35154 Nader rapport inzake Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2017, 13)
Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2017, 13)
Nader rapport
Nummer: 2019D08898, datum: 2019-03-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
- Mede namens: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z04229:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Medeindiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2019-03-07 14:20: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-03-14 13:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2019-03-28 16:00: CETA (Technische briefing), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2019-04-04 14:00: Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2017,13) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2019-07-04 14:15: Procedurevergadering (Let op: nieuw tijdstip) (Procedurevergadering), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2019-09-05 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-02-12 14:15: Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2017, 13) (35154) en Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Canada, anderzijds (Trb. 2016, 190) (35155) (1e termijn Kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2020-02-13 10:15: Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2017, 13) (35154) en Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Canada, anderzijds (Trb. 2016, 190) (35155) (antwoord 1e termijn + rest) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2020-02-18 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
Afdeling Verdragen MINBUZA-2019.117856 AAN DE KONING Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2017, 13 â Heruitgave) âs-Gravenhage, 22 februari 2019 Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 september 2018, no. 2018001596, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 november 2018, nr. W02.18.0276/II, bied ik U hierbij aan. Gezamenlijk uitleggingsinstrument In navolging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt het Gezamenlijk uitleggingsinstrument nader toegelicht, waarbij aandacht wordt besteed aan artikel 30.1 van CETA. Op pagina 3 en op pagina 30 van de Memorie van Toelichting zijn passages toegevoegd. Werkingssfeer van het verdrag De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert nader toe te lichten waarom het verdrag geen aangelegenheden bevat die het Koninkrijk raken. De Afdeling merkt op dat de Caribische delen van het Koninkrijk niet automatisch partij zijn bij dit, en soortgelijke, verdragen, maar dat desgewenst wel kunnen worden. De Afdeling merkt op dat het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) voor het gehele Koninkrijk zijn goedgekeurd en geratificeerd, en verwijst ter ondersteuning van die stelling naar Trb. 2008, 11. De Afdeling vermeldt dat CETA bepaalt dat het verdrag van toepassing is âop de grondgebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie worden toegepastâ. De Afdeling stelt dat CETA geen bepalingen bevat die aanleiding geven die definitie op te vatten als âbeperkt tot het Europese deelâ. De regering deelt die opvatting van de Afdeling niet. Allereerst dient te worden opgemerkt dat het Verdrag van Lissabon, het wijzigingsverdrag dat regelt dat de Unie is gegrond op het VEU en het VWEU, weliswaar voor het gehele Koninkrijk is goedgekeurd (Trb. 2008, 11), maar niet voor het gehele Koninkrijk is geratificeerd. Het is alleen voor het Europese deel van Nederland geratificeerd (zie Trb. 2010, 43). Daarnaast dient te worden opgemerkt dat artikel 52, lid 2, VEU voor het territoriale toepassingsgebied van de EU-verdragen naar artikel 355 VWEU verwijst. In dit artikel wordt het toepassingsgebied nader gespecificeerd voor de verschillende Landen en Gebieden Overzee (LGO). Blijkens artikel 355, lid 2, VWEU, vormen de LGO die genoemd worden in bijlage II bij de verdragen het onderwerp van de bijzondere associatieregeling. De Caribische delen van het Koninkrijk staan ook op deze lijst vermeld. Het raamwerk voor de bijzondere associatieregeling staat omschreven in het vierde deel van het VWEU en is nader uitgewerkt in het LGO-besluit (Besluit 2013/755 van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie). Het EU-Hof heeft in verscheidene zaken geoordeeld dat de algemene verdragsbepalingen zonder uitdrukkelijke verwijzing niet op de LGO van toepassing zijn (zie onder andere zaak C 260/90 Leplat, punt 10, en gevoegde zaken C-24/12 en C-27/12 X BV en TBG Limited, punt 45). In de vierde overweging van de preambule van het LGO-besluit is ook vermeld dat het VWEU en de afgeleide wetgeving niet automatisch van toepassing zijn op de LGO, met uitzondering van een aantal uitdrukkelijk als zodanig aangegeven bepalingen. De LGO zijn geen derde landen, maar maken ook geen deel uit van de eengemaakte markt. Daarnaast heeft het EU-Hof in de context van de sluiting van verdragen door de Unie in advies 1/78 (punt 62) en advies 1/94 (punt 17) verduidelijkt dat de LGO buiten de werkingssfeer van het Unierecht vallen en daarom âtegenover de Gemeenschap in eenzelfde positie als derde landen verkerenâ. De hierboven genoemde verdragsbepalingen en de jurisprudentie van het EU-Hof verduidelijken dus dat CETA niet van toepassing is, of kan zijn, op de Caribische delen van het Koninkrijk. De LGO, waaronder de Caribische delen van het Koninkrijk, kunnen zich dientengevolge niet aansluiten bij CETA. De regering zag dan ook geen aanleiding om een voorstel van rijkswet in te dienen in plaats van een voorstel van wet. De Afdeling stelt dat sommige van de niet in Europa gelegen landen nauwe financiĂ«le en investeringsbetrekkingen met Canada (kunnen) hebben en dat CETA regels bevat over de (tijdelijke) toelating van vreemdelingen in het kader van dienstverlening. Volgens de Afdeling volgt hieruit dat het verdrag de Caribische delen van het Koninkrijk kan raken. Volgens de regering betekenen mogelijke betrekkingen met Canada echter niet dat de landen geraakt (kunnen) worden door het verdrag of bij de voorbereiding van het verdrag betrokken hadden moeten worden. Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben een zelfstandige positie op het gebied van het internationale dienstenverkeer. Zij kunnen desgewenst, onder de vlag van het Koninkrijk, toetreden tot de Wereldhandelsorganisatie en aldaar verplichtingen op het gebied van onder andere het goederen- en dienstenverkeer aangaan. De Afdeling stelt voorts dat CETA geen bepalingen bevat die het investeerdersbegrip opvatten als beperkt tot Nederlanders in het Europese deel van Nederland. Volgens de regering betekent het feit dat houders van een Nederlands paspoort zich, in het kader van het in hoofdstuk 8 van CETA opgenomen Investment Court System, tot internationale geschillenbeslechting kunnen wenden, echter evenmin dat de LGO geraakt worden in de zin van artikel 2, derde lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Houders van een Nederlands paspoort kunnen immers overal ter wereld wonen, of dat in New York, in Dakar, in Nieuw-Zeeland, in Europees Nederland of op Ă©Ă©n van de Caribische eilanden is. De Afdeling stelt tenslotte dat in de Memorie van Toelichting niet op de positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt ingegaan. De verhouding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot de EU verschilt echter niet van die van Aruba, Curaçao en Sint Maarten; het gaat in alle gevallen om LGO, die zich niet kunnen aansluiten bij CETA. Aan deel IV (Koninkrijkspositie) is in navolging van het advies een passage toegevoegd. Redactionele correcties In navolging van het advies van de Raad van State is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de Memorie van Toelichting een verwijzing naar het Publicatieblad van de Europese Unie op te nemen waarin de bijlagen, protocollen en voorbehouden zijn gepubliceerd. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een verwijzing naar Trb. 2018, 205 op te nemen waarin een inhoudsopgave van die bijlagen, protocollen en voorbehouden is gepubliceerd. Daarnaast zijn in de Memorie van Toelichting nog enkele andere redactionele correcties aangebracht. Ik moge U mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde Memorie van Toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister van Buitenlandse Zaken, VERTROUWELIJK Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 3 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 3 DOCPROPERTY L_PAGE \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 DOCPROPERTY L_PAGEOF \* MERGEFORMAT van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 4 DOCPROPERTY SIG_DIR \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY SIG_DEP \* MERGEFORMAT