien een bijdrage wordt gevraagd van de personen tot bescherming
van wier belangen de rechtsvordering strekt: inzicht in de berekening
van deze bijdrage;

9º. een overzicht van de wijze waarop personen tot bescherming van wier
belangen de rechtsvordering strekt zich kunnen aansluiten bij de
rechtspersoon en de wijze waarop zij deze aansluiting kunnen
beëindigen;

e. voldoende ervaring en deskundigheid ten aanzien van het instellen en
voeren van de 	 rechtsvordering.

3. Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 is slechts ontvankelijk
indien:

a. de bestuurders betrokken bij de oprichting van de rechtspersoon, en
hun opvolgers, geen rechtstreeks of middellijk winstoogmerk hebben, dat
via de rechtspersoon wordt gerealiseerd;

b. de rechtsvordering een voldoende nauwe band met de Nederlandse
rechtssfeer heeft. Van een voldoende nauwe band met de Nederlandse
rechtssfeer is sprake, wanneer:

1º. de rechtspersoon genoegzaam aannemelijk maakt dat het merendeel van
de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt,
zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft; of

2º. degene tegen wie de rechtsvordering zich richt, woonplaats in
Nederland heeft en bijkomende omstandigheden wijzen op voldoende
verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer; of

3º. de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de rechtsvordering
betrekking heeft, in Nederland heeft of hebben plaatsgevonden;

c. de rechtspersoon in de gegeven omstandigheden voldoende heeft
getracht het gevorderde door het voeren van overleg met de verweerder te
bereiken. Een termijn van twee weken na de ontvangst door de verweerder
van een verzoek tot overleg onder vermelding van het gevorderde, is
daarvoor in elk geval voldoende. 

4. Een rechtsvordering als bedoeld in lid 1 kan strekken tot
veroordeling van de verweerder tot het openbaar maken of laten openbaar
maken van de uitspraak, zulks op een door de rechter te bepalen wijze en
op kosten van de door de rechter aan te geven partij of partijen.

5. Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 stelt een bestuursverslag en
een jaarrekening op overeenkomstig het bepaalde voor verenigingen en
stichtingen in respectievelijk de artikelen 49 en 300 en in Titel 9 van
Boek 2. Onverminderd het in titel 9 bepaalde, wordt het bestuursverslag
binnen acht dagen na vaststelling op de algemene toegankelijke
internetpagina van de rechtspersoon gepubliceerd.

6. De rechter kan een rechtspersoon als bedoeld in lid 1, ontvankelijk
verklaren, zonder dat aan de vereisten van lid 2, subonderdelen a tot en
met e, en lid 5 behoeft te zijn voldaan, wanneer de rechtsvordering
wordt ingesteld met een ideëel doel en een zeer beperkt financieel
belang of wanneer de aard van de vordering van de rechtspersoon als
bedoeld in lid 1 of van de personen tot bescherming van wier belangen de
rechtsvordering strekt, daartoe aanleiding geeft. Bij toepassing van dit
lid kan de rechtsvordering niet strekken tot schadevergoeding in geld.

7. Er is een centraal register voor collectieve vorderingen als bedoeld
in dit artikel. Dit register wordt gehouden door een bij algemene
maatregel van bestuur aan te wijzen instantie.

B

In lid 2 van artikel 305b wordt “2 tot en met 5” vervangen door
“3, aanhef en onderdeel c, en 4” en vervallen de woorden “van dit
Boek”.

C

In lid 2 van artikel 305c wordt “5” vervangen door “7”.

D

In lid 2 van artikel 305d wordt “2” vervangen door “3, onderdeel
(c),”.

ARTIKEL II

In het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals
dat luidt voor de procedures, vorderingen en verzoeken en voor de
gerechten waarvoor de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in
verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb.
2016, 288) in werking is getreden, wordt na Titel 14 een nieuwe titel
ingevoegd, luidende:

TITEL 14A

Van rechtspleging in zaken betreffende een collectieve actie en
collectieve schadeafwikkeling

Artikel 1018b

1. Deze titel is van toepassing op procedures betreffende een vordering
als bedoeld in artikel 305a en 305c van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek. Met uitzondering van artikel 1018c, eerste lid, is deze titel
niet van toepassing op zaken als bedoeld in artikel 254.

2. De tweede titel van het Eerste Boek is van toepassing, tenzij in deze
titel anders is bepaald.

3. Artikel 93 is niet van toepassing.

Artikel 1018c 

1. Onverminderd artikel 30a, derde lid, vermeldt de procesinleiding
waarmee de collectieve vordering bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van
het Burgerlijk Wetboek wordt ingesteld:

a. een omschrijving van de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de
collectieve vordering betrekking heeft;

b. een omschrijving van de personen tot bescherming van wier belangen de
collectieve vordering strekt;

c. een omschrijving van de mate waarin de te beantwoorden feitelijke en
rechtsvragen gemeenschappelijk zijn;

d. een omschrijving van de wijze waarop voldaan is aan de
ontvankelijkheidseisen van artikel 305a, eerste tot en met derde lid,
van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of van de gronden waarop het zesde
lid van dat artikel van toepassing is;

e. de gegevens die de rechter in staat stellen om voor deze collectieve
vordering een Exclusieve Belangenbehartiger aan te wijzen, voor het
geval andere collectieve vorderingen voor dezelfde gebeurtenis
overeenkomstig artikel 1018d worden ingesteld.

2. Op straffe van niet ontvankelijkheid maakt eiser binnen twee dagen na
indiening van de procesinleiding daarvan aantekening in het centraal
register voor collectieve acties als bedoeld in artikel 305a, zevende
lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. De aantekening gaat
vergezeld van een uittreksel van de procesinleiding.

3. Tenzij de rechter eiser aanstonds niet ontvankelijk verklaart
overeenkomstig het tweede lid, houdt hij de zaak aan totdat een termijn
van drie maanden na aantekening in het register, bedoeld in het tweede
lid, is verstreken. Tenzij ingevolge artikel 1018d, tweede lid, deze
termijn is verlengd of een andere collectieve vordering voor dezelfde
gebeurtenis of gebeurtenissen is ingesteld, wordt na het verstrijken van
de termijn de behandeling van de zaak voortgezet in de stand waarin zij
zich bevindt.

4. Naast de gegevens, bedoeld in artikel 111, tweede lid, vermeldt de
griffier in het oproepingsbericht de verplichting van de eiser om van de
zaak aantekening te maken in het register, bedoeld in het tweede lid, en
de daaraan verbonden gevolgen ingevolge dit artikel. In afwijking van
artikel 111, tweede lid, onder c, ligt de dag waarop de verweerder ten
laatste zijn verweerschrift kan indienen zes weken nadat de in het derde
lid bedoelde termijn is verstreken. 

5. Inhoudelijke behandeling van de collectieve vordering vindt slechts
plaats indien en nadat de rechter heeft beslist:

a. dat eiser voldoet aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 305a,
eerste tot en met derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of
dat niet aan deze eisen behoeft te worden voldaan op grond van het zesde
lid van dit artikel;

b. dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voeren van
deze collectieve vordering efficiënter en effectiever is dan het
instellen van een individuele vordering doordat de te beantwoorden
feitelijke en rechtsvragen in voldoende mate gemeenschappelijk zijn, het
aantal personen tot bescherming van wier belangen de vordering strekt,
voldoende is en, indien de vordering strekt tot schadevergoeding, dat
zij alleen dan wel gezamenlijk een voldoende groot financieel belang
hebben;

c. dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de collectieve
vordering blijkt op het moment van indiening van de procesinleiding.

In afwijking van artikel 30i, vierde lid, mag de verweerder volstaan met
de verweren die betrekking hebben op het onder a tot en met c genoemde,
totdat hierover is beslist.

6. Indien een collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis of
gebeurtenissen wordt ingesteld na het aanhangig worden van de
collectieve vordering bedoeld in het eerste lid maar voordat de termijn
bedoeld in artikel 1018d is aangevangen, wordt de zaak, zo nodig na
verwijzing, gevoegd met de reeds aanhangige collectieve vordering als
bedoeld in het tweede lid, onder a.

Artikel 1018d 

1. Binnen drie maanden na de aantekening in het register als bedoeld in
artikel 1018c, tweede lid, kan een rechtspersoon als bedoeld in artikel
305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een collectieve vordering
instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als waarop de
collectieve vordering bedoeld in artikel 1018c, eerste lid, betrekking
heeft, over gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen, onder vermelding
van de aantekening. De collectieve vordering wordt ingesteld bij
dezelfde rechtbank als waar de eerder in het register aangetekende
collectieve vordering is ingesteld. Artikel 1018c, eerste lid, is van
toepassing.

2. De rechter kan de in het vorige lid bedoelde termijn met maximaal
drie maanden verlengen indien binnen een maand na de aantekening een
rechtspersoon als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek ter griffie heeft laten aantekenen dat hij een collectieve
vordering wil instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als
waarop de collectieve vordering bedoeld in artikel 1018c, eerste lid,
betrekking heeft, onder vermelding van de aantekening in het register,
maar dat de termijn van drie maanden niet volstaat. 

3. Voor de toepassing van het eerste Boek worden de overeenkomstig dit
artikel ingestelde collectieve vorderingen na indiening en betekening of
bezorging van de procesinleiding als bedoeld in artikel 112 gezamenlijk
behandeld als een zaak. De dag waarop de verweerder ten laatste als
verweerder kan verschijnen in de zin van artikel 30a, derde lid, onder
c, ligt vier weken na het verstrijken van de termijn op grond van het
eerste en tweede lid. 

Artikel 1018e 

1. De rechter wijst uit de eisers die overeenkomstig artikel 1018c of
1018d een collectieve vordering hebben ingesteld en voldoen aan de eisen
voor ontvankelijkheid van artikel 305a, eerste tot en met derde lid, van
Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, de meest geschikte eiser aan als
exclusieve belangenbehartiger, waarbij hij de volgende omstandigheden in
aanmerking neemt:

a. de omvang van de groep personen voor wie de eiser opkomt;

b. de grootte van het door deze groep vertegenwoordigde financiële
belang;

c. andere werkzaamheden die de eiser verricht voor de personen voor wie
hij opkomt in of buiten rechte;

d. eerdere door de eiser verrichte werkzaamheden of ingestelde
collectieve vorderingen.

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

2. De rechter beoordeelt daarnaast wat de collectieve vordering precies
inhoudt, voor welke nauw omschreven groep personen de exclusieve
belangenbehartiger de belangen in deze collectieve vordering behartigt
en of de aan een bepaalde plaats gebonden aard van de collectieve
vordering aanleiding geeft voor behandeling van de zaak bij een ander
gerecht. 

3. De eiser die als exclusieve belangenbehartiger wordt aangewezen,
treedt in deze procedure op voor de belangen van alle personen in de
nauw omschreven groep, bedoeld in het tweede lid, en als
vertegenwoordiger van de niet als exclusieve belangenbehartiger
aangewezen eisers. De niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen
eisers blijven partij in de procedure. De exclusieve belangenbehartiger
verricht de proceshandelingen. De rechter kan bepalen dat ook de niet
aangewezen eisers proceshandelingen mogen verrichten.

4. Als de aard van de collectieve vordering of van de eisers of de
belangen van de personen voor wie zij opkomen daartoe aanleiding geven,
kan de rechter ervoor kiezen om verschillende exclusieve
belangenbehartigers in een collectieve actie aan te wijzen.

5. De uitspraak ingevolge dit artikel wordt door de exclusieve
belangenbehartiger aangetekend in het in artikel 1018c, tweede lid,
bedoelde register.

Artikel 1018f 

1. De procedure over een collectieve vordering heeft geen gevolg voor en
leidt niet tot gebondenheid van personen behorend tot de nauw omschreven
groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden
behartigd indien zij binnen een door de rechter te bepalen termijn van
ten minste een maand na de in het derde lid bedoelde aankondiging van de
uitspraak, bedoeld in artikel 1018e, eerste en tweede lid, door een
schriftelijke mededeling aan de griffie hebben laten weten zich van de
behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering te willen
bevrijden. Een eerdere collectieve stuiting van de verjaring van de
vordering stuit de verjaring slechts ten aanzien van deze personen
indien zij binnen zes maanden, nadat zij zich ingevolge dit artikel van
de behartiging van hun belangen in de collectieve vordering hebben
bevrijd, een individuele stuitingshandeling voor deze vordering
verrichten. Is het aantal personen, dat zich ingevolge dit artikel van
de behartiging van hun belangen in de collectieve vordering heeft
bevrijd, te groot om de voorzetting van de procedure te rechtvaardigen,
dan kan de rechter beslissen dat deze niet wordt voortgezet.

2. De uitspraak waarbij de exclusieve belangenbehartiger is aangewezen
en waarbij de collectieve vordering en de nauw omschreven groep personen
wier belangen de exclusieve belangenbehartiger in deze collectieve
vordering behartigt, staan omschreven, ligt ter griffie ter inzage van
deze personen. Tevens wordt hiervan aantekening gemaakt in het in
artikel 1018c, tweede lid, bedoelde register. De rechter kan bevelen dat
de uitspraak en zo nodig een vertaling hiervan in één of meer andere
talen dan de Nederlandse taal op één of meer door hem aan te wijzen
internetadressen worden geplaatst, waaronder de internetpagina van de
exclusieve belangenbehartiger als bedoeld in het tweede lid, onder d,
van artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, zodanig dat deze
door de genoemde personen ten behoeve van latere kennisneming kunnen
worden opgeslagen. 

3. Bij gewone brief wordt aan de bekende personen wier belangen de
exclusieve belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt,
zo spoedig mogelijk mededeling gedaan van de aanwijzing van de
exclusieve belangenbehartiger en de collectieve vordering en de nauw
omschreven groep personen wier belangen de exclusieve belangenbehartiger
in deze collectieve vordering behartigt, tenzij de rechter anders
bepaalt. Bovendien wordt hiervan zo spoedig mogelijk aankondiging gedaan
in één of meer door de rechter aan te wijzen nieuwsbladen. Hierbij
wordt telkens op een door de rechter aan te geven wijze melding gemaakt
van de wijze waarop deze personen zich overeenkomstig het eerste lid van
de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering kunnen
bevrijden, of overeenkomstig het vijfde lid met de behartiging van hun
belangen in deze collectieve vordering instemmen. Tevens wordt vermeld
op welke wijze inzage of afschrift kan worden verkregen van de
uitspraak. De rechter kan bevelen dat ook van andere dan de in dit lid
genoemde gegevens melding wordt gemaakt. Tenzij de rechter anders
bepaalt, draagt de exclusieve belangenbehartiger zorg voor de in dit lid
bedoelde melding en aankondiging. De rechter kan gelasten dat de in dit
lid bedoelde gegevens ook op andere wijze bekend worden gemaakt. Indien
er personen tot de nauw omschreven groep personen behoren wier belangen
de exclusieve belangenbehartiger in deze collectieve vordering
behartigt, die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en een
voor Nederland bindende internationale of Unie-regeling niet een wijze
van aankondiging voorschrijft, gelast de rechter aankondiging op een
door hem te bepalen wijze ten behoeve van deze personen, zo nodig in
één of meer andere talen dan de Nederlandse taal.

4. Voor personen die zich ingevolge dit artikel van de behartiging van
hun belangen in de collectieve vordering hebben bevrijd, kan geen
vordering als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek worden ingesteld, gebaseerd op soortgelijke feitelijke en
rechtsvragen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen. 

5. Voor personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier
belangen in deze collectieve vordering worden behartigd en die geen
woonplaats of verblijf in Nederland hebben, heeft de procedure over de
collectieve vordering gevolg en leidt deze tot gebondenheid, indien zij
binnen een door de rechter te bepalen termijn van ten minste een maand
na de in het derde lid bedoelde aankondiging van de uitspraak, bedoeld
in artikel 1018e, eerste en tweede lid, door een schriftelijke
mededeling aan de griffie hebben laten weten in te stemmen met de
behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering. Op verzoek
van een partij kan de rechter bepalen dat, in afwijking van dit lid, het
eerste lid van toepassing is op personen behorend tot de nauw omschreven
groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden
behartigd en die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben.

Artikel 1018g 

Na aanwijzing van een exclusieve belangenbehartiger als bedoeld in
artikel 1018e stelt de rechter een termijn voor het beproeven van een
overeenkomst die in elk geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen
a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde bevat en,
indien geen overeenkomst als in deze bepaling bedoeld wordt bereikt,
voor het aanvullen van de gronden van de vordering en het verweer voor
zover de verweerder gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid bedoeld
in artikel 1018c, vijfde lid, laatste zin.

Artikel 1018h 

1. Indien partijen een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel
907, tweede lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek sluiten, wordt
deze ter goedkeuring aan de rechter voorgelegd.

2. Op de goedkeuring van de overeenkomst zijn de artikelen 1013, eerste
en tweede lid, en vierde tot en met achtste lid, 1014, 1016 en artikel
907 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige
toepassing.

3. Op een goedgekeurde overeenkomst zijn de artikelen 1017, tweede tot
en met vierde lid, en de artikelen 908, eerste, derde en vijfde lid, 909
en 910 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige
toepassing. De rechter kan nadere aanwijzingen geven voor de in artikel
1017 bedoelde meldingen en aankondigingen.

4. De exclusieve belangenbehartiger draagt zorg voor aankondiging van de
goedgekeurde overeenkomst op de internetpagina als bedoeld in het tweede
lid, onder d, van artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en
voor aantekening in het in artikel 1018c, tweede lid, bedoelde register.

5. Op de goedgekeurde overeenkomst is artikel 1018f, eerste tot en met
vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

6. Uitsluitend tegen de weigering van de goedkeuring staat beroep in
cassatie open, dat uitsluitend door partijen gezamenlijk kan worden
ingesteld. Artikel 1018, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1018i 

1. Betreft de collectieve vordering een vordering tot schadevergoeding
in geld, dan kan de rechter alvorens een collectieve schadeafwikkeling
vast te stellen, de overlegging door de exclusieve belangenbehartiger en
de verweerder bevelen van een voorstel voor een collectieve
schadeafwikkeling. Dit voorstel bevat in ieder geval het in artikel 907,
tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek bepaalde voor:

a. de personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier
belangen in deze collectieve vordering worden behartigd die zich niet
overeenkomstig artikel 1018f van de behartiging van hun belangen in de
procedure en de uitspraak hebben bevrijd, en

b. de personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier
belangen in deze collectieve vordering worden behartigd en die geen
woonplaats of verblijf in Nederland hebben en die overeenkomstig artikel
1018f met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering
hebben ingestemd.

De rechter bepaalt de termijn waarbinnen partijen een voorstel dienen
over te leggen. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de
rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.

2. De rechter stelt, mede aan de hand van de in het eerste lid bedoelde
voorstellen, een collectieve schadeafwikkeling vast die strekt tot
vergoeding door verweerder van de schade van de in het eerste lid, onder
a en b, bedoelde personen. De rechter draagt er zorg voor dat hij voor
de toepassing van de tiende afdeling van de eerste titel van Boek 6 van
het Burgerlijk Wetboek de schadevergoeding voor deze personen waar
mogelijk in categorieën vaststelt , dat de collectieve
schadeafwikkeling in ieder geval het in artikel 907, tweede lid,
onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
bepaalde, bevat, dat de hoogte van de daarbij toegekende vergoedingen
redelijk is en dat de belangen van de personen voor wie de collectieve
schadeafwikkeling wordt vastgesteld ook anderszins voldoende gewaarborgd
zijn. Artikel 907, eerste lid, laatste zin, en zesde lid, van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Alvorens een in het tweede lid bedoelde collectieve schadeafwikkeling
vast te stellen, kan de rechter bevelen dat één of meer deskundigen
zullen berichten over de voor de inhoud van de collectieve
schadeafwikkeling van belang zijnde punten.

Artikel 1018j 

1. Bij gewone brief wordt aan de bekende personen ten behoeve van wie de
collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld, zo spoedig mogelijk
mededeling gedaan van de uitspraak waarbij deze is vastgesteld, tenzij
de rechter anders bepaalt. Bovendien wordt van de uitspraak zo spoedig
mogelijk aankondiging gedaan in één of meer door de rechter aan te
wijzen nieuwsbladen. Hierbij wordt telkens op een door de rechter aan te
geven wijze melding gemaakt van een korte omschrijving van de
collectieve schadeafwikkeling, in het bijzonder de wijze waarop
vergoeding van de verweerder kan worden verkregen of anderszins een
beroep op de collectieve schadeafwikkeling kan worden gedaan en, indien
de collectieve schadeafwikkeling dat bepaalt, de termijn waarbinnen
daarop aanspraak dient te worden gemaakt. Tevens wordt vermeld op welke
wijze inzage en afschrift kan worden verkregen van de uitspraak waarbij
de collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld. De rechter kan bevelen
dat ook van andere dan de in dit lid genoemde gegevens melding wordt
gemaakt. Tenzij de rechter anders bepaalt, draagt de verweerder zorg
voor de in dit lid bedoelde melding en aankondiging. De rechter kan
gelasten dat de in dit lid bedoelde gegevens ook op andere wijze bekend
worden gemaakt. Indien er personen ten behoeve van wie de collectieve
schadeafwikkeling is vastgesteld zijn die geen woonplaats of verblijf in
Nederland hebben en een voor Nederland bindende internationale of
Unie-regeling niet een wijze van aankondiging voorschrijft, gelast de
rechter aankondiging op een door hem te bepalen wijze ten behoeve van
deze personen, zo nodig in één of meer andere talen dan de Nederlandse
taal. 

2. De exclusieve belangenbehartiger draagt zorg voor aankondiging van de
in het vorige lid bedoelde uitspraak op de internetpagina als bedoeld in
het tweede lid, onder d, van artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek en voor plaatsing in het in artikel 1018c, tweede lid, bedoelde
register.

Artikel 1018k 

1. Zodra een uitspraak ingevolge deze titel onherroepelijk is geworden,
is deze voor ieder der partijen en voor de in artikel 1018i, eerste lid,
onder a en b, bedoelde personen, verbindend. Tenzij de uitspraak
uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kunnen deze personen vanaf het
tijdstip waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden aanspraak maken
op een vergoeding op de wijze en onder de voorwaarden vermeld in de
uitspraak waarbij een collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld. 

2. Voor een persoon als bedoeld in artikel 1018i, eerste lid, onder a,
die bij de in artikel 1018f, derde lid, bedoelde aankondiging niet met
zijn schade bekend kon zijn, heeft een uitspraak ingevolge deze titel
geen gevolg indien hij na het bekend worden van zijn schade door een
schriftelijke mededeling aan de verweerder of, indien een collectieve
schadeafwikkeling is vastgesteld, aan de in artikel 907, tweede lid,
onder g, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bedoelde persoon, heeft
laten weten niet gebonden te willen zijn. De verweerder kan een persoon
als bedoeld in het eerste lid schriftelijk een termijn van ten minste
zes maanden stellen waarbinnen deze kan laten weten niet gebonden te
willen zijn. Bij een uitspraak ingevolge deze titel waarbij een
collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld overeenkomstig artikel
1018i moet de verweerder daarbij ook mededeling doen van de persoon
bedoeld in artikel 907, tweede lid, onder g.

Artikel 1018l 

1. Indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering is
gebleken, kan de rechter in zijn uitspraak voor de toepassing van de
tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het
eerste Boek de salarissen van de advocaat van de wederpartij ten laste
van de in het ongelijk gestelde partij maximaal vervijfvoudigen, tenzij
de billijkheid zich daartegen verzet.

2. Een uitspraak ingevolge artikel 1018i houdt tevens een veroordeling
in de kosten in waarbij de rechter voor zover nodig in afwijking van de
tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het
eerste Boek de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd kan
veroordelen in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten
die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de
billijkheid zich daartegen verzet. 

Artikel 1018m 

1. Procedures tussen degene of degenen tegen wie de collectieve
vordering ingevolge deze titel zich richt, en een persoon tot
bescherming van wier belangen de procedure over de collectieve vordering
wordt gevoerd en die zich overeenkomstig artikel 1018f aan de
behartiging van hun belangen in de procedure en de uitspraak heeft
bevrijd, kunnen op verzoek van de meest gerede partij worden geschorst
indien de procedure betrekking heeft op gelijksoortige feitelijke en
rechtsvragen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen, ook indien
reeds de dag is bepaald waarop het vonnis, het arrest of de beschikking
zal worden uitgesproken.

2. Het geschorste geding wordt overeenkomstig artikel 227, eerste lid,
hervat:

a. indien de schorsing langer dan een jaar heeft geduurd en de meest
gerede partij om opheffing van de schorsing heeft verzocht;

b. indien in de procedure over de collectieve vordering een uitspraak is
gedaan en deze onherroepelijk is geworden.

ARTIKEL IIa

	In het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals
dat luidt voor de procedures, vorderingen en verzoeken en voor de
gerechten waarvoor de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in
verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb.
2016, 288) niet in werking is getreden, wordt na Titel 14 een nieuwe
titel ingevoegd, luidende: 

TITEL 14A

Van rechtspleging in zaken betreffende een collectieve actie en
collectieve schadeafwikkeling

Artikel 1018b

	1. Deze titel is van toepassing op procedures betreffende een vordering
als bedoeld in artikel 305a en 305c van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek. Met uitzondering van artikel 1018c, eerste lid, is deze titel
niet van toepassing op zaken als bedoeld in artikel 254.

	2. De tweede titel van het Eerste Boek is van toepassing, tenzij in
deze titel anders is bepaald.

	3. Artikel 93 is niet van toepassing.

Artikel 1018c 

	1. Onverminderd artikel 111, tweede lid, vermeldt de dagvaarding
waarmee de collectieve vordering bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van
het Burgerlijk Wetboek wordt ingesteld:

	a. een omschrijving van de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de
collectieve vordering betrekking heeft;

	b. een omschrijving van de personen tot bescherming van wier belangen
de collectieve vordering strekt;

	c. een omschrijving van de mate waarin de te beantwoorden feitelijke en
rechtsvragen gemeenschappelijk zijn;

	d. een omschrijving van de wijze waarop voldaan is aan de
ontvankelijkheidseisen van artikel 305a, eerste tot en met derde lid,
van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of van de gronden waarop het zesde
lid van dat artikel van toepassing is;

	e. de gegevens die de rechter in staat stellen om voor deze collectieve
vordering een Exclusieve Belangenbehartiger aan te wijzen, voor het
geval andere collectieve vorderingen voor dezelfde gebeurtenis
overeenkomstig artikel 1018d worden ingesteld;

	f. de verplichting van de eiser om van de zaak aantekening te maken in
het register, bedoeld in het tweede lid, en om te vermelden wat
ingevolge dit artikel de gevolgen zijn van die aantekening.

	2. Op straffe van niet ontvankelijkheid wordt in afwijking van artikel
125, tweede lid, het exploot van dagvaarding ter griffie ingediend
binnen twee dagen na de dag van dagvaarding, onder gelijktijdige
aantekening van de dagvaarding in het centraal register voor collectieve
acties als bedoeld in artikel 305a, zevende lid, van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek. De aantekening gaat vergezeld van een afschrift van
de dagvaarding.

	3. Tenzij de rechter eiser aanstonds niet ontvankelijk verklaart
overeenkomstig het tweede lid, houdt hij de zaak aan totdat een termijn
van drie maanden na aantekening in het register, bedoeld in het tweede
lid, is verstreken. Tenzij ingevolge artikel 1018d, tweede lid, deze
termijn is verlengd of een andere collectieve vordering voor dezelfde
gebeurtenis of gebeurtenissen is ingesteld, wordt na het verstrijken van
de termijn de behandeling van de zaak voortgezet in de stand waarin zij
zich bevindt.

	4. De in artikel 128, tweede lid, bedoelde roldatum voor het nemen van
de conclusie van antwoord wordt bepaald op een termijn van zes weken
nadat de in het derde lid bedoelde termijn is verstreken. 

	5. Inhoudelijke behandeling van de collectieve vordering vindt slechts
plaats indien en nadat de rechter heeft beslist:

	a. dat eiser voldoet aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 305a,
eerste tot en met derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of
dat niet aan deze eisen behoeft te worden voldaan op grond van het zesde
lid van dit artikel;

	b. dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voeren van
deze collectieve vordering efficiënter en effectiever is dan het
instellen van een individuele vordering doordat de te beantwoorden
feitelijke en rechtsvragen in voldoende mate gemeenschappelijk zijn, het
aantal personen tot bescherming van wier belangen de vordering strekt,
voldoende is en, indien de vordering strekt tot schadevergoeding, dat
zij alleen dan wel gezamenlijk een voldoende groot financieel belang
hebben;

	c. dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de collectieve
vordering blijkt op het moment waarop het geding aanhangig wordt.

In afwijking van artikel 128, derde lid, mag de verweerder volstaan met
de verweren die betrekking hebben op het onder a tot en met c genoemde,
totdat hierover is beslist.

	6. Indien een collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis of
gebeurtenissen wordt ingesteld na het aanhangig worden van de
collectieve vordering bedoeld in het eerste lid maar voordat de termijn
bedoeld in artikel 1018d is aangevangen, wordt de zaak, zo nodig na
verwijzing, gevoegd met de reeds aanhangige collectieve vordering als
bedoeld in het tweede lid, onder a.

Artikel 1018d 

	1. Binnen drie maanden na de aantekening in het register als bedoeld in
artikel 1018c, tweede lid, kan een rechtspersoon als bedoeld in artikel
305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een collectieve vordering
instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als waarop de
collectieve vordering bedoeld in artikel 1018c, eerste lid, betrekking
heeft, over gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen, onder vermelding
van de aantekening. De collectieve vordering wordt ingesteld bij
dezelfde rechtbank als waar de eerder in het register aangetekende
collectieve vordering is ingesteld. Artikel 1018c, eerste lid, is van
toepassing.

	2. De rechter kan de in het vorige lid bedoelde termijn met maximaal
drie maanden verlengen indien binnen een maand na de aantekening een
rechtspersoon als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek ter griffie heeft laten aantekenen dat hij een collectieve
vordering wil instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als
waarop de collectieve vordering bedoeld in artikel 1018c, eerste lid,
betrekking heeft, onder vermelding van de aantekening in het register,
maar dat de termijn van drie maanden niet volstaat. 

	3. Voor de toepassing van het eerste Boek worden de overeenkomstig dit
artikel ingestelde collectieve vorderingen na inschrijving op de rol
gezamenlijk behandeld als een zaak. De in de dagvaarding vermelde
roldatum ligt vier weken na het verstrijken van de termijn op grond van
het eerste en tweede lid. 

Artikel 1018e 

	1. De rechter wijst uit de eisers die overeenkomstig artikel 1018c of
1018d een collectieve vordering hebben ingesteld en voldoen aan de eisen
voor ontvankelijkheid van artikel 305a, eerste tot en met derde lid, van
Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, de meest geschikte eiser aan als
exclusieve belangenbehartiger, waarbij hij de volgende omstandigheden in
aanmerking neemt:

	a. de omvang van de groep personen voor wie de eiser opkomt;

	b. de grootte van het door deze groep vertegenwoordigde financiële
belang;

	c. andere werkzaamheden die de eiser verricht voor de personen voor wie
hij opkomt in of buiten rechte;

	d. eerdere door de eiser verrichte werkzaamheden of ingestelde
collectieve vorderingen.

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

	2. De rechter beoordeelt daarnaast wat de collectieve vordering precies
inhoudt, voor welke nauw omschreven groep personen de exclusieve
belangenbehartiger de belangen in deze collectieve vordering behartigt
en of de aan een bepaalde plaats gebonden aard van de collectieve
vordering aanleiding geeft voor behandeling van de zaak bij een ander
gerecht. 

	3. De eiser die als exclusieve belangenbehartiger wordt aangewezen,
treedt in deze procedure op voor de belangen van alle personen in de
nauw omschreven groep, bedoeld in het tweede lid, en als
vertegenwoordiger van de niet als exclusieve belangenbehartiger
aangewezen eisers. De niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen
eisers blijven partij in de procedure. De exclusieve belangenbehartiger
verricht de proceshandelingen. De rechter kan bepalen dat ook de niet
aangewezen eisers proceshandelingen mogen verrichten.

	4. Als de aard van de collectieve vordering of van de eisers of de
belangen van de personen voor wie zij opkomen daartoe aanleiding geven,
kan de rechter ervoor kiezen om verschillende exclusieve
belangenbehartigers in een collectieve actie aan te wijzen.

	5. De uitspraak ingevolge dit artikel wordt door de exclusieve
belangenbehartiger aangetekend in het in artikel 1018c, tweede lid,
bedoelde register.

Artikel 1018f 

	1. De procedure over een collectieve vordering heeft geen gevolg voor
en leidt niet tot gebondenheid van personen behorend tot de nauw
omschreven groep personen wier belangen in deze collectieve vordering
worden behartigd indien zij binnen een door de rechter te bepalen
termijn van ten minste een maand na de in het derde lid bedoelde
aankondiging van de uitspraak, bedoeld in artikel 1018e, eerste en
tweede lid, door een schriftelijke mededeling aan de griffie hebben
laten weten zich van de behartiging van hun belangen in deze collectieve
vordering te willen bevrijden. Een eerdere collectieve stuiting van de
verjaring van de vordering stuit de verjaring slechts ten aanzien van
deze personen indien zij binnen zes maanden, nadat zij zich ingevolge
dit artikel van de behartiging van hun belangen in de collectieve
vordering hebben bevrijd, een individuele stuitingshandeling voor deze
vordering verrichten. Is het aantal personen, dat zich ingevolge dit
artikel van de behartiging van hun belangen in de collectieve vordering
heeft bevrijd, te groot om de voorzetting van de procedure te
rechtvaardigen, dan kan de rechter beslissen dat deze niet wordt
voortgezet.

	2. De uitspraak waarbij de exclusieve belangenbehartiger is aangewezen
en waarbij de collectieve vordering en de nauw omschreven groep personen
wier belangen de exclusieve belangenbehartiger in deze collectieve
vordering behartigt, staan omschreven, ligt ter griffie ter inzage van
deze personen. Tevens wordt hiervan aantekening gemaakt in het in
artikel 1018c, tweede lid, bedoelde register. De rechter kan bevelen dat
de uitspraak en zo nodig een vertaling hiervan in één of meer andere
talen dan de Nederlandse taal op één of meer door hem aan te wijzen
internetadressen worden geplaatst, waaronder de internetpagina van de
exclusieve belangenbehartiger als bedoeld in het tweede lid, onder d,
van artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, zodanig dat deze
door de genoemde personen ten behoeve van latere kennisneming kunnen
worden opgeslagen. 

	3. Bij gewone brief wordt aan de bekende personen wier belangen de
exclusieve belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt,
zo spoedig mogelijk mededeling gedaan van de aanwijzing van de
exclusieve belangenbehartiger en de collectieve vordering en de nauw
omschreven groep personen wier belangen de exclusieve belangenbehartiger
in deze collectieve vordering behartigt, tenzij de rechter anders
bepaalt. Bovendien wordt hiervan zo spoedig mogelijk aankondiging gedaan
in één of meer door de rechter aan te wijzen nieuwsbladen. Hierbij
wordt telkens op een door de rechter aan te geven wijze melding gemaakt
van de wijze waarop deze personen zich overeenkomstig het eerste lid van
de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering kunnen
bevrijden, of overeenkomstig het vijfde lid met de behartiging van hun
belangen in deze collectieve vordering instemmen. Tevens wordt vermeld
op welke wijze inzage of afschrift kan worden verkregen van de
uitspraak. De rechter kan bevelen dat ook van andere dan de in dit lid
genoemde gegevens melding wordt gemaakt. Tenzij de rechter anders
bepaalt, draagt de exclusieve belangenbehartiger zorg voor de in dit lid
bedoelde melding en aankondiging. De rechter kan gelasten dat de in dit
lid bedoelde gegevens ook op andere wijze bekend worden gemaakt. Indien
er personen tot de nauw omschreven groep personen behoren wier belangen
de exclusieve belangenbehartiger in deze collectieve vordering
behartigt, die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en een
voor Nederland bindende internationale of Unie-regeling niet een wijze
van aankondiging voorschrijft, gelast de rechter aankondiging op een
door hem te bepalen wijze ten behoeve van deze personen, zo nodig in
één of meer andere talen dan de Nederlandse taal.

	4. Voor personen die zich ingevolge dit artikel van de behartiging van
hun belangen in de collectieve vordering hebben bevrijd, kan geen
vordering als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek worden ingesteld, gebaseerd op soortgelijke feitelijke en
rechtsvragen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen. 

	5. Voor personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier
belangen in deze collectieve vordering worden behartigd en die geen
woonplaats of verblijf in Nederland hebben, heeft de procedure over de
collectieve vordering gevolg en leidt deze tot gebondenheid, indien zij
binnen een door de rechter te bepalen termijn van ten minste een maand
na de in het derde lid bedoelde aankondiging van de uitspraak, bedoeld
in artikel 1018e, eerste en tweede lid, door een schriftelijke
mededeling aan de griffie hebben laten weten in te stemmen met de
behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering. Op verzoek
van een partij kan de rechter bepalen dat, in afwijking van dit lid, het
eerste lid van toepassing is op personen behorend tot de nauw omschreven
groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden
behartigd en die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben.

Artikel 1018g 

	Na aanwijzing van een exclusieve belangenbehartiger als bedoeld in
artikel 1018e stelt de rechter een termijn voor het beproeven van een
overeenkomst die in elk geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen
a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde bevat en,
indien geen overeenkomst als in deze bepaling bedoeld wordt bereikt,
voor het aanvullen van de gronden van de vordering en het verweer voor
zover de gedaagde gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid bedoeld in
artikel 1018c, vijfde lid, laatste zin.

Artikel 1018h 

	1. Indien partijen een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel
907, tweede lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek sluiten, wordt
deze ter goedkeuring aan de rechter voorgelegd.

	2. Op de goedkeuring van de overeenkomst zijn de artikelen 1013, eerste
en tweede lid, en vierde tot en met achtste lid, 1014, 1016 en artikel
907 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige
toepassing.

	3. Op een goedgekeurde overeenkomst zijn de artikelen 1017, tweede tot
en met vierde lid, en de artikelen 908, eerste, derde en vijfde lid, 909
en 910 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige
toepassing. De rechter kan nadere aanwijzingen geven voor de in artikel
1017 bedoelde meldingen en aankondigingen.

	4. De exclusieve belangenbehartiger draagt zorg voor aankondiging van
de goedgekeurde overeenkomst op de internetpagina als bedoeld in het
tweede lid, onder d, van artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek en voor aantekening in het in artikel 1018c, tweede lid,
bedoelde register.

	5. Op de goedgekeurde overeenkomst is artikel 1018f, eerste tot en met
vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

	6. Uitsluitend tegen de weigering van de goedkeuring staat beroep in
cassatie open, dat uitsluitend door partijen gezamenlijk kan worden
ingesteld. Artikel 1018, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1018i 

	1. Betreft de collectieve vordering een vordering tot schadevergoeding
in geld, dan kan de rechter alvorens een collectieve schadeafwikkeling
vast te stellen, de overlegging door de exclusieve belangenbehartiger en
de gedaagde bevelen van een voorstel voor een collectieve
schadeafwikkeling. Dit voorstel bevat in ieder geval het in artikel 907,
tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek bepaalde voor:

	a. de personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier
belangen in deze collectieve vordering worden behartigd die zich niet
overeenkomstig artikel 1018f van de behartiging van hun belangen in de
procedure en de uitspraak hebben bevrijd, en

	b. de personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier
belangen in deze collectieve vordering worden behartigd en die geen
woonplaats of verblijf in Nederland hebben en die overeenkomstig artikel
1018f met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering
hebben ingestemd.

De rechter bepaalt de termijn waarbinnen partijen een voorstel dienen
over te leggen. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de
rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.

	2. De rechter stelt, mede aan de hand van de in het eerste lid bedoelde
voorstellen, een collectieve schadeafwikkeling vast die strekt tot
vergoeding door gedaagde van de schade van de in het eerste lid, onder a
en b, bedoelde personen. De rechter draagt er zorg voor dat hij voor de
toepassing van de tiende afdeling van de eerste titel van Boek 6 van het
Burgerlijk Wetboek de schadevergoeding voor deze personen waar mogelijk
in categorieën vaststelt , dat de collectieve schadeafwikkeling in
ieder geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f,
van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, bevat, dat de hoogte van
de daarbij toegekende vergoedingen redelijk is en dat de belangen van de
personen voor wie de collectieve schadeafwikkeling wordt vastgesteld ook
anderszins voldoende gewaarborgd zijn. Artikel 907, eerste lid, laatste
zin, en zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn van
overeenkomstige toepassing.

	3. Alvorens een in het tweede lid bedoelde collectieve
schadeafwikkeling vast te stellen, kan de rechter bevelen dat één of
meer deskundigen zullen berichten over de voor de inhoud van de
collectieve schadeafwikkeling van belang zijnde punten.

Artikel 1018j 

	1. Bij gewone brief wordt aan de bekende personen ten behoeve van wie
de collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld, zo spoedig mogelijk
mededeling gedaan van de uitspraak waarbij deze is vastgesteld, tenzij
de rechter anders bepaalt. Bovendien wordt van de uitspraak zo spoedig
mogelijk aankondiging gedaan in één of meer door de rechter aan te
wijzen nieuwsbladen. Hierbij wordt telkens op een door de rechter aan te
geven wijze melding gemaakt van een korte omschrijving van de
collectieve schadeafwikkeling, in het bijzonder de wijze waarop
vergoeding van de gedaagde kan worden verkregen of anderszins een beroep
op de collectieve schadeafwikkeling kan worden gedaan en, indien de
collectieve schadeafwikkeling dat bepaalt, de termijn waarbinnen daarop
aanspraak dient te worden gemaakt. Tevens wordt vermeld op welke wijze
inzage en afschrift kan worden verkregen van de uitspraak waarbij de
collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld. De rechter kan bevelen dat
ook van andere dan de in dit lid genoemde gegevens melding wordt
gemaakt. Tenzij de rechter anders bepaalt, draagt de gedaagde zorg voor
de in dit lid bedoelde melding en aankondiging. De rechter kan gelasten
dat de in dit lid bedoelde gegevens ook op andere wijze bekend worden
gemaakt. Indien er personen ten behoeve van wie de collectieve
schadeafwikkeling is vastgesteld zijn die geen woonplaats of verblijf in
Nederland hebben en een voor Nederland bindende internationale of
Unie-regeling niet een wijze van aankondiging voorschrijft, gelast de
rechter aankondiging op een door hem te bepalen wijze ten behoeve van
deze personen, zo nodig in één of meer andere talen dan de Nederlandse
taal. 

	2. De exclusieve belangenbehartiger draagt zorg voor aankondiging van
de in het vorige lid bedoelde uitspraak op de internetpagina als bedoeld
in het tweede lid, onder d, van artikel 305a van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek en voor plaatsing in het in artikel 1018c, tweede
lid, bedoelde register.

Artikel 1018k 

	1. Zodra een uitspraak ingevolge deze titel onherroepelijk is geworden,
is deze voor ieder der partijen en voor de in artikel 1018i, eerste lid,
onder a en b, bedoelde personen, verbindend. Tenzij de uitspraak
uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kunnen deze personen vanaf het
tijdstip waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden aanspraak maken
op een vergoeding op de wijze en onder de voorwaarden vermeld in de
uitspraak waarbij een collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld. 

	2. Voor een persoon als bedoeld in artikel 1018i, eerste lid, onder a,
die bij de in artikel 1018f, derde lid, bedoelde aankondiging niet met
zijn schade bekend kon zijn, heeft een uitspraak ingevolge deze titel
geen gevolg indien hij na het bekend worden van zijn schade door een
schriftelijke mededeling aan de gedaagde of, indien een collectieve
schadeafwikkeling is vastgesteld, aan de in artikel 907, tweede lid,
onder g, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bedoelde persoon, heeft
laten weten niet gebonden te willen zijn. De gedaagde kan een persoon
als bedoeld in het eerste lid schriftelijk een termijn van ten minste
zes maanden stellen waarbinnen deze kan laten weten niet gebonden te
willen zijn. Bij een uitspraak ingevolge deze titel waarbij een
collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld overeenkomstig artikel
1018i moet de gedaagde daarbij ook mededeling doen van de persoon
bedoeld in artikel 907, tweede lid, onder g.

Artikel 1018l 

	1. Indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering is
gebleken, kan de rechter in zijn uitspraak voor de toepassing van de
tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het
eerste Boek de salarissen van de advocaat van de wederpartij ten laste
van de in het ongelijk gestelde partij maximaal vervijfvoudigen, tenzij
de billijkheid zich daartegen verzet.

	2. Een uitspraak ingevolge artikel 1018i houdt tevens een veroordeling
in de kosten in waarbij de rechter voor zover nodig in afwijking van de
tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het
eerste Boek de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd kan
veroordelen in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten
die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de
billijkheid zich daartegen verzet. 

Artikel 1018m 

	1. Procedures tussen degene of degenen tegen wie de collectieve
vordering ingevolge deze titel zich richt, en een persoon tot
bescherming van wier belangen de procedure over de collectieve vordering
wordt gevoerd en die zich overeenkomstig artikel 1018f aan de
behartiging van hun belangen in de procedure en de uitspraak heeft
bevrijd, kunnen op verzoek van de meest gerede partij worden geschorst
indien de procedure betrekking heeft op gelijksoortige feitelijke en
rechtsvragen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen, ook indien
reeds de dag is bepaald waarop het vonnis, het arrest of de beschikking
zal worden uitgesproken.

	2. Het geschorste geding wordt overeenkomstig artikel 227, eerste lid,
hervat:

	a. indien de schorsing langer dan een jaar heeft geduurd en de meest
gerede partij om opheffing van de schorsing heeft verzocht;

	b. indien in de procedure over de collectieve vordering een uitspraak
is gedaan en deze onherroepelijk is geworden.

ARTIKEL III

1. In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 119,
onder vernummering van artikel 119a en 119b in artikel 119b en 119c, een
nieuw artikel 119a ingevoegd, luidende:

Artikel 119a

1. In afwijking van artikel 68a en artikel 74, leden 2 tot en met 4,
blijven voor een rechtsvordering die strekt tot bescherming van
gelijksoortige belangen als bedoeld in de artikelen 305a tot en met 305d
van Boek 3 en die is ingesteld voor [datum inwerkingtreding wet] de
voorwaarden van toepassing die golden voor die datum. 

2. In afwijking van artikel 68a, blijven voor een rechtsvordering die
strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen als bedoeld in de
artikelen 305a tot en met 305d van Boek 3 en die is ingesteld op of na
[datum inwerkingtreding wet] de voorwaarden van toepassing die golden
voor die datum voor zover de rechtsvordering betrekking heeft op een
gebeurtenis of gebeurtenissen die heeft of hebben plaatsgevonden voor 15
november 2016.

2. Artikel II van deze wet is van toepassing op gedingen die aanhangig
zijn gemaakt op of na het tijdstip van het in werking treden van de wet
en die betrekking hebben op een gebeurtenis of gebeurtenissen die heeft
of hebben plaatsgevonden op of na 15 november 2016.

ARTIKEL IV

Deze wet wordt geëvalueerd vijf jaar na inwerkingtreding.

ARTIKEL V

Deze wet kan worden aangehaald als Wet afwikkeling massaschade in
collectieve actie.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.



Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Minister voor Rechtsbescherming,

 

 

 PAGE    

 PAGE   18