[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota van wijziging

Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren

Nota van wijziging

Nummer: 2019D07082, datum: 2019-02-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-35010-8).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35010 -8 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren.

Onderdeel van zaak 2018Z15488:

Onderdeel van zaak 2019Z03294:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

35 010 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20Ā februari 2019

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, onder 2, wordt in het in artikel 2 van de Wet op het kindgebonden budget in te voegen achtste lid Ā«ā‚¬Ā 16.500,ā€“Ā» telkens vervangen door Ā«ā‚¬Ā 16.750,ā€“Ā».

B

In artikel I, onderdeel B, onder 2, komt het in artikelĀ 3 van de Wet op het kindgebonden budget in te voegen vijfde lid als volgt te luiden:

5. In afwijking van artikel 3, eerste lid, worden de bedragen, genoemd in artikelĀ 2, tweede, vierde tot en met zesde, en achtste lid, met ingang van 1Ā januari 2020 niet gewijzigd.

Toelichting

In de beleidsdoorlichting artikel 10 tegemoetkoming ouders (KamerstukkenĀ II, 2018/19, 30Ā 982, nr.Ā 46) is ingezoomd op het niet-gebruik van het kindgebonden budget. In vervolg op deze analyses is komen vast te staan dat bij hervatting van het kindgebonden budget na een eerdere stopzetting, sprake is geweest van een onvolkomenheid in de implementatie van de wetstoepassing in die gevallen dat een combinatie met andere toeslagen bestaat.

Als gevolg daarvan wordt het kindgebonden budget na een stopzetting niet automatisch hervat wanneer de rechthebbende weer aan de voorwaarden voldoet voor automatische toekenning. Deze onvolkomenheid leidt ertoe dat ouders niet automatisch recht krijgen op kindgebonden budget, terwijl dat wel beoogd is. In 2019 past de Belastingdienst/Toeslagen het proces aan zodat deze mensen wel automatisch recht krijgen op kindgebonden budget.

Deze aanpassing leidt naar verwachting tot een verdere afname van het niet-gebruik. Meer ouders, zowel alleenstaande ouders als ouderparen, krijgen waar ze recht op hebben. Hiermee wordt een deel van het niet-gebruik opgelost. Naar verwachting zullen circa 70.000 gezinnen extra recht krijgen op kindgebonden budget. Als gevolg van de afname van het niet-gebruik komen de structurele uitgaven aan kindgebonden budget naar verwachting ā‚¬Ā 50Ā miljoen hoger uit dan in de SZW-begroting was voorzien.

Teneinde deze budgettaire gevolgen van dekking te voorzien, wordt in 2020 geen indexering van het kindgebonden budget toegepast. Dit levert structureel circa ā‚¬Ā 60Ā miljoen besparing op de uitgaven kindgebonden budget op. Dit biedt ruimte om, naast de dekking van het grotere gebruik van het kindgebonden budget, ook het punt waarop de inkomensafhankelijke afbouw van het kindgebonden budget voor paren begint extra te verhogen met ā‚¬Ā 250,ā€“ (intensivering van circa ā‚¬Ā 10 miljoen). Hiermee komt de verhoging van de inkomensgrens per 1Ā januari 2020 in totaal uit op ā‚¬Ā 16.750,ā€“.

Door de verdere verhoging van de inkomensgrens met ā‚¬Ā 250, krijgen circa 321.000 ouderparen met reeds recht op kindgebonden budget elk gemiddeld circa ā‚¬Ā 15 extra verhoging van kindgebonden budget per jaar. Oorspronkelijk zouden daarnaast circa 290.000 paren met de wijziging opnieuw of voor het eerst gemiddeld circa ā‚¬Ā 600 kindgebonden budget per jaar krijgen. Dit worden door de verdere verhoging van de inkomensgrens 294.000 ouderparen met gemiddeld circa ā‚¬Ā 610 kindgebonden budget per jaar.

De inkomensgevolgen van het niet-indexeren van het kindgebonden budget en het extra verhogen van de afbouwgrens voor paren zien er, ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel, als volgt uit:

Inkomensniveau1
Minimum 0,0% ā€“ 0,4%
Minimum ā€“ modaal 0,0% ā€“ 0,3%
1x ā€“ 1,5x modaal 2,3% 2,2%
1,5x ā€“ 2x modaal 0,9% 0,9%
>2x modaal 0,0% 0,0%
Huishoudtype
Tweeverdieners met kinderen 0,0% 0,0%
Alleenstaande ouder 0,0% ā€“ 0,3%
Alleenverdieners met kinderen 0,9% 0,8%
Kinderen
1 kind 0,0% 0,0%
2 kinderen 0,0% 0,0%
3 en meer kinderen 0,0% 0,0%
Alle huishoudens met kinderen 0,0% 0,0%
1 Categorie Ā«minimumĀ» op basis van het netto inkomen, de overige categorieĆ«n op basis van het bruto inkomen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark