[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over onderzoeksvragen vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs (Kamerstuk 31293-432)

Primair Onderwijs

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2019D07177, datum: 2019-02-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D07177).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z01884:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2019D07177 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 1 februari 2019 inzake onderzoeksvragen voor het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs (Kamerstuk 31 293, nr. 432).

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic

Inhoud blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng van de leden van de D66-fractie 2
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie 2
Inbreng van de leden van de SP-fractie 3
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 4

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderzoeksvragen vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs. Zij hebben hier nog een enkele vraag over. De leden zouden graag nog één vraag willen toevoegen. Deze vraag luidt als volgt: wat is de (financiële en aanbod) consequentie van onbeperkte en kosteloze toegankelijkheid van aanvullende programma’s voor alle leerlingen?

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderzoeksvragen vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs en willen de Minister nog enkele (kritische) vragen voorleggen.

De leden vragen de Minister hoe het effect van kansengelijkheid wordt meegenomen in dit onderzoek, aangezien kansengelijkheid niet expliciet in de onderzoeksvragen staat. Deze leden vragen de Minister daarnaast of er ook wordt gekeken naar de kwaliteit van het schaduwonderwijs en particulier onderwijs. Daarnaast zijn deze leden benieuwd naar de vraag in hoeverre het een taak van de overheid zou moeten zijn om toe te zien op de kwaliteit van het schaduwonderwijs en particulier onderwijs

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de onderzoeksvragen van het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs. Deze leden hebben zorgen over de toename van schaduwonderwijs en vinden het daarom goed dat er een vervolgonderzoek plaatsvindt. Over de onderzoeksvragen hebben deze leden enkele vragen.

De leden stellen vast dat het onderzoek in eerste instantie mede is gestart naar aanleiding van een toezegging op basis van de ingetrokken motie Grashoff c.s.1. In deze motie werd specifiek gevraagd om ook de beleidsopties te verkennen om de sluipende privatisering in het onderwijs tegen te gaan. Is de Minister bereid dit in het vervolgonderzoek mee te nemen, zo vragen deze leden.

De leden constateren dat het vervolgonderzoek ook een actualisatie van de cijfers uit het eerste onderzoek bevatten. Worden deze cijfers naast een actualisatie ook nader aangescherpt? Uit het vorige onderzoek was de bandbreedte van het geld dat omgaat in het schaduwonderwijs erg groot. Ziet de Minister kans om deze bandbreedte te vernauwen, zodat duidelijker is wat de omvang van het schaduwonderwijs is? Is er een mogelijkheid om het informele circuit nader in beeld te brengen, zo vragen deze leden.

Deze leden constateren dat in het vorige onderzoek een onderscheid werd gemaakt tussen bijles, huiswerkbegeleiding en examentraining. Deze leden vragen nader in te gaan op deze definities en wat precies het onderscheid is tussen deze termen. Gaat het bijvoorbeeld bij een leerling die in het laatste jaar van zijn/haar opleiding, in de aanloop naar de examens, wordt bijgespijkerd in een bepaald vak om examentraining of bijles, zo vragen deze leden.

Onderzoeksvragen vervolgonderzoek

De leden vragen of in het vervolgonderzoek ook wordt gekeken of de bijdrage die ouders betalen voor schaduwonderwijs vrijwillig is of niet. Kan hierbij ook worden aangegeven in hoeverre deze bijdrage inkomensafhankelijk is. Deze leden vragen voorts of het mogelijk is te onderzoeken hoe vaak een ouderbijdrage door scholen wordt gevraagd voor examentraining (volgens de definitie van de Onderwijsinspectie).

De leden constateren dat onderzocht gaat worden of ouders kiezen voor extra begeleiding buiten de school omdat ze vinden dat het onderwijs op de school van hun kind van onvoldoende kwaliteit is. Wordt hierbij gekeken wat de reden is dat deze kwaliteit onvoldoende zou zijn? Kan de Minister bijvoorbeeld onderzoeken of dankzij hoge werkdruk en volle klassen er te weinig individuele aandacht is en daardoor ouders vaker kiezen voor schaduwonderwijs, zo vragen deze leden.

De leden vragen of ook onderzocht wordt hoeveel leerlingen vanwege financiële belemmeringen nu niet gebruik kunnen maken van bijles, examentraining, huiswerkbegeleiding of extra ondersteuning.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet onderwijs en Media over de onderzoeksvragen vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs. Zij hebben daar nog enkele vragen over.

Onderzoeksvragen vervolgonderzoek

De leden zijn het eens met de thema’s die de Minister wil laten betrekken in het onderzoek. Zij hebben echter nog enkele aanvullende vragen op deze thema’s:

– Wat is de kwaliteit van de aangeboden vormen van schaduwonderwijs? Door wie worden bijlessen, examentrainingen etc. gegeven? Hoe zou het toezicht op de kwaliteit van het schaduwonderwijs geregeld kunnen worden, aangezien dit er nu niet is?

– Welke doelgroepen maken specifiek gebruik van welke vorm van schaduwonderwijs? Is er sprake van een verschil in gebruik van schaduwonderwijs op basis van type school, opleidingsniveau en/of inkomen van ouders?

– Wat is het effect van schaduwonderwijs op de resultaten van leerlingen? In hoeverre is er nog sprake van een realistisch beeld van de resultaten van onder andere eindtoetsen en examens als alleen een bepaalde groep leerlingen training krijgt in het maken van die toetsen?

– Hoe verhoudt de toename van het gebruik van schaduwonderwijs zich tot het lerarentekort en de werkdruk in het onderwijs in het primair –, (voortgezet) speciaal – en voortgezet onderwijs?

– In hoeverre zorgt schaduwonderwijs voor uitholling/ondermijning van het reguliere onderwijs? Als we accepteren dat scholen kennelijk niet kunnen bieden wat elders wel geboden wordt, wat zegt dat dan over de kwaliteit die we toedichten aan het onderwijs op scholen? Wat doet dat met de status van het reguliere onderwijs?

– Aan ouders wordt (onder vraag 3) gevraagd of hun motieven om «onderwijs» buiten school te zoeken liggen in het feit dat ze de geboden kwaliteit te laag vinden. Is het niet beter deze algemene vraag te specificeren tot «persoonlijke aandacht voor de leerling» en «maatwerk»? Op deze twee punten kunnen ouders prima hun mening geven, maar een algemeen oordeel over de «kwaliteit» van het geboden onderwijs ligt niet direct binnen de expertise van ouders.

Deze leden vragen of de Minister bereid is om deze vragen bij het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs te laten betrekken? Zo nee, waarom niet?

Naast de extra vragen die de leden graag bij het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs laten betrekken, hebben zij nog enkele vragen naar aanleiding van de nieuwe cijfers van het CBS2 over bedrijfsoprichtingen in 2018. Volgens het CBS is de toename in bedrijven die onderwijs aanbieden het grootst.3 Er kwamen per saldo 6.980 bedrijven bij die onderwijs aanbieden, waaronder een kleine 3.000 bedrijfjes gespecialiseerd in studiebegeleiding.4 Wat vindt de Minister van deze stijging? Is de Minister het met de leden eens dat daar waar de overheid faalt de markt er op inspeelt, zoals nu gebeurt in het onderwijs met de toename van commerciële onderwijsbedrijfjes? Acht de Minister dit wenselijk, mede in het kader van kansengelijkheid? Kan hij zijn antwoorden toelichten? Als de Minister dit niet wenselijk acht, ziet de Minister dan mogelijkheden om de stijging van het aantal oprichtingen van commerciële onderwijsbedrijfjes te beperken of zelfs te stoppen, zo vragen de leden.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media


  1. De motie van het lid Grashoff c.s. over nader onderzoek naar de omvang van schaduwonderwijs (Kamerstuk 34 511, nr. 10).↩︎

  2. CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek↩︎

  3. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/07/recordaantal-bedrijfsoprichtingen-in-2018↩︎

  4. https://www.rtlnieuws.nl/editienl/artikel/4605886/huiswerkbegeleiding-hot-thuis-er-te-veel-afleiding↩︎