Reactie op motie van het lid Pieter Heerma c.s. over een toezichthoudende rol voor de onderwijsinspectie
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2019
Brief regering
Nummer: 2019D06902, datum: 2019-02-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35000-XV-89).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35000 XV-89 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2019.
Onderdeel van zaak 2019Z03202:
- Indiener: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-02-21 13:05: Aanvang aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-03-06 10:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-09-02 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
35 000 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2019
Nr. 89 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2019
Tijdens het plenaire debat over de door Turkije gedicteerde jihadpreek in Nederland op 14 februari jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 54) heb ik u toegezegd voor de stemmingen schriftelijk een oordeel te doen toekomen over de motie van het lid Pieter Heerma c.s. over een toezichthoudende rol voor de Inspectie van het Onderwijs (Kamerstuk 30 821, nr. 57) omdat ik hiervoor advies wilde inwinnen bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Dit heb ik gedaan omdat deze bewindspersonen verantwoordelijk zijn voor de Inspectie van het Onderwijs.
De motie vraagt om bij de verkenning naar informele scholing te bezien of en hoe de Inspectie van het Onderwijs een toezichthoudende rol kan krijgen op deze weekendscholen. Uit het overleg met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media blijkt dat de Inspectie van het Onderwijs geen rol kan krijgen bij informele scholing zoals weekendscholen.
In de onderwijswetgeving voor het funderend onderwijs stelt de wetgever vanuit zijn grondwettelijke verantwoordelijkheid voor het onderwijs eisen aan het formele onderwijs waarmee kinderen aan de leerplicht kunnen voldoen en waarmee zij worden voorbereid op een vervolgopleiding en deelname aan de samenleving. De inspectie houdt toezicht op de naleving van die eisen aan het formele onderwijs. Het toevoegen van informeel onderwijs aan dit wettelijke regime past niet bij deze verantwoordelijkheid van de staat voor het formele onderwijs.
In Nederland kennen we daarnaast al reeds lange tijd naast het formele onderwijs een scala van uiteenlopende vormen van informeel onderwijs, zoals huiswerkbegeleiding, samen leren in het buurthuis, de zondagschool en ook het principe van de weekendschool. Ouders hebben het recht om hun kinderen hieraan te laten deelnemen. Het is niet passend bij de taak en opdracht van de Inspectie van het Onderwijs om op dergelijke vormen van informeel onderwijs toezicht te houden.
Daarom moet ik deze motie ontraden. In de derde stap van de toegezegde verkenning naar informele scholing in Nederland zullen wel andere mogelijke instrumenten in kaart gebracht worden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees