Update implementatie Sportakkoord
Toekomstig sportbeleid
Brief regering
Nummer: 2019D09020, datum: 2019-03-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30234-211).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Onderdeel van kamerstukdossier 30234 -211 Toekomstig sportbeleid.
Onderdeel van zaak 2019Z04327:
- Indiener: B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-03-12 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-03-13 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-04-04 14:00: Update implementatie Sportakkoord - 30234-211 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-05-22 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-06-12 14:00: Sportbeleid (Algemeen overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-06-19 13:20: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 211 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2019
Met deze brief informeer ik u over de implementatiestrategie van het Nationaal Sportakkoord. Ook informeer ik u graag over verschillende recente ontwikkelingen, en kom ik terug op enkele moties en toezeggingen.
1. Implementatiestrategie Sportakkoord
Samen met de strategische partners van het Sportakkoord heb ik de afgelopen maanden de implementatiestrategie ontwikkeld. Een strategie over hoe we het Sportakkoord uitvoering willen gaan geven en hoe we de middelen richten om de grootst mogelijke impact te realiseren. Deze implementatiestrategie kent drie onderdelen.
1.1. Lokale akkoorden
Resultaat boeken doen we wanneer gemeenten, sportaanbieders en andere partijen uitvoering gaan geven aan activiteiten en maatregelen die bijdragen aan het realiseren van onze ambities. Daarvoor is een lokale implementatie van het Nationaal Sportakkoord noodzakelijk. Om dit te bewerkstelligen zijn lokale sportakkoorden het aangewezen instrument, vandaar mijn oproep tot het sluiten van lokale akkoorden.
In een lokaal sportakkoord maken partijen afspraken over hoe zij met elkaar de ambities op het gebied van sport en bewegen binnen hun gemeenten willen bereiken. Zodoende zullen in heel Nederland op lokaal niveau de inzet, budgetten en energie gefocust worden op de gedeelde ambities. Ook bereiken we dat lokale sportaanbieders samen met onder andere de school, de welzijnsorganisatie en bijvoorbeeld de fysiotherapeut aan tafel zitten, waardoor nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan. Op die manier dragen lokale sportakkoorden, naast voortgang op de ambities, eraan bij sport als doel en instrument breder te verankeren in onze samenleving en de sport daarmee duurzaam te versterken. Desgewenst kan er ook een verbinding gemaakt worden met de lokale akkoorden die vanuit het Nationaal Preventieakkoord worden opgesteld.
1.2. De sportlijn
Om de sport duurzaam te versterken, zijn niet alleen inspanningen op het lokale niveau nodig, maar ook op nationaal niveau. De impuls op nationaal niveau is er onder meer op gericht dat bonden het opleidingsaanbod voor bestuurders, trainers, officials en ouders uitbreiden en moderniseren zodat de kwaliteit en de kwantiteit van het (vrijwillig) kader stijgt. Ook dient dit programma de sport toe te rusten om de kwaliteit van de verenigingsondersteuning te vergroten en dit meer sportbreed te organiseren. Deze strategie leidt er niet alleen toe dat de sportbonden versterkt worden, maar ook dat zij beter toegerust zijn om de bij hen aangesloten clubs te ondersteunen in hun ontwikkeling naar een vitale of open club.
1.3. Nationale projecten
Tot slot zal er bij de implementatie van het Sportakkoord ook uitvoering worden gegeven aan enkele nationale projecten. Deze zijn er enerzijds op gericht om doorbraken in vraagstukken of gedrag te realiseren middels prijsvragen, challenges en campagnes. Het gaat hierbij om vraagstukken als het verhogen van de bezettingsgraad van sportaccommodaties en een campagne ter bevordering van inclusief sporten & bewegen. Anderzijds gaat het hier om projecten met betrekking tot kennisdeling, borging en validatie zoals het congres rondom de nieuwe beweegrichtlijnen en het valideren van bestaande motorische testen.
2. Bestedingsplan
In het WGO van 19 november 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de sportbegroting. Ik heb uw Kamer in dat overleg aangegeven dat € 380 miljoen van het totale budget van € 410 miljoen besteed zal worden aan onder andere de Specifieke Uitkering Sportaccommodaties en de BOSA, aan de buurtsportcoachreling en aan het topsportbeleid en het evenementenbeleidskader. Ik heb toegezegd u in het voorjaar van 2019 te informeren over de inzet van de resterende € 30 miljoen.1
€ 30 miljoen van het sportbudget ga ik besteden aan de implementatie van het Sportakkoord. Ik stel jaarlijks € 1,5 miljoen beschikbaar aan lokale coalities om een procesbegeleider (de «sportformateur») aan te stellen. Deze sportformateur heeft de taak om lokale partijen met elkaar aan tafel te brengen en hen een lokaal sportakkoord te laten sluiten. Deze middelen stel ik aan de gemeente beschikbaar door het openstellen van een decentralisatie-uitkering. Naast middelen voor de «sportformateur» maak ik € 10 miljoen per jaar vrij om lokale coalities te ondersteunen bij de uitvoering van hun lokale sportakkoord. Ook regio’s en gemeenten die al een lokaal sportakkoord hebben gesloten, krijgen hiermee de ruimte om deze akkoorden tot een succes te maken. Hiermee geef ik invulling aan de motie van het lid Bruins Slot c.s.2 om experimenteerruimte te bieden aan regio’s waar al een akkoord gesloten is.
Ruim € 8 miljoen per jaar zal ik investeren in het versterken van de sportlijn en ruim € 10 miljoen aan nationale projecten. Zoals toegezegd informeer ik u over hoe deze € 18 miljoen3 verdeeld is over de vijf deelakkoorden van het Sportakkoord1:
– € 2 miljoen wordt specifiek besteed aan maatregelen ter bevordering van inclusief sporten & bewegen. Voorbeelden van maatregelen die ik financier zijn het vervoersaanbod voor gehandicapte teamsporters en challenges om bewustwording over inclusief sporten & bewegen te bevorderen.
– € 5 miljoen ga ik besteden aan maatregelen ter bevordering van een duurzame sportinfrastructuur. Voorbeelden van maatregelen hier zijn een onderzoek naar beperkende wet- en regelgeving op het gebied van het benutten van de buitenruimte en diverse challenges ten behoeve van de verduurzaming en bezettingsgraden van sportaccommodaties.
– € 6 miljoen investeer ik in de ambities onder vitale sport- en beweegaanbieders. Het opleiden van kader, het verbeteren van de verenigingsondersteuning en een plan ten behoeve van de sportarbeidsmarkt zijn activiteiten waarin ik investeer.
– € 3 miljoen zet ik specifiek in op de ambitie positieve sportcultuur. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om opleidingen voor vertrouwenscontactpersonen, het uitbreiden van de HALT-trajecten, het aanpassen van spelregels en reglementen door bonden en de uitvoering van de aanbevelingen van Commissie de Vries.
– Tot slot zal ik € 2 miljoen besteden aan de ambitie vaardig in bewegen waarbij ik maatregelen als «De Gezonde School» en het ontwikkelen van een beweegrichtlijn voor 0- tot 4-jarigen zal financieren. Hiermee wordt ook een brug geslagen naar de ambities in het deelakkoord overgewicht van het Nationaal Preventieakkoord.
Met de activiteiten onder vitale sport- en beweegaanbieders en positieve sportcultuur geef ik tevens invulling aan de moties van het lid Rudmer Heerema c.s.4 en het lid Bruins Slot c.s.,5 waarin wordt opgeroepen om aandacht te besteden aan de uitdagingen waar sportverenigingen voor staan en het versterken van het vrijwillig kader. Deze moties beschouw ik hiermee als afgedaan.
3. Onderzoek en innovatie
3.1. Rapportage Sport
Op 12 december 2018 is de Rapportage Sport uitgebracht en naar uw Kamer gestuurd door het Sociaal Cultureel planbureau (SCP) en het Mulier Instituut.6 De Rapportage Sport verzamelt alle feiten en cijfers rond sport en bewegen, en wordt elke vier jaar uitgebracht. Daarmee is de uitgave van belang voor het sportbeleid van VWS maar ook voor beleidsmakers, bestuurders, professionals én vrijwilligers in de sportsector.
De belangrijkste uitkomsten in het rapport zijn:
– 57% van de bevolking sport wekelijks, en een vergelijkbaar aandeel volgt sport wekelijks via de media;
– NOC*NSF telt 5,2 miljoen lidmaatschappen verdeeld over 4,4 miljoen mensen;
– Nederland staat 9e op de internationale medaillespiegel;
– 10% van de bevolking doet aan vrijwilligerswerk;
– Als gevolg van de toenemende behoefte aan flexibiliteit ontstaan nieuwe vormen van sportaanbod zoals yoga, bootcamp en diverse beachsporten, veelal in de openbare ruimte;
– Gezondheid is voor negen op de tien mensen het belangrijkste motief om te sporten.
Het rapport benoemt ook enkele aandachtspunten:
– De motorische vaardigheden van kinderen nemen af;
– In de buitenschoolse tijd wordt minder bewogen, en scholen maken eerder iets minder dan meer tijd vrij voor bewegingsonderwijs;
– Door migratie en vergrijzing veranderen de wensen en de voorkeuren voor sportbeoefening in de bevolking als geheel.
Het Nationale Sportakkoord gaat in op de aandachtspunten die in het rapport worden genoemd. In de verschillende maatregelen is enerzijds aandacht voor het uitbouwen van bestaand beleid zoals de versterking en ondersteuning van de bestuurders, de aandacht voor positieve sportcultuur en het verdiepen van het werk van de buurtsportcoach. Tegelijk wordt ook ingezet op het keren van de motorische achteruitgang onder de jeugd en de achterblijvende sportdeelname van verschillende mensen, zoals ouderen en mensen met een handicap.
3.2. Sport en bewegen door ouderen
Op 1 februari 2019 is de rapportage «Deelname aan sport en bewegen door ouderen» uitgebracht door het Mulier Instituut. Uit dit rapport blijkt dat steeds meer ouderen de afgelopen jaren zijn gaan sporten en bewegen, van 33% in 2005 tot 42% in 2017. De belangrijkste redenen voor ouderen om te gaan sporten en bewegen, zijn werken aan lichaamsbeweging of gezondheid (76%), of lekker buiten zijn (50%).
Naarmate mensen ouder worden, neemt de behoefte af om aan een officiële sport deel te nemen. Ouderen kiezen juist vaker voor activiteiten in en om het huis, zoals tuinieren en klussen. Er zijn wel twee groepen ouderen te onderscheiden: de groep ouderen die zich zeer gezond voelt en de groep ouderen met beperkingen en/of chronische aandoeningen. Ook blijkt uit het onderzoek dat, als we meer groei in sport- en beweegdeelname van ouderen willen bereiken, we moeten inzetten op de behoefte van deze doelgroep en de communicatiekanalen moeten benutten die ouderen gebruiken.
In het Nationaal Sportakkoord is aandacht voor ouderen. Het Nationaal Ouderenfonds is partner in de alliantie «Sporten en bewegen voor iedereen». Deze alliantie heeft als doel om bewustwording te creëren bij sport- en beweegaanbieders en bij mensen die willen sporten en of bewegen. Ook het Ouderenfonds zal hierin als aanjager fungeren, door te stimuleren dat er geschikt sport- en beweegaanbod voor ouderen wordt georganiseerd en dat mogelijkheden hiertoe onder de aandacht worden gebracht van ouderen en van lokale sport- en beweegaanbieders.
Daarnaast wordt in 77% van de gemeenten de buurtsportcoach ingezet op de doelgroep ouderen. De buurtsportcoach speelt een belangrijke rol bij het creëren van, en het begeleiden van de ouderen naar, passend sport- en beweegaanbod.
3.3. Financiering en governance in de sport
Voorafgaand aan het WGO van 19 november 2018 heb ik uw Kamer toegezegd dat u de resultaten van het onderzoek «Financiering en governance in de sport» zult ontvangen in 2020.7 Hierbij wil ik u informeren dat ik samen met de VSG en NOC*NSF een adviesaanvraag heb geformuleerd, die eind februari aan de Sportraad is verstrekt. De Sportraad zal de adviesaanvraag in maart op haar website publiceren.
3.4. Topteam Sport
Om de innovatieve as in het Nationaal Sportakkoord te versterken, zal het Topteam Sport haar kennis en ervaring op het gebied van triple helix-innovatie gaan richten op de maatschappelijke opgaven die voortkomen uit de thema’s van het Sportakkoord. Dit stelt het Topteam beter in staat om een nieuwe rol als chief technology officer voor sportinnovatie in te nemen, en daarmee de impact van innovatie op het Nederlandse sportlandschap te vergroten.
4. Topsport en sportevenementen
4.1. Zwangerschap en topsport
Naar aanleiding van de motie van de leden Diertens en Westerveld over het beleid rondom zwangerschap en topsport8 heeft NOC*NSF met een aantal sportbonden geïnventariseerd waar nog verbeteringen nodig zijn om zwangere topsportsters goed te begeleiden bij een gewenste terugkeer in hun sport. Hieruit is gebleken dat het niet zozeer ontbreekt aan specifiek beleid bij sportbonden of beschikbare ondersteuning en voorzieningen, maar wel aan eenduidige voorlichting daarover. Om te zorgen dat zowel topsportsters als sportbonden en technisch directeuren weten waar ze terecht kunnen met welke vragen, is NOC*NSF vanaf januari 2019 van start gegaan met betere voorlichting over dit thema.
4.2. Sportevenementen
Het herziend beleidskader sportevenementen is vanaf 1 januari jongstleden van kracht.9 Conform de motie van het lid Rudmer Heerema c.s.10 is het in dit beleidskader mogelijk om een financiële bijdrage van het rijk aan te vragen voor de organisatie van een Olympisch Kwalificatietoernooi (OKT) in Nederland.
In reactie op de gewijzigde motie van het lid Diertens c.s.11 kan ik melden dat ik de KNVB mijn steun heb toegezegd bij de voorbereiding van een mogelijk bid voor het WK voetbal voor vrouwen in 2027. De FIFA moet de gehele bidprocedure nog opstarten en de KNVB gaat eerst verkennen welke stappen er kunnen worden gezet. We hebben afgesproken dat het Ministerie van VWS betrokken blijft, en waar nodig een faciliterende rol zal spelen. Als er concrete ontwikkelingen zijn, zal ik uw Kamer daarvan op de hoogte brengen.
De bovengenoemde drie moties beschouw ik hiermee als afgedaan.
5. Integriteit in de sport
5.1. Antidopingbeleid
In reactie op de gewijzigde motie van het lid Bruins Slot c.s.12 kan ik u melden dat de Dopingautoriteit vier samenwerkingsprotocollen zal afsluiten: één met de Douane, één met de IGJ, één met de NVWA en een protocol met het OM, de politie, de FIOD en de NVWA-IOD. Met deze protocollen zullen de betrokken organisaties beter uitvoering kunnen geven aan hun samenwerking met de Dopingautoriteit en zullen er nieuwe contacten en informatiestromen op gang komen die bijdragen aan de aanpak van doping in Nederland.
Het opstellen van de protocollen heeft de nodige voeten in aarde, maar is op dit moment in een afrondende fase. Na ondertekening zullen de protocollen worden gepubliceerd. Deze motie zal niet worden afgedaan voordat alle vier de protocollen zijn ondertekend en gepubliceerd.
Daarnaast wil ik u langs deze weg informeren dat ik een donatie heb gedaan aan het UNESCO Fonds ter Bestrijding van Doping in de Sport, in aanvulling op de contributie die Nederland jaarlijks aan UNESCO doet. UNESCO heeft verzocht om een vrijwillige donatie van 1% van de jaarlijkse contributie om het Fonds aan te vullen. Voor Nederland zou dat uitkomen op € 42.960,-. Ik heb besloten op het verzoek in te gaan, en heb het bedrag afgerond op € 50.000,-. Nederland ondersteunt met deze donatie de implementatie van de Internationale Conventie tegen Doping in de Sport, en levert een extra inspanning om op antidopingbeleid een gelijk speelveld voor sporters wereldwijd te bewerkstelligen.
6. Overige onderwerpen
6.1. Ondersteuning buurtsportcoaches
Zoals toegezegd,13 informeer ik bij deze uw Kamer over de invulling van de ondersteuning aan buurtsportcoaches. Om de inzet van de buurtsportcoaches en combinatiefunctionarissen goed aan te laten sluiten bij het Nationaal Sportakkoord, worden zij ondersteund door de Vereniging Sport en Gemeenten. Dit doet de VSG in samenwerking met de sportkunde-opleidingen, Sportkracht 12, de WOS, Wij Buurtsportcoaches en Kenniscentrum Sport.
In de periode 2019–2022 zal er toegewerkt worden naar een Landelijke Academy Buurtsportcoaches (LAB), waarin stakeholders lokaal en regionaal met elkaar samenwerken om de persoonlijke ontwikkeling en de beroepsvorming voor de buurtsportcoaches te versterken. De Landelijke Academy wordt opgezet in de acht Nederlandse regio’s waar de sportkunde-opleidingen zijn gesitueerd.
6.2. Buiten spelen
Naar aanleiding van het bericht «Kinderen zijn in vijf jaar aanzienlijk minder buiten gaan spelen»14 heeft het lid Westerveld de daling van het aantal kinderen dat regelmatig buiten speelt in uw Kamer aan de orde gesteld (kenmerk 2018Z07204) De kernvraag hierbij was wat de landelijke politiek in overleg met kinderen en jongeren zelf kan doen om buiten spelen aantrekkelijker te maken. Bij deze reageer ik graag op uw brief.
Ik deel de zorgen over deze daling en de gevolgen die dit heeft voor de ontwikkeling van onze jeugd. Daarom zijn in het Sportakkoord de ambities opgenomen om meer kinderen aan de beweegrichtlijn te laten voldoen en om de neerwaartse spiraal van motorische beweegvaardigheid bij kinderen om te buigen. Ik zet dan ook in op meer beweegvriendelijke openbare ruimte en meer speelplekken voor kinderen. Eén van de maatregelen is een stijging van het aantal beweegvriendelijke plekken in de wijk, zodat de omgeving aantrekkelijker wordt om buiten te spelen. Ook zetten we in op meer georganiseerd sportaanbod op sportveldjes in de wijk, met behulp van de buurtsportcoach.
6.3. Plezier in bewegen
Op 28 januari jl. heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, mede namens de Minister van OCW en mijzelf, een gezamenlijke beleidsreactie op het advies «Plezier in bewegen» naar uw Kamer gestuurd.15 Daarmee is ook mijn toezegging over deze beleidsreactie afgedaan.
6.4. EU Sportforum
Tot slot heeft u mij verzocht de Commissie VWS te informeren over deelname aan het EU Sportforum, dat op 8 en 9 april 2019 zal plaatsvinden in Boekarest. Hierbij wil ik u melden dat er geen kabinetsleden zullen deelnemen aan het EU Sportforum. Bij dit jaarlijkse evenement is ruimte voor een dialoog tussen sportorganisaties, EU-lidstaten en de Europese Commissie over uiteenlopende onderwerpen. Op basis van de nu bekende informatie is besloten om, net als in voorgaande jaren, te volstaan met een ambtelijke delegatie.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 115.↩︎
Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 97.↩︎
Naast deze € 18 miljoen die specifiek te oormerken is aan de ambities, zullen de budgetten voor de sportformateur, het uitvoeringsbudget, de buurtsportcoachregeling en de SPUK en BOSA bijdragen aan de ambities uit het Sportakkoord.↩︎
Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 94.↩︎
Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 98.↩︎
https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2018/Rapportage_sport_2018.↩︎
Kamerstuk 30 234, nr. 203.↩︎
Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 101.↩︎
Stcrt. 2018, nr. 67961.↩︎
Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 95.↩︎
Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 110.↩︎
Kamerstuk 34 543, nr. 15.↩︎
Reactie op schriftelijke vragen VSO Sportakkoord d.d. 8 november 2018, Kamerstuk 30 234, nr. 201, onder vraag 14.↩︎
NOS, 17 april 2018.↩︎
Kamerstuk 30 234, nr. 205.↩︎