Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Telecomraad 1 maart 2019
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2019D07192, datum: 2019-02-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-33-746).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 33-746 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie.
Onderdeel van zaak 2019Z03358:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-02-20 16:10: VSO Telecomraad 1 maart 2019 (21501-33-742) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2019-02-21 13:05: Aanvang aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-03-12 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-03-13 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 746 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 februari 2019
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over o.a. de brief van 12 februari 2019 over de geannoteerde agenda van de informele Telecomraad van 1 maart 2019 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 742). De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.
De vragen en opmerkingen zijn op 18 februari 2019 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 20 februari 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Diks
De adjunct-griffier van de commissie,
Kruithof
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Telecomraad (informeel) op 1 maart 2019 en de bijbehorende stukken. Deze leden hebben hierbij een vraag. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de prioriteiten van het kabinet voor de nieuwe Europese Commissie ten aanzien van een strategisch Europees digitaal beleid.
De inzet van Nederland is gebaseerd op de Nationale Digitaliseringsstrategie (NDS), die Europa als cruciaal handelingsniveau karakteriseert. Vanuit die optiek is de inzet van het kabinet om op alle acties die volgen uit de NDS, Europa op de juiste wijze te betrekken. Belangrijke uitgangspunten zijn hierbij eerlijke en competitieve markten innovatie, vertrouwen, privacy en ethiek en waar het regelgeving en inzet van Europese fondsen om de NDS-actielijnen te kunnen realiseren betreft. In de voortgangsrapportage van de Nederlandse digitaliseringsstrategie die ik in het tweede kwartaal van 2019 aan uw Kamer zal sturen, zal in meer detail worden ingegaan op de Nederlandse inzet in Europa.
Deze leden willen de Staatssecretaris vragen naar een toelichting op de Nederlandse inzet tijdens het informele beleidsdebat over de toekomst van een digitaal Europa na 2020 en een vragen om een terugkoppeling van de triloog over het Digital Europe Programme.
De inzet van Nederland is gebaseerd op de Nationale Digitaliseringsstrategie (NDS), die Europa als cruciaal handelingsniveau karakteriseert. Vanuit die optiek is de inzet van het kabinet om op alle acties die volgen uit de NDS, Europa op de juiste wijze te betrekken. Belangrijke uitgangspunten zijn hierbij eerlijke en competitieve markten innovatie, vertrouwen, privacy en ethiek en waar het regelgeving en inzet van Europese fondsen om de NDS-actielijnen te kunnen realiseren betreft. In de voortgangsrapportage van de Nederlandse digitaliseringsstrategie die ik in het tweede kwartaal van 2019 aan uw Kamer zal sturen, zal in meer detail worden ingegaan op de Nederlandse inzet in Europa.
Tijdens de trilogen zijn het Europees Parlement, De Europese Commissie en het Voorzitterschap van de Raad akkoord gegaan met een compromistekst waarin er op een aantal punten extra aandacht is gekomen voor het verkleinen van de «digitale kloof» tussen verschillende lidstaten zonder dat er wordt afgedaan op de focus van het programma op geavanceerde digitale technologie (AI, HPC, Cyber). De invloed van de lidstaten op de werkprogramma’s is gehandhaafd. Inzake de uitsluiting van entiteiten uit derde landen aan het deelnemen aan projecten gefinancierd uit dit programma voor veiligheidsredenen, is overeengekomen dat dit alleen geldt voor investeringen in cybersecurity (specifiek doel 3 van het programma). Ten aanzien van digitale vaardigheden is de focus gebleven op geavanceerde digitale vaardigheden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie staan achter de ambitie van het kabinet, neergelegd in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS), om tot de digitale koplopers van Europa te blijven behoren en de economische en maatschappelijke kansen van digitalisering maximaal te benutten. Deze leden zijn benieuwd wat de inzet van Nederland tijdens het informele beleidsdebat over de toekomst van een digitaal Europa na 2020 gaat zijn en welke punten uit de NDS Nederland daarin meeneemt.
Voor beantwoording verwijs ik u naar de vorige vraag van de VVD-fractie.
De leden van de CDA-fractie vragen in het licht van de verkiezingen voor een nieuw Europees Parlement en de start van een nieuwe periode van de Europese Commissie de Staatssecretaris naar de uitgangspunten voor een strategisch Europees digitaal beleid. Deze leden lezen dat onder andere dat eerlijke en competitieve markten, innovatie, vertrouwen, privacy en ethiek voor het kabinet belangrijke uitgangspunten zijn. Kan de Staatssecretaris, vooruitlopend op de eerstvolgende voortgangsrapportage voor de Nationale digitaliseringsstrategie (toegezegd voor het tweede kwartaal van 2019), alvast kort op elk van deze uitgangspunten reflecteren?
Als het gaat om eerlijke en competitieve markten: in de digitale economie is een aantal zeer grote spelers (platforms) ontstaan. Dit brengt zorgen met zich mee over het ontstaan van machtsposities. Mede als gevolg van de grote hoeveelheid data is het immers mogelijk sterke marktposities te ontwikkelen en versterken (ook zonder misbruik). Daarom wil het kabinet in Europees verband verkennen wat er nodig is om markten competitief te houden en om eerlijk marktgedrag te bevorderen. Als het gaat om innovatie -en een EU die succesvolle ondernemingen wil voortbrengen en het verdienvermogen wil vergroten- is het belangrijk om sterke, innovatieve ecosystemen te blijven ontwikkelen en te behouden, waarin ook kennisinstellingen een centrale rol spelen. Niet alleen omdat het voor welvaart en banen zorgt op de korte termijn; maar ook voor innovatie op de lange termijn. Versnippering van initiatieven en regelgeving zijn voor de totstandkoming van bloeiende Europese ecosystemen een risico. Vertrouwen, privacy en ethiek zijn cruciaal voor de ontwikkeling van de digitale economie. Hierbij is het belangrijk dat publieke belangen als consumentenbescherming, vrijheid van meningsuiting, zijn geborgd, ook voor kwetsbare groepen. Deze elementen zijn ieder voor zich belangrijk voor Nederland en Europa en zijn bovendien essentieel voor het vertrouwen van burgers en ondernemers om actief mee te doen in een digitaliserend Europa. Een van de grote uitdagingen betreft ook cybersecurity, om dreigingen tegen burgers, bedrijven, overheden en de nationale veiligheid van onszelf en van andere lidstaten het hoofd te bieden.
Gaat Nederland daarnaast het thema digitale veiligheid/cybersecurity, bijvoorbeeld in relatie tot misbruik en oneigenlijk gebruik van data, nog inbrengen tijdens het informele beleidsdebat op 1 maart 2019?
Het thema digitale veiligheid/cybersecurity is en blijft in het kader van het toekomstige digitale beleid in Europa een prioritair thema. Zonder vertrouwen in de nieuwe digitale technologieën, bijvoorbeeld omdat data onvoldoende beschermd worden, zullen de potentiële voordelen ervan niet benut worden. In het informele beleidsdebat zal dit thema dan ook aan de orde komen.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd wat de uitgangspunten en prioriteiten van andere lidstaten van de Europese Unie zijn ten aanzien van een strategisch Europees digitaal beleid. Zijn er lidstaten waarvan de digitale missie wezenlijk afwijkt van die van Nederland en/of de Europese Unie? Op welke thema’s en uitgangspunten ziet de Staatssecretaris verschillen en op welke juist overeenkomsten?
Het kabinet wil deze periode benutten om het gesprek aan te gaan met andere EU-lidstaten om in een vroeg stadium gezamenlijk op te kunnen trekken. Ten algemene kan gezegd worden dat digitalisering door alle lidstaten als een prioriteit wordt beschouwd en daarom ook prominent op de agenda van de Europese Commissie zou moeten komen te staan. Ook over kansen en vraagstukken lijkt op het eerste gezicht overeenstemming te bestaan, zoals ook de succesvolle afronding van de triloog van het Digital Europe Programma laat zien. Tegelijkertijd zijn er soms verschillen in inzichten over hoe die kansen en vraagstukken het best benaderd kunnen worden. Elk land heeft, op basis van de eigen nationale situatie, andere kernthema’s die spelen rond digitalisering, zoals infrastructuur, vaardigheden, innovatie of veiligheid.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de uitkomsten van de triloog van 13 februari 2019 over het Digital Europe Programme, waarmee 9,2 miljard euro beschikbaar moet komen voor digitale initiatieven.
Tijdens de trilogen zijn het Europees Parlement, De Europese Commissie en het Voorzitterschap van de Raad akkoord gegaan met een compromistekst waarin er op een aantal punten extra aandacht is gekomen voor het verkleinen van de «digitale kloof» tussen verschillende lidstaten zonder dat er wordt afgedaan op de focus van het programma op geavanceerde digitale technologie (AI, HPC, Cyber). De invloed van de lidstaten op de werkprogramma’s is gehandhaafd. Inzake de uitsluiting van entiteiten uit derde landen aan het deelnemen aan projecten gefinancierd uit dit programma voor veiligheidsredenen, is overeengekomen dat dit alleen geldt voor investeringen in cybersecurity (specifiek doel 3 van het programma). Ten aanzien van digitale vaardigheden is de focus gebleven op geavanceerde digitale vaardigheden.
De leden van de CDA-fractie hebben reeds in de inbreng voor het verslag van het schriftelijk overleg van 11 februari 2019 over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen op 18 en 19 februari 2019 vragen gesteld over Artificiële Intelligentie (AI) en over het gecoördineerde actieplan van de Europese Unie over kunstmatige intelligentie. Voor deze leden is een passend ethisch en juridisch kader een essentiële randvoorwaarde als het om AI gaat. Zij vragen de Staatssecretaris om een appreciatie van de concept-Raadsconclusies over het Europese actieplan AI.
De raadsconclusies AI onderschrijven de urgentie voor meer Europese samenwerking en de bijdrage van AI aan de aanpak van grote maatschappelijke uitdagingen waar we ook in Nederland mee te maken hebben; van vergrijzing en zorg tot mobiliteit, klimaatproblemen en duurzaamheid. Daarnaast steunen de lidstaten ethische, Europese richtlijnen voor AI, waarmee Europa zich wereldwijd kan onderscheiden en het belang van publieke en private investeringen en alle EU-lidstaten onderschrijven dat het actieplan ook daadwerkelijk omgezet wordt in acties. De conclusies zijn unaniem vastgesteld in de Raad voor Concurrentievermogen op 18 februari jl. De Nederlandse beoordeling van dit actieplan heeft uw Kamer ontvangen in het BNC-fiche van 25 januari jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 2758).
Ook zijn deze leden benieuwd wanneer het nationaal strategisch actieplan AI, verwacht voor de eerste helft van 2019, klaar is en wordt gepubliceerd.
Ik ben voornemens om in de eerste helft van 2019 het nationaal strategisch actieplan AI te publiceren en dit aan uw Kamer toe te zenden.
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van het verslag van de Telecomraad van 4 december 2018 over de gedeeltelijke algemene oriëntatie op de verordening ter oprichting van het Digital Europe Programma welke landen Ierland bedoelde in zijn verklaring dat «de deelname van derde landen te vergaand wordt beperkt door het huidige voorstel».
Ierland vreesde dat een groot deel van digitale innovatieprojecten door Ierse bedrijven geen gebruik konden maken van de mogelijkheden die het Digital Europe Programma biedt vanwege de samenwerking met derde landen. Ierland heeft niet willen aangegeven om welke landen dit specifiek gaat.
De leden vragen wanneer de Staatssecretaris verwacht dat de lidstaten overeenstemming bereiken over de verordening met betrekking tot een kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van coördinatiecentra. Zijn er onoverbrugbare verschillen van mening die een akkoord in de weg staan?
Het Roemeens voorzitterschap hecht veel waarde aan de afronding van de verordening met betrekking tot een kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van coördinatiecentra. Er is nog de nodige discussie tussen de lidstaten en de Commissie. In lijn met het eerdere BNC-fiche over dit voorstel vindt NL dat het kenniscentrum zou moeten aansluiten bij de nationale inzet ten aanzien van Cybersecurity. Het is daarom de vraag of dit voorstel voldoende klaar is voor finale besluitvorming op dit moment.
De leden van de CDA-fractie merken ten aanzien van het herzien van de regels over e-Privacy op dat enkele lidstaten aangeven dat defensie en nationale veiligheid buiten de reikwijdte van het voorstel moeten blijven en het de opsporing van online seksueel misbruik niet in de weg mag staan. Wat is het Nederlandse standpunt hierop? Zouden deze leden zo spoedig mogelijk na de Telecomraad van 1 maart 2019 een verslag kunnen krijgen over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot e-Privacy?
Nationale veiligheid en defensie zijn onderwerpen die buiten het EU recht vallen en behoren tot de competentie van een lidstaat. Het is dan ook niet meer dan logisch dat in de e-privacy-verordening duidelijk wordt gemaakt dat de daarin gegeven regels niet zien op die onderwerpen. Nederland steunt derhalve het door de leden van de CDA-fractie genoemde standpunt. Het voorzitterschap heeft ook een voorstel gedaan om in artikel 6 (verwerkingsgronden die een uitzondering vormen op het communicatiegeheim) een grondslag op te nemen voor het verwerken van communicatie-gegevens door aanbieders van telecommunicatiediensten met als doel het bestrijden van kinderporno. Nederland heeft dit voorstel gesteund maar heeft daarbij wel aangegeven dat er ruimte is voor verdere aanscherping van de tekst van het voorstel ten einde de uitzondering op het communicatiegeheim niet groter te laten zijn dan nodig is om kinderporno te bestrijden
Voor wat betreft de e-privacyverordening streeft het Roemeense voorzitterschap er naar om (eind) maart te komen tot een algemene oriëntatie die dan de basis kan zijn voor de start van de besprekingen met het Europese Parlement en de Commissie. Om dit te bereiken is op korte termijn een relatief groot aantal bijeenkomsten gepland. In de aanloop naar deze bijeenkomsten zal het voorzitterschap met compromistekstvoorstellen komen. Zodra er zicht is op een tekst die kan dienen als basis voor het de algemene oriëntatie zal ik de kamer informeren en aangeven hoe Nederland tegenover het voorstel staat
De leden van de CDA-fractie hebben tijdens het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Telecomraad van 4 december 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 733) vragen gesteld over het budget van 9,2 miljard euro dat beschikbaar is voor het Digital Europe Programma beschikbaar. Hoewel vaststelling en invulling van dit budget nog moet plaatsvinden, zijn deze leden benieuwd naar waar wat de Staatssecretaris betreft dit bedrag zou moeten landen.
Zoals vastgelegd in de Kamerbrief van 1 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1349) over de Kabinetsappreciatie van het Commissie MFK-voorstel maken de onderhandelingen over de opzet van het programma Digitaal Europa voor wat betreft de financiële aspecten, integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. Nederland hecht eraan dat besprekingen over het programma Digitaal Europa niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK.
De beleidsmatige inzet van Nederland zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe keuzes, én bezuinigingen. Om het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te kunnen vangen en nieuwe prioriteiten te kunnen financieren moeten substantiële bezuinigingen worden doorgevoerd. Het kabinet streeft naar substantiële bezuinigingen binnen traditionele beleidsterreinen zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het cohesiebeleid, waarmee een aanvullende Nederlandse bijdrage als gevolg van Brexit vermeden kan worden en die ruimte bieden voor de financiering van nieuwe beleidsprioriteiten.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om de stand van zaken over de Digital Innovation Hubs, waarover deze leden voorafgaand aan de vorige Telecomraad vragen hebben gesteld. Staan er nog discussiepunten open en wanneer wordt overeenstemming verwacht?
In de triloog onderhandelingen over het Digital Europe Programme is de raadspositie grotendeels gehandhaafd. Er is wel meer aandacht voor de digitale kloof in het selectieproces van de Digital Innovation Hubs, maar naar inschatting van de Europese Commissie geen fundamentele wijziging van de functie van de Hubs of in de selectieprocedure. Er zal nog steeds in eerste instantie 1 Hub per land worden geselecteerd en daarna op basis van behoefte en toegevoegde waarde voor het Europese netwerk aanvullende Hubs worden geselecteerd.
Voor wat betreft de aanpassingen aan de e-Privacyverordening vragen zij tevens om de stand van zaken en een tijdspad te geven voor de verdere onderhandelingen.
Zoals als ik hiervoor heb aangegeven heeft het Roemeense voorzitterschap de zaken voortvarend aangepakt en is het de bedoeling om te komen tot een algemene oriëntatie tegen het einde van maart dat kan dienen als basis voor de trilogen.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar uitkomsten van de triloog van 28 november 2018 over verplichte certificering voor producten, diensten processen en/of diensten die kwetsbaar blijken vanwege de zwakke veiligheid. Is er een compromis bereikt, wetende dat er veel weerstand tegen verplichte certificering bestond bij andere lidstaten?
Op 10 december jl. zijn de Raad, het Europees Parlement en Europese Commissie het eens geworden over de Cybersecurity Verordening. In de week van 11-14 maart is stemming in het Europees Parlement voorzien. De Verordening versterkt het mandaat van het EU-agentschap voor cybersecurity (Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging, ENISA). De verordening voert ook een EU-kader voor cyberbeveiligingscertificering in voor producten, processen en diensten. De cyberbeveiliging van onlinediensten en consumentenapparaten krijgt hierdoor een impuls, omdat beveiliging al in de ontwerpfase wordt gestimuleerd.
Het is de eerste interne markt wetgeving die zich met behulp van dergelijke certificaten richt op het verbeteren van de beveiliging van met het internet verbonden producten, van apparaten die gebruikmaken van het «internet der dingen» en van kritische infrastructuur. In de Verordening is – onder impuls van Nederland (en in lijn met de overgenomen motie van D66 en CDA, Kamerstuk 21 501-30, nr. 422) en het EP – de mogelijkheid opgenomen, dat certificaten verplicht gesteld kunnen worden indien producenten en importeurs onvoldoende veilige producten en diensten aanbieden. De Commissie en de Raad wilden in eerste instantie niet verder gaan dan een systeem van vrijwillige certificering. In de compromistekst is echter afgesproken dat de Europese Commissie voor eind 2023 voorstellen zal doen om dan bestaande certificeringsschema’s verplicht te kunnen stellen, indien er zorgen zijn vanwege onvoldoende veiligheid van producten en diensten.
De leden van de CDA-fractie zijn verder benieuwd welke dossiers de Europese Commissie nog wil afronden tijdens haar mandaat.
De Europese Commissie heeft een akkoord bereikt over met de Raad en het Europees Parlement over 25 van de 30 voorstellen uit de Digital Single Market. Voor een drietal voorstellen, te weten: copyright, platforms to business en het Digital Europe programma is recent een voorlopig akkoord wat nog door de Raad moet worden bekrachtigd. De onderhandelingen over de verordening E-privacy en de verordening met betrekking tot een kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van coördinatiecentra dienen nog te worden afgerond.
Ook zijn deze leden benieuwd op welke wijze in Europees verband wordt gedacht en gesproken over het borgen van het veiligheidsaspect rond 5G. Hoe kijken de lidstaten aan tegen dit vraagstuk?
Tijdens de informele Telecomraad kan dit thema mogelijk aan de orde komen in het bredere debat over de Europese digitale strategie. Nederland zal hierbij de vraag voorleggen wat we gecoördineerd op EU niveau kunnen doen. Onderdeel daarvan kan zijn meer Europese samenwerking op sleuteltechnologieën met een economische of geopolitiek belang, zoals 5G. Dit wordt ook benoemd in de geannoteerde agenda van de informele Telecomraad1.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris staat tegenover het recente besluit van de Duitse mededingingsautoriteit, waarin Facebook beperkingen zijn opgelegd bij het verzamelen en samenvoegen van data zonder expliciete toestemming van de gebruiker. Wat vindt de Staatssecretaris van deze ontwikkeling? Welke gevolgen zou dit besluit voor Nederland kunnen hebben?
Ik heb het besluit van de Duitse mededingingsautoriteit met interesse gevolgd. Omdat het gaat om een besluit in een specifieke zaak van een onafhankelijke toezichthouder, kan ik echter niet ingaan op deze zaak. Facebook heeft bovendien aangegeven in hoger beroep te gaan, waardoor de uitkomst van de zaak nog kan veranderen. Daarom kan ik nog niet vooruitlopen op de eventuele gevolgen voor Nederland. Wel vind ik het goed dat toezichthouders op het terrein van mededinging en op het terrein van privacy actief handhaven en onderzoeken hoe hun instrumentarium in de digitale economie kan worden toegepast.
Daarnaast kijk ik of het beleid moet worden aangepast om ongewenste gevolgen tegen te gaan van de data waarover grote platforms als Facebook beschikken. Op het terrein van mededinging gaat het dan bijvoorbeeld om het meenemen van de rol van data in de beoordeling van fusies en van misbruik van macht. In de discussienotitie die ik onlangs geconsulteerd heb over de toekomstbestendigheid van het mededingingsbeleid en in de Initiatiefnota van het lid Verhoeven (D66) (Kamerstuk 35 134) komt dit ook aan de orde. Daarover verwacht ik uw Kamer voor de zomer nader te informeren. Op het terrein van privacy zorgt de aanpassing van de verordening E-privacy ervoor dat partijen als Facebook onder het communicatiegeheim komen te vallen hetgeen betekent dat ze behoudens met toestemming van de communicerende partijen, niet langer in de inhoud van de communicatie mogen kijken, en de bij de communicatie behorende metadata in beginsel alleen mogen verwerken voor het verzorgen van de communicatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de geannoteerde agenda voor de informele Telecomraad op 1 maart 2019 en aanhangende documenten ter voorbereiding van de Telecomraad met interesse gelezen. Deze leden moedigen de mensgeoriënteerde aanpak van kunstmatige intelligentie in de Europese Unie en Europese technologische ontwikkelingen graag aan. Zij willen, ook met de (aan)komst van nieuwe technologie, dat huidige mensenrechten worden erkend en worden toegepast. Deze leden kijken dan ook zowel uit naar de beoordeling van de Europese Commissie over of, en in welke mate, de bestaande Europese wetgeving geschikt is voor kunstmatige intelligentie als naar het bespreken van de door het lid Verhoeven geïnitieerde initiatiefnota over mededinging in de digitale economie.
De leden van de GroenLinks-fractie zien wel enkele uitdagingen in het voorkomen van misbruik van data en het handhaven van privacywetgeving. Welke uitdagingen ziet de Staatssecretaris? Kan de Staatssecretaris toelichten of zij de huidige inspanningen op Nederlands, Europees en internationaal niveau voldoende vindt? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe kan het tegengaan van misbruik van data en het handhaven van privacywetgeving verder worden bevorderd?
Het Kabinet heeft de Kamer een brief gestuurd met een positieve beoordeling van het «Gecoördineerde actieplan Artificiële Intelligentie (AI) voor Europa» van de Europese Commissie. In het gecoördineerde actieplan geeft de Europese Commissie aan of- en in welke mate de bestaande Europese wetgeving geschikt is voor AI, inclusief data en privacy. Als het gaat om data stelt de Commissie onder andere voor om in aanvulling op de bestaande Europese wetgeving (Algemene Verordening Gegevensbescherming) een Europese dataruimte te creëren. De Commissie stelt voor dat daarbij niet alleen de toegang tot data aandacht dient krijgen, maar ook herkomst en kwaliteit van de data en de wijze waarop data benut moet worden ten behoeve van AI, ook om misbruik te voorkomen. Daarom onderschrijf ik het uitgangspunt van de Europese Commissie dat Europa een model kan bieden hoe ethisch om te gaan met data en AI dat privacy en fundamentele mensenrechten in acht neemt.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat het kabinet werkt aan een Nederlands kunstmatige intelligentie-strategie. Volgens de Staatssecretaris zal dit actieplan een aanzet bevatten voor de publiek-private samenwerking waar alle geledingen vertegenwoordigd zullen zijn en ook financiële paragraaf omvatten (Kamerstuk 21 501-30, nr. 450). Bevat de Nederlandse kunstmatige intelligentie-strategie concrete acties en een tijdschema? Kan de Staatssecretaris een verdere toelichting geven op wat deze strategie zal bevatten?
Ja. Ik ben voornemens om in de eerste helft van 2019 het nationaal strategisch
actieplan AI aan de Tweede Kamer te sturen. Voor het kabinet vormt het «Gecoördineerde actieplan Artificiële Intelligentie (AI) voor Europa» en het rapport AI voor Nederland (hierna AINED) belangrijke bouwstenen voor het nationaal strategisch actieplan AI. De strategie bevat de beleids-uitgangspunten en kabinetspositie voor de kansen en uitdagingen van AI voor Nederland, uiteraard in Europese en internationale context. Ook bevat de strategie acties hoe om te gaan met ethiek en AI, evenals investeringen en acties rondom onderzoek en AI. Nederland wil zich vooral onderscheiden in het ontwikkelen en op grote schaal toepassen en benutten van AI-toepassingen met een economische en maatschappelijke meerwaarde, met aandacht voor het start ups en het mkb.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn zich bewust dat kunstmatige intelligentie een grote rol kan spelen in vele aspecten van onze samenleving. Hoe komt de Nederlandse strategie voor kunstmatige intelligentie tot stand? Kan de Staatssecretaris toelichten welke stakeholders worden betrokken bij de totstandkoming van de Nederlandse strategie voor kunstmatige intelligentie? Hoe zal de digitaliseringsstrategie zich verhouden met de Nederlandse strategie voor kunstmatige intelligentie?
AI maakt onderdeel uit van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS). De NDS dient als (nationaal) uitgangspunt voor het strategisch actieplan AI. Het kabinet benut onder meer het« gecoördineerd actieplan Kunstmatige Intelligentie (AI) voor Europa» en het rapport AI voor Nederland (hierna AINED), een publiek-privaat samenwerkingsverband van onder andere VNO-NCW en Topteam ICT als bouwstenen voor het strategisch actieplan AI. Het kabinet betrekt een breed scala aan stakeholders bij de ontwikkeling van het strategisch actieplan AI: van wetenschap, bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld tot medeoverheden. Tijdens de conferentie Nederland Digitaal op 21 maart 2019 vindt er een sessie plaats voor dit strategisch actieplan AI.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat er onder leiding van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een visie op ethiek en kunstmatige intelligentie in de eerste helft van 2019 komt. De High Level Export Group on Artificial Intelligence van de Europese Commissie komt met ethische richtlijnen voor betrouwbare kunstmatige intelligentie in maart 2019. Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe de Nederlandse en de inspanningen van de Europese Unie voor een visie op ethiek en kunstmatige intelligentie zich tot elkaar verhouden? Hoe kan het tijdspad van de ontwikkeling van de Nederlandse visie gezien worden ten opzichte van het debat over het gecoördineerde actieplan AI en de uitvoering hiervan?
Onder leiding van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt het kabinet een visie op ethiek en AI op. Input voor deze visie is o.a. verzameld via focus groepen, workshops en werkconferenties met een brede groep aan stakeholders zoals burgers, bedrijven, medeoverheden, wetenschap en het maatschappelijk middenveld. Deze visie is naar verwachting in de eerste helft van 2019 gereed en is een onderdeel van het eerdergenoemde strategisch actieplan AI ontwikkeld, waar de belangrijkste resultaten van deze visie zullen worden opgenomen. In reactie op de (publieke) consulatie van de ethische richtlijnen heb ik hier ook een aantal suggesties voor gedaan en een afschrift aan uw Kamer verzonden.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat er een actieplan komt. Kan de Staatssecretaris de Kamer op de hoogte houden over de stappen die genomen worden richting de ontwikkeling van dit actieplan?
Ja.
Hoe kan de mensgeoriënteerde aanpak van kunstmatige intelligentie in de Europese Unie gewaarborgd worden?
De Europese Commissie heeft hiervoor een expertgroep AI aangewezen. De expertgroep bestaat uit een Europese, diverse groep van deskundigen, die de academische wereld, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen. Het principe voor «een mens georiënteerde aanpak» omvatten een aantal ethische principes, gebaseerd op onder meer het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM). De expertgroep heeft een overzicht van richtlijnen en aanbevelingen opgesteld om deze ethische basis te duiden en te implementeren in organisaties en een controlelijst om de implementatie (voorafgaand aan en gedurende de ontwikkeling, inzet en het gebruik) van AI te evalueren. Hiermee gaan de aanbevelingen verder dan de vele ethische richtlijnen die er al zijn en die slechts een opsomming geven van wat ethische AI zou moeten behelzen, zonder enige richting te geven over hoe dit vervolgens daadwerkelijk te implementeren. Aanvullend heb ik een reactie op de (publieke) consulatie van de ethische richtlijnen ingediend met een aantal suggesties om dit te waarborgen. Daarin gaan we ook in op de noodzaak om als randvoorwaarde voor AI-regie op gegevens van de burger in verschillende rollen uit te werken. Dat geeft de burger meer handvatten om gegevens al dan niet te delen en vragen we aandacht voor fundamentele rechten zoals het EVRM.
Volledige agenda
Brief regering d.d. 20-12-2018, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
– Verslag Telecomraad van 4 december 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 738)
Brief regering d.d. 27-11-2018, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
– Antwoorden op vragen commissie over geannoteerde agenda voor de Telecomraad van 4 december 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 733)
Brief regering d.d. 03-12-2018, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
– Antwoorden op de resterende vragen van de commissie over geannoteerde agenda voor de Telecomraad van 4 december 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 736)
Kamerstuk 21 501-33, nr. 742.↩︎