Reactie op de motie van het lid Van Nispen over openheid over het uurtarief van advocaten voor ambtenaren
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2019
Brief regering
Nummer: 2019D06530, datum: 2019-02-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35000-VII-90).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 35000 VII-90 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2019.
Onderdeel van zaak 2019Z03050:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Defensie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-02-20 13:15: Aansluitend aan de beëdiging: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-03-07 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-03-13 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
35 000 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2019
35 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019
35 000 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2019
Nr. 90 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2019
Tijdens het Wetgevingsoverleg van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op 13 juni jongstleden is er door Kamerlid Van Nispen een motie ingediend (Kamerstuk 34 950 VI, nr. 12) met het verzoek openheid te geven over het uurtarief dat door de overheid vergoed wordt in verband met de inschakeling van een advocaat door en voor ambtenaren.
In onderstaande brief geef ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Defensie, per kabinetssector een beschrijving van het beleid ten aanzien van de kosten van juridische bijstand voor ambtenaren. Daarnaast ga ik in op de interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie, waarbij kosten voor juridische ondersteuning worden vergoed. In alle gevallen gaat het hierbij om beleid en vergoedingen in het kader van de verhouding tussen werkgever en werknemer («goed werkgeverschap»), en niet om algemeen beleid en wetgeving voor rechtsbijstand.
Sector politie
Onderstaande beantwoording gaat over rechtsbijstand aan politieambtenaren die door de dienstuitoefening onderwerp zijn geworden van een strafrechtelijke procedure. Artikel 69a van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) schrijft voor dat zij in dit kader recht hebben op vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand. De regels over het toekennen van deze vergoeding en de hoogte hiervan zijn neergelegd in de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie. Het uurtarief wordt per zaak tussen de politieambtenaar en diens advocaat overeengekomen.
Ieder incident waarbij gebruik is gemaakt van het vuurwapen of waarbij een burger letsel oploopt, leidt in principe tot een strafrechtelijk onderzoek. Een strafrechtelijke procedure met een politieambtenaar als onderwerp van onderzoek kent een specifiek karakter. De politieambtenaar stelt zich immers niet, in tegenstelling tot veel andere verdachten, bewust bloot aan het strafrecht, maar raakt hierbij betrokken omdat hij optreedt ter bescherming van de samenleving en handelt zoals van hem wordt verwacht. De advocaten die politieambtenaren bijstaan, zijn door opleiding, ervaring en betrokkenheid specialist op dit gebied. Het is de verantwoordelijkheid van de korpschef als werkgever om in dit kader goede rechtsbijstand voor politieambtenaren te organiseren.
Sector Defensie
Ook bij Defensie kan vanuit goed werkgeverschap vergoeding van juridische kosten plaatsvinden. Dit geschiedt op basis van artikel 115 van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR), artikel 88 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD) of op basis van de Regeling tegemoetkoming kosten rechtskundige hulp (RTKR). Elke aanvraag tot vergoeding van juridische kosten wordt op basis van de specifieke omstandigheden en feiten van het individuele geval beoordeeld.
De maximale vergoeding voor aanspraken op grond van de RTKR bedraagt € 25.000 met een maximum uurtarief van € 250. De vergoeding wordt per geval bepaald.
De vergoedingen voor rechtskundige hulp worden in beginsel toegekend op basis van de RTKR. In uitzonderlijke gevallen kan daarvan worden afgeweken. Omdat het hier feitelijk om een hardheidsclausule gaat, is het vooraf inkaderen daarvan niet wenselijk. Of een zaak als uitzonderlijk moet worden aangemerkt, wordt beoordeeld aan de hand van de specifieke omstandigheden en feiten van het individuele geval.
Sector Rijk
Bij de sector Rijk zijn er geen specifieke regels voor vergoedingen voor juridische kosten voor ambtenaren. Wel kan een Minister op grond van artikel 69 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) naar billijkheid de ambtenaar schadeloosstellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming verlenen.
Sector Rechterlijke Macht
Bij de Rechtspraak zijn de gerechten, het Bureau van de Raad en de landelijke diensten voor die zaken waarbij personeel is betrokken niet verplicht om een bepaald advocatenkantoor te kiezen.
Voor rechterlijke ambtenaren (rechters en officieren van justitie) geldt artikel 46 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, hetgeen een vergelijkbare bepaling is als artikel 69 van het ARAR.
Voor aansprakelijkheid geldt dat wanneer een rechterlijk ambtenaar bij de vervulling van zijn ambt schade aan een derde toebrengt en waarvoor hij zelf krachtens de wet aansprakelijk zou zijn, bepaalt artikel 42 Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren dat jegens die derde uitsluitend de Staat aansprakelijk is. Dit is slechts anders als de schade het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Ook voor schade die een gevolg is van een rechterlijke uitspraak is een rechterlijk ambtenaar niet aansprakelijk. Voor zover een betrokkene zou menen dat sprake is van onrechtmatige rechtspraak, kan daarvoor via de Raad voor de rechtspraak de Staat der Nederlanden worden aangesproken. In dergelijke zaken staat de landsadvocaat de Staat bij.
Vergoeding kosten juridische ondersteuning in het kader van de klokkenluidersregeling
Op grond van hoofdstuk 3 (artikel 13 t/m 17) van de Interne klokkenluiders regeling Rijk, Politie en Defensie kan een melder (gedefinieerd in artikel 1 sub e van die regeling) of een vertrouwenspersoon aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van een procedure voor de bezwaarfase of een gerechtelijke procedure.
Deze kosten worden vergoed onder de volgende voorwaarden (artikel 13):
• de procedure is gericht tegen een gestelde benadeling als gevolg van een melding van een vermoeden van een misstand;
• de benadeling heeft plaatsgevonden binnen 5 jaar nadat het bevoegd gezag kennis heeft gegeven van zijn bevindingen en oordeel of binnen 5 jaar na openbaarmaking van een rapport van het Huis voor klokkenluiders (of afwikkeling anderszins);
• de kosten zijn ook daadwerkelijk gemaakt in de vorm van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De tegemoetkoming voor iedere afzonderlijke procedure is gelijk aan tweemaal het bedrag genoemd in onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit Proceskosten bestuursrecht. De tegemoetkoming wordt berekend aan de hand van het systeem in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarin worden aan bepaalde handelingen in verband met bepaalde procedures punten toegekend en vermenigvuldigd met een factor die de zwaarte van een zaak aangeeft, waarna het puntentotaal wordt vertaald naar een geldbedrag.
Ter voorkoming van bureaucratie en mogelijke conflicten over de berekeningswijze worden in de bovengenoemde procedure vaste factoren gehanteerd, te weten twee proceshandelingen: indienen van een bezwaar- of beroepschrift en verschijnen ter hoor- of terechtzitting (totaal twee punten). De zwaarte voor alle procedures is gewaardeerd op «gemiddeld». Uitgaande van de waarde per punt van € 501 (peildatum 1 januari 2016) resulteert dit in een bedrag aan tegemoetkoming van € 992 per procedure. In geval van een privaatrechtelijke procedure (bij de rechtbank, het Hof of de Hoge Raad) geldt dus ook een tegemoetkoming van € 992 per procedure.
In artikel 17 van de regeling wordt bepaald dat als een beslissing waarvoor een aanspraak op vergoeding bestaat, wordt herroepen, dat dan alle «daadwerkelijk en in redelijkheid gemaakte kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vergoed». De kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand bedragen in dat verband maximaal € 253,75 per uur tot een bedrag van maximaal € 6.090, ex. BTW en kantoorkosten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren