Antwoord op vragen van het lid Özütok over het bericht 'Ontslag topambtenaar achtervolgt Dijkgraaf Klip'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D07934, datum: 2019-02-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-1699).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z02031:
- Gericht aan: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Gericht aan: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Indiener: N. Özütok, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1699
Vragen van het lid Özütok (GroenLinks) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Ontslag topambtenaar achtervolgt Dijkgraaf Klip» (ingezonden 5 februari 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 26 februari 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Ontslag topambtenaar achtervolgt Dijkgraaf Klip»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat het algemeen bestuur in september 2016 op de hoogte werd gesteld van het feit dat er in augustus 2016 een hoorzitting is geweest waar het algemeen bestuur formeel partij in is?
Antwoord 2
Of er juist is gehandeld, is ter beoordeling van het algemeen bestuur (AB) van het waterschap zelf. Mocht daarvoor aanleiding zijn, dan is het vervolgens aan de provincie als primaire toezichthouder op de waterschappen zich een oordeel te vormen over de gang van zaken. Als Minister heb ik in aangelegenheden als deze geen directe toezichthoudende rol op de waterschappen.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de omgang met het opleggen van de geheimhouding op de betreffende stukken en wijze van ter inzage legging? Zijn alle wettelijke bepalingen goed gevolgd? Zo ja, kunt u dit nader toelichten? Zo nee, wat is er in formele zin niet goed gegaan?
Antwoord 3
In artikel 37 van de Waterschapswet (WsW) is geregeld in welke gevallen het AB ten aanzien van bepaalde informatie of stukken kan besluiten tot geheimhouding en het dagelijks bestuur (DB) geheimhouding kan opleggen aan het AB. In het laatste geval dient het besluit tot geheimhouding door het AB zelf te worden bekrachtigd. In artikel 37 van de WsW is tevens geregeld hoe de geheimhouding weer kan worden opgeheven. In dit verband kunnen tevens beslissingen worden genomen over het al dan niet toezenden van stukken en het ter inzage leggen daarvan. Zie het antwoord op vraag 2 over de vraag of in dit geval juist is gehandeld.
Vraag 4
Denkt u dat het monistische karakter van het waterschapsbestuur een rol kan spelen in de onduidelijke rolverdeling tussen het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur bij gevoelige kwesties zoals aan de orde in onderhavige casus? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
In het algemeen is het AB het bevoegde bestuur in het waterschap, tenzij het AB bevoegdheden heeft overgedragen aan het DB; de wet kent hierin enkele – limitatief benoemde – uitzonderingen.
In de onderhavige casus is bij wet geregeld (art. 53 WsW) dat de secretaris van het waterschap door het AB wordt benoemd. De bevoegdheid tot schorsing of ontslag van de secretaris berust ook bij het AB (art 54 WsW). Over de regeling van geheimhoudingszaken hieromtrent zie het antwoord op vraag 3. Voor het geval er onjuist mocht zijn gehandeld zie het antwoord op vraag 2.
https://www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-en-organisatie/nieuws/ontslag-topambtenaar-achtervolgt-dijkgraaf-klip.9607196.lynkx?tid=TIDP142938XF8178E2E09C04F7FA1D977ECB4ACE8B0YI5&utm_campaign=BB_NB_Dagelijks&utm_medium=Email&utm_source=SMG&utm_content=01-02-2019↩︎