[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2019-2023 (Kamerstuk 33650-56)

Subsidiebeleid Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2019D06006, datum: 2019-02-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D06006).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z01523:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2019D06006 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 29 januari 2019 inzake de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2019–2023 (Kamerstuk 33 650, nr. 56).

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
Arends

Inhoud blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng van de leden van de D66-fractie 2
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 3

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en zien daarin geen aanleiding voor het stellen van vragen.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de genoemde regeling om structureel drie miljoen euro te investeren in Nederlands onderwijs in het buitenland, voortkomend uit het regeerakkoord. Aangezien de Minister in de regeling geen toelichting geeft op de relevantie van deze investering, lichten de leden dit graag nader toe. Emigrantenkinderen verdienen goed onderwijs. De ouders van deze kinderen emigreren vaker voor korte termijn en niet zoals vroeger voor de rest van hun leven; ongeveer 40% van deze kinderen keren terug naar Nederland. Het is belangrijk dat deze kinderen een relatie houden met het thuisland en de taal zodat zij gemakkelijk kunnen terugkeren en hun Nederlandse schoolloopbaan kunnen doorzetten. Deze leden willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden vragen de Minister wat het verschil is tussen deze regeling en de regeling van 2014–2018? Wat verandert er precies voor Nederlandse ouders en kinderen in het buitenland? De Minister stelt namelijk ook dat de investering niet kostendekkend is en dat ouders en het bedrijfsleven het grootste deel van de kosten dragen. Zij vragen of de Minister kan aangeven welk deel van de kosten wordt bijgedragen door ouders en bedrijven.

Deze leden lezen dat de Minister naast de regeling drie wijzigingen doorvoert. Kan de Minister nader toelichten wat de aanleiding en de doelstellingen van deze wijzigingen zijn? Volgens de Comptabiliteitswet zou de regering regelingen moeten onderbouwen in doelstellingen, doeltreffendheid en doelmatigheid. Deze leden zien dit graag tegenmoet voor deze regeling. De voornoemde leden lezen dat een van de wijzigingen de terugkeer van de leerlinggebonden subsidie behelst. Kan de Minister nader toelichten waarom hij heeft gekozen voor een leerlinggebonden subsidie? Deze leden lezen dat de onderwijsvoorzieningen op Belgisch grondgebied niet langer in aanmerking komen voor de financiële faciliteiten. Zij vragen of de Minister dit nader kan toelichten.

Deze leden constateren dat vanuit de regeling de subsidie een tweeledig doel kent namelijk zowel het ondersteunen van Nederlandse onderwijsvoorzieningen en voor Europese scholen. Kan de Minister toelichten uit welke budgetten deze subsidie voortkomen? Tevens vragen zij welke middelen voortvloeien uit de intentieverklaring van de Nederlandse en de Vlaamse Minister.

De leden constateren dat er in 2013 in het kader van de subsidietaakstelling een bezuiniging is geweest op het Nederlands onderwijs in het buitenland. Als gevolg daarvan zijn vooral scholen die onderwijs in de Nederlandse Taal en Cultuur (NTC) aanbieden zwaar getroffen en zelfs gesloten. Deze leden vragen de Minister of deze investering ervoor zorgt dat de NTC scholen weer terugkomen.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media