Reactie op het verzoek van het lid Buitenweg, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 5 februari 2019, over het bericht ‘Nederland onderzoekt terughalen vrouwelijke Syriëgangers en kinderen’
Terrorismebestrijding
Brief regering
Nummer: 2019D07750, datum: 2019-02-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29754-492).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 29754 -492 Terrorismebestrijding.
Onderdeel van zaak 2019Z03634:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-03-06 14:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-03-13 10:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-03-21 14:00: Terrorisme/extremisme (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-03-27 12:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-06-17 00:00: Debat over de uitspraken van de minister van Justitie & Veiligheid inzake jihadkinderen (Plenair debat (debat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 492 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2019
Op 5 februari 2019 heeft uw Kamer tijdens de regeling van werkzaamheden gevraagd om een brief die ingaat op het bericht van de NOS van 1 februari jongstleden dat het Kabinet het terughalen van vrouwelijke Syriëgangers en hun kinderen onderzoekt (Handelingen II 2018/19, nr. 49, item 14). Met deze brief wordt aan dit verzoek voldaan. De brief gaat in op het terugkeerdersbeleid van het Kabinet en de recente beschikkingen van de rechtbank van Rotterdam houdende een bevel tot gevangenneming. Ook informeert deze brief u over de verantwoordelijkheden die Nederland heeft ten aanzien van kinderen die alleen achterblijven in de kampen als gevolg van het overlijden van de ouder(s).
Conform het verzoek van uw Kamer gaat deze brief daarnaast in op de mogelijkheden voor vervolging van uitreizigers wegens genocide.
Beleid inzake terugkeerders
Zoals uw Kamer bij verschillende gelegenheden is meegedeeld1 beoordeelt het Kabinet het vraagstuk van de terugkeer van Nederlandse uitreizigers aan de hand van de volgende drie uitgangspunten: de veiligheidssituatie in de regio, de internationale betrekkingen en de veiligheid van betrokkenen. Daarnaast weegt mee dat het Kabinet geen mensen naar onveilig gebied stuurt om Nederlandse uitreizigers terug te halen. Wanneer personen zich melden bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in de regio kan terugkeer naar Nederland plaatsvinden onder begeleiding van de Koninklijke Marechaussee. Na aankomst in Nederland wordt de verdachte aangehouden voor verhoor en kan het Openbaar Ministerie wanneer dat opportuun wordt geacht besluiten tot vervolging. Het land waar betrokken personen zich hebben gemeld kan echter ook besluiten om tot vervolging over te gaan. Nederland kan het betreffende land ook vragen om uitlevering.
Ontwikkelingen 2018
Op 20 februari 2018 heeft de rechtbank Rotterdam ten aanzien van een Nederlandse uitreiziger een bevel gevangenneming uitgevaardigd. In vervolg hierop heeft in maart 2018 een bezoek van de NCTV en het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan Bagdad plaatsgevonden, waarbij is gesproken met de Iraakse Chief Justice en waarbij is verkend of samenwerking voor de terugkeer van Nederlandse uitreizigers eventueel mogelijk zou zijn. Daarna zijn er op 6 juni 2018 en 27 november 2018 op verzoek van het OM arrestatiebevelen overhandigd aan de Beneluxvertegenwoordiging van de Democratic Federation of Northern Syria. Deze organisatie maakt deel uit van de Syrian Democratic Forces (SDF) die de kampen in Noordoost Syrië beheren. Deze vertegenwoordiging heeft aangeboden om als liaison op te treden als Nederland aan een oplossing wil werken. Vanuit Nederland is toegelicht dat Nederland geen onderdanen uit de kampen haalt en dat een beroep op consulaire bijstand kan worden gedaan als zij zich bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in de regio melden. Op 2 januari 2018 en op 15 juni 2018 zijn er door de advoca(a)t(en) bij de rechtbank op grond van artikel 36 Wetboek van Strafvordering verzoeken ingediend tot beëindiging van de strafzaak.
Bevelen gevangenneming
Op 8 januari 2019 heeft de rechtbank Rotterdam nieuwe bevelen tot gevangenneming ter uitlevering uitgevaardigd. De 6 beschikkingen zijn op 23 januari door het OM ontvangen en onder de aandacht gebracht bij de Minister van Justitie en Veiligheid. De rechter hanteert in de beschikkingen een kader dat in wezen overeenkomt met de hiervoor genoemde uitgangspunten en hecht eveneens aan waarborgen ten aanzien van de veiligheid van de betrokken personen en hierover te maken afspraken met – in dit geval – Irak. In de beschikking draagt de rechtbank de Officier van Justitie op de bevelen «onder de aandacht te brengen van de Minister van Justitie en Veiligheid en al het nodige te doen om het er toe te leiden dat door of in opdracht van de Minister voor zover mogelijk alle noodzakelijke maatregelen worden genomen om te bewerkstelligen dat:
• de verdachte zal worden overgebracht naar de grens met Irak, naar de Koerdische Autonome Regio;
• de autoriteiten van de Koerdische Autonome Regio daar gereed zullen staan en de verdachte daar op basis van de internationale signalering aan zullen houden en vervolgens zullen overbrengen naar het Nederlandse consulaat-generaal in Irak;
• de verdachte vervolgens via het Nederlandse consulaat-generaal in Irak zal worden overgebracht naar Nederland, met het doel de aanhouding, strafrechtelijke vervolging en berechting van de verdachte in Nederland mogelijk te maken;
• en hierbij door de Nederlandse autoriteiten met de Iraakse autoriteiten zal worden overeengekomen dat (in verband met de mogelijkheid van oplegging van de doodstraf in Irak) wordt gegarandeerd dat de verdachte niet in Irak zal worden vervolgd.»
Aangezien niet de Minister, maar de officier van justitie partij is in het strafproces, heeft de rechtbank aan de officier van justitie opdracht gegeven het bevel tot gevangenneming «onder de aandacht te brengen» van de Minister. Het kabinet neemt deze bevelen tot gevangenneming uiterst serieus. De advocaten van de verdachten hebben op grond van artikel 36 Wetboek van Strafvordering verzocht om beëindiging van de strafzaak. Als er geen daadwerkelijke vorderingen zijn ten aanzien van de terugkeer in de zin dat niet al het mogelijke wordt gedaan om berechting in Nederland mogelijk te maken, kan de rechtbank besluiten het verzoek van de advocaten in te willigen en de strafzaak te beëindigen. In dat geval kan het OM deze personen niet meer vervolgen voor de feiten waarvan zij worden verdacht. Gesteld voor de keuze tussen terugkeer naar Nederland waar de verdachten kunnen worden berecht en een situatie waarin de verdachten (uiteindelijk) kunnen terugkeren naar Nederland en vervolgens vrijuit gaan, zet het Kabinet in op het onderzoek naar de mogelijkheid om aan de beschikking van de rechtbank gevolg te geven.
Naast de 6 beschikkingen die zijn doorgestuurd aan de Minister, heeft de officier van justitie tevens brieven gestuurd over 4 vrouwen die in een vergelijkbare situatie verkeren als de 6 vrouwen waar de rechtbank zich over heeft uitgesproken. Het kabinet neemt deze 4 vrouwen mee in hun onderzoek hoe aan de beschikking van de rechtbank gevolg te geven. Gezien de veiligheidssituatie in de regio, de internationale betrekkingen en de veiligheid van betrokkenen zal dit enige tijd in beslag nemen.
Nederlandse verantwoordelijkheid ten aanzien van kinderen van overleden uitreizigers op grond van het IVRK
Op grond van het verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) moeten bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen. Staten die partij zijn hebben zich ertoe verbonden het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor het welzijn van het kind, en alle hiertoe passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen te nemen2.
In mijn brief van 26 juni 2018 naar aanleiding van het standpunt van de Kinderombudsman van 19 april 2018 is ingegaan op de verplichtingen die de Nederlandse Staat heeft op grond van het IVRK (Kamerstuk 29 754, nr. 461). Toegespitst op de situatie van Nederlandse kinderen die alleen achterblijven hebben de bepalingen uit het IVRK een nog indringender betekenis. Het kabinet bestudeert tegen deze achtergrond of en hoe de kinderen van overleden uitreizigers terug kunnen keren naar Nederland. De terugkeer van (achtergebleven) kinderen is echter onveranderd complex. Zo zal in het kader van een eventuele repatriëring de Nederlandse nationaliteit van de kinderen moeten kunnen worden vastgesteld. De situatie in de regio is echter onveilig en Nederland stuurt geen mensen naar onveilig gebied. Daarnaast heeft Nederland geen diplomatieke betrekkingen met Syrië, de Nederlandse ambassade in Syrië is gesloten waardoor de handelingsmogelijkheden beperkt zijn.
Vervolging voor mogelijke genocide
Uw Kamer heeft eveneens verzocht in deze brief in te gaan op de vervolging van uitreizigers voor mogelijke genocide.
Het kabinet hecht grote waarde aan het tegengaan van straffeloosheid. Nederland heeft een leidende rol aangenomen waar het gaat om onderzoek naar misdaden door ISIS. Voor misdrijven gepleegd door alle partijen in Syrië is er sinds een paar jaar de zogenaamde «bewijzenbank», het International Impartial Independent Mechanism (IIIM), waar Nederland de grootste donor van is. Voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven gepleegd door ISIS in Irak, steunde Nederland VNVR-resolutie 2379, waarmee een internationaal onderzoeksteam in het leven werd geroepen om bewijs te vergaren. Dit mechanisme is met actieve Nederlandse steun tot stand gekomen en wordt ook nu substantieel financieel ondersteund. De Nederlandse bijdrage is geoormerkt voor slachtofferondersteuning en getuigenbescherming. Daarnaast heeft Nederland het mandaat van de VN-missie in Irak weten uit te breiden: die missie gaat accountability bevorderen, en zal het onderzoeksteam van de VN ondersteunen. Parallel daaraan roept het kabinet Irak systematisch op de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof te aanvaarden.
Het afgelopen jaar heeft Nederland bovendien consequent in bijeenkomsten van de VNVR over Irak, Syrië en contraterrorisme het belang onderstreept van vervolging en berechting van ISIS. Ook leidde Nederland de discussie over de berechting van ISIS en de erkenning van genocide door ISIS in de VNVR en daarbuiten. We zien resultaat: in VN-rapporten wordt nu standaard gesproken over «mogelijk genocide», ook in het recente VN-rapport over massagraven in Irak3.
Het kabinet heeft geconcludeerd dat noch binnen de EU noch binnen de VNVR er draagvlak is voor een ad-hoc tribunaal voor internationale misdrijven gepleegd door ISIS. Het Internationaal Strafhof is opgericht voor de berechting van dergelijke internationale misdrijven. Het kabinet roept daarom Irak systematisch op de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof te aanvaarden, en de VNVR om de situatie in Syrië naar het Strafhof te verwijzen. Tot op heden hebben zowel Irak als Syrië de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof niet aanvaard. Het kabinet zal zich echter blijven inspannen, o.a. in de Raad Buitenlandse Zaken, om draagvlak te vinden voor het gebruik van bestaande internationale mechanismes ter versterking van de lokale berechting van ISIS strijders in Syrie en/of Irak.
Nederland zal zich blijven inzetten voor waarheid en gerechtigheid voor de slachtoffers van ISIS. Zo ver is het nog niet. Ondertussen blijft het dan ook van belang om sporen en bewijsmateriaal zoveel mogelijk te verzamelen en veilig te stellen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok