[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over een fiscaal overgangsrecht ingeval van een terugtrekking van het VK uit de EU zonder terugtrekkingsovereenkomst

Belastingdienst

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2019D09559, datum: 2019-03-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-464).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -464 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2019Z04605:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

31 066 Belastingdienst

23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie

Nr. 464 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 maart 2019

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 4 februari 2019 inzake een fiscaal overgangsrecht ingeval van een terugtrekking van het VK uit de EU zonder terugtrekkingsovereenkomst (Kamerstukken 31 066 en 23 987, nr. 454).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 maart 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie,
Freriks

Vraag 1

Wie heeft bij u, het Ministerie van Financiën of elders richting de overheid gepleit/gelobbyd voor een fiscaal overgangsrecht?

Antwoord vraag 1

Bij het Ministerie van Financiën is niet gepleit/gelobbyd voor fiscaal overgangsrecht. Bij mijn weten is dat ook niet bij andere departementen gebeurd.

Vraag 2

Hoeveel burgers zouden nadelige effecten ondervinden als gevolg van een no deal Brexit? Hoe groot is het financiële belang voor hen als groep, en hoe groot per burger?

Antwoord vraag 2

Van personen die in het Verenigd Koninkrijk (VK) wonen maar uit Nederland inkomen uit tegenwoordige arbeid verwerven verwacht de Belastingdienst dat enkele honderden tot circa 2.000 personen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige zijn. De hoogte van het belastingnadeel voor hen is heel erg afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de belastingplichtige, met name of er sprake is van recht op aftrekposten. De verschillen tussen de belastingplichtigen kunnen dan ook groot zijn. Het is in individuele gevallen, bij hoge aftrekposten voor bijvoorbeeld de eigen woning of betaalde partneralimentatie, mogelijk dat dit om een aanzienlijk nadeel gaat. De belastingplichtigen die wonen in het VK en in Nederland arbeidsinkomen genieten, maar niet kwalificeren als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige verliezen als gevolg van een no deal Brexit alleen het recht op het belastingdeel van de arbeidskorting en in sommige gevallen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Voor het jaar 2019 is het belastingdeel van de arbeidskorting maximaal € 835 per persoon.

Vraag 3

Hoeveel bedrijven zouden nadelige effecten ondervinden als gevolg van een no deal Brexit? Hoe groot is het financiële belang voor de bedrijven samen, en hoe groot per bedrijf?

Antwoord vraag 3

Het overgangsrecht dat ik heb aangekondigd ziet op belastingwetgeving andere dan douanewetgeving. Het is moeilijk in te schatten hoeveel bedrijven op dat vlak gevolgen ondervinden van een no deal Brexit. De mate waarin zij problemen krijgen hangt sterk af van de sector en de voorbereiding die zij getroffen hebben. Het overgangsrecht voor bedrijven beoogt overigens met name acute fiscale gevolgen en administratieve lasten te voorkomen en tegelijkertijd de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst te beperken.

Vraag 4

Voor welke fiscale regelingen is het relevant of de belastingplichtige fiscaal inwoner is van een EU-lidstaat of van een niet-EU-lidstaat? Kunt u een uitputtende opsomming geven?

Antwoord vraag 4

Voor de in de volgende fiscale wet- en regelgeving opgenomen regelingen is het relevant of een burger fiscaal inwoner is van een EU-lidstaat:

• Wet inkomstenbelasting 2001: artikelen 1.2, 2.2, 2.7, 2.17, 3.150, 3.154, 4.49, 4.53 en 7.8.

• Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001: artikel 21bis.

• Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001: artikel 3.

• Wet op de loonbelasting 1964: artikelen 20, 25, 26b, 28 en 29.

• Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011: artikel 6.3.

• Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: artikel 17.

• Wet op de dividendbelasting 1965: artikel 10a.

• Algemene wet inzake rijksbelastingen: artikel 38.

• Invorderingswet 1990: artikelen 25, 25a, 26 en 70b.

• Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990: artikelen 1e, 1f, 2, 4, 40g en 40h.

Vraag 5

Hoeveel personen zouden hun persoonsgebonden aftrekposten meteen verliezen bij een no deal Brexit?

Antwoord vraag 5

Voor zover we nu hebben kunnen nagaan op basis van de aangiftegegevens voor de inkomstenbelasting voor het jaar 2016 hebben enkele tientallen belastingplichtigen die in het VK woonden persoonsgebonden aftrekposten geclaimd.

Vraag 6

Hoeveel fiscale eenheden zouden worden verbroken als gevolg van een no deal Brexit? Hoeveel extra belastingaangiften zou dit opleveren?

Antwoord vraag 6

Op basis van de beschikbare gegevens is niet te bepalen hoeveel fiscale eenheden specifiek gebruikmaken van de papillon- of zusterstructuur in combinatie met een VK-tussenmaatschappij of VK-topmaatschappij. Het is echter de verwachting dat belastingplichtigen, voor zover dat mogelijk is, veelal anticiperend zullen handelen.

Vraag 7

Voor welke belastingwetten bent u voornemens overgangsrecht te treffen?

Antwoord vraag 7

Uit het tegelijkertijd met deze vragen en antwoorden toegezonden conceptbeleidsbesluit inzake de overgangsregeling in geval van een no deal Brexit wordt duidelijk dat algemeen overgangsrecht van toepassing wordt voor:

– de Wet inkomstenbelasting 2001;

– de Wet op de loonbelasting 1964;

– de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;

– de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

– de Algemene wet inzake rijksbelastingen; en

– op de bij deze wetten betrekking hebbende uitvoeringsbesluiten, uitvoeringsregelingen en beleidsbesluiten.

Ten aanzien van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, de Wet op de omzetbelasting 1968 en de Invorderingswet 1990 wordt specifiek overgangsrecht vastgesteld.

Vraag 8

Welk deel van het overgangsrecht komt ten goede aan bedrijven, welk deel aan burgers?

Antwoord vraag 8

Het overgangsrecht dat ten goede komt aan burgers is met name het algemene overgangsrecht dat ziet op de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964. Voor bedrijven is dat met name het overgangsrecht in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de Wet op de omzetbelasting 1968. De overige overgangsregelingen kunnen zowel op burgers als bedrijven zien.

Vraag 9

Kan worden geschetst in welke orde van grootte de acute fiscale gevolgen zouden zijn bij bedrijven in geval van een no deal Brexit?

Antwoord vraag 9

Veel bedrijven zullen in het zicht van de Brexit reeds maatregelen hebben getroffen. Daarbij zal een groot deel zich volledig hebben voorbereid, maar zal ook een deel de daadwerkelijke fiscale maatregelen nog niet geëffectueerd hebben omdat zij nog de ontwikkelingen afwachten die zich in de komende periode zullen gaan voordoen. Bij deze laatste groep zal het behouden van de bestaande structuur om de noodzakelijke additionele administratieve last te voorkomen prevaleren boven nu al anticiperend handelen op een mogelijke no deal Brexit. Alleen indien duidelijk is dat een no deal Brexit zich daadwerkelijk gaat voordoen, zal ook deze groep de maatregelen daadwerkelijk effectueren om zo de fiscale gevolgen tot een minimum te beperken. Het hangt daarbij van de feiten en omstandigheden af of in een bepaalde situatie mogelijkheden bestaan bepaalde fiscale gevolgen te voorkomen.

Vraag 10

Kan worden aangegeven hoe groot de administratieve lasten voor bedrijven zijn in geval van een no deal Brexit?

Antwoord vraag 10

Helaas is niet aan te geven wat de administratieve regeldrukgevolgen van een no deal Brexit voor bedrijven zijn. Veel bedrijven zullen in het zicht van de Brexit reeds maatregelen hebben getroffen of zullen dat mogelijk nog gaan doen. Dat laatste hangt mede af van de feiten en omstandigheden of er in een bepaalde situatie een mogelijkheid bestaat bepaalde gevolgen, waaronder (een toename van de) administratieve lasten, te voorkomen.

Vraag 11

Wat betekent een fiscaal overgangsrecht voor de Belastingdienst?

Antwoord vraag 11

De Belastingdienst heeft bij de toets op de uitvoerbaarheid van de Brexit rekening gehouden met het in de brief benoemde overgangsrecht (Kamerstukken 31 066 en 23 987, nr. 454). De aanvullende impact van het overgangsrecht ten opzichte van de impact van de Brexit is bescheiden. Wat betreft de inkomstenbelasting verbetert de uitvoerbaarheid door het overgangsrecht, omdat hiermee een regimewijziging lopende een kalenderjaar vermeden wordt.

Vraag 12

Wat zijn de geraamde kosten van het overgangsrecht dat u gaat treffen?

Antwoord vraag 12

Het budgettaire beslag van het overgangsrecht wordt geraamd op ongeveer € 4 miljoen.

Vraag 13

Op welke fiscale tegemoetkomingen hebben de 10.000 Nederlandse gepensioneerden recht? Welke verliezen zij? Om welk budgettair beslag gaat het?

Antwoord vraag 13

In het VK woonachtige Nederlandse gepensioneerden hebben, als zij aan de materiële voorwaarden voldoen (waaronder in dit geval: niet volledig gepensioneerd zijn), recht op het belastingdeel van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het belastingverdrag met het VK wijst pensioeninkomsten, waaronder AOW, als hoofdregel ter heffing toe aan het woonland. Het VK belast deze inkomsten progressief. Daardoor zijn er binnen de groep in het VK woonachtige gepensioneerden nauwelijks mensen die voldoen aan de voorwaarden om te worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. En alleen kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen mogen in de inkomstenbelasting rekening houden met onder andere negatieve inkomsten uit eigen woning, uitgaven voor inkomensvoorzieningen en persoonsgebonden aftrekposten (voor zover zij deze aftrekposten niet in hun woonland kunnen effectueren) en hebben recht op het belastingdeel van alle heffingskortingen, waarvoor zij voldoen aan de materiële voorwaarden. Al deze rechten zijn alleen van toepassing op inwoners van de zogenoemde landenkring. Het VK behoort daartoe na de Brexit niet meer. Voor zover de gepensioneerden nu aanspraak op (een deel van) deze rechten hebben, verliezen ze deze daarom (net als andere belastingplichtigen uit het VK) na afloop van de aangekondigde overgangsregeling.

Vraag 14

Per wanneer kan de voorlopige aanslagprogrammatuur zijn aangepast?

Antwoord vraag 14

Door het overgangsrecht is voor de inkomstenbelasting 2020 het eerste jaar waarvoor in de aanvraag voorlopige aanslag wijzigingen moeten worden aangebracht. De Belastingdienst zal deze tijdig kunnen verwerken. De aanvraag voor een voorlopige aanslag vanuit het buitenland gebeurt door middel van een papieren formulier.

Vraag 15

Wat is het financieel beslag van de toename van het aantal verzoeken voor toepassing van de 30%-regeling?

Antwoord vraag 15

Indien een aantal internationale opererende bedrijven zich na de Brexit in Nederland vestigt, kan dit leiden tot meer aanvragen voor toepassing van de 30%-regeling voor inkomende werknemers. De eventuele toename van het aantal verzoeken en de budgettaire gevolgen daarvan zijn op dit moment niet goed in te schatten.

Vraag 16

Hoe worden de personen die in het VK wonen en toeslagen ontvangen geïnformeerd?

Antwoord vraag 16

Het fiscale overgangsrecht dat ik heb aangekondigd ziet op een aantal belastingwetten, niet op toeslagwetten. Uiteraard is wel van belang dat ook toeslagontvangers die gevolgen ondervinden van een no deal Brexit goed worden geïnformeerd. Er is een groep toeslagontvangers waarbij de gevolgen direct ingaan bij een no deal Brexit. Dit betreft verdragsgerechtigden woonachtig in het VK met zorgtoeslag. Het recht op toeslag voor deze groep toeslagontvangers wordt actief gestopt bij een no deal Brexit. De groep toeslagontvangers die het aangaat wordt per brief door het CAK geïnformeerd. Voor ontvangers van de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget in het VK geldt een overgangsregeling voor een periode van zes maanden. De groep toeslagontvangers met kindgebonden budget wordt door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) per brief geïnformeerd. De groep toeslagontvangers met kinderopvangtoeslag wordt door de Belastingdienst/Toeslagen per brief geïnformeerd.

Daarnaast zijn er toeslagontvangers in Nederland met de Britse nationaliteit. Hiervoor verandert er de eerste 15 maanden niets na een no deal Brexit omdat zij die tijd hun verblijfsstatus blijven behouden. Deze groep toeslagontvangers is reeds per brief geïnformeerd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) (ook over de gevolgen voor het recht op toeslagen).

Vraag 17

Wanneer is precies besloten om overgangsrecht te treffen? Wanneer voor bedrijven en wanneer voor burgers?

Antwoord vraag 17

Het besluit om overgangsrecht te treffen is einde januari 2019 genomen, zowel voor burgers als voor bedrijven.

Vraag 18

Wat zijn de fiscale gevolgen van de Brexit voor burgers waar in het kader van het overgangsrecht aan gedacht moet worden?

Antwoord vraag 18

In mijn brief van 4 februari 20191 heb ik als voorbeeld genoemd de (gekwalificeerde) buitenlandse belastingplichtige die heffingskortingen en persoonsgebonden aftrekposten kan kwijtraken op het moment dat het VK uit de EU treedt. Naar mijn mening is dit ook het meest in het oog springende fiscale gevolg van de Brexit voor burgers. In het bij deze vragen en antwoorden toegezonden conceptbeleidsbesluit inzake de overgangsregeling ingeval van een no deal Brexit heb ik nog een aantal andere voorbeelden genoemd zoals de toepassing van het anoniementarief in de loonbelasting. In het antwoord op vraag 4 heb ik een opsomming opgenomen van de relevante regelingen.

Vraag 19

Vallen onder de aan te wijzen «belastingwetten» ook de toeslagwetten?

Antwoord vraag 19

Onder de aan te wijzen belastingwetten vallen niet de «toeslagwetten». Zie ook het antwoord op vragen 7 en 16.

Vraag 20

Is van andere lidstaten bekend of zij ook een overgangsregeling maken voor burgers of bedrijven in het kader van de Brexit?

Antwoord vraag 20

Met uitzondering van de btw ziet het fiscale overgangsrecht uitsluitend op belastingen die een nationale aangelegenheid zijn. Mede door die fiscale soevereiniteit kent ieder land andere nationale regelgeving, waardoor een Brexit voor ieder land andere gevolgen heeft. Het is daarom niet gezegd dat andere landen gelijksoortige problematiek kennen. Ik heb hier ook geen onderzoek naar gedaan. Gezien de Nederlandse fiscale wetgeving is het kabinet echter van mening dat beperkt fiscaal overgangsrecht passend is. Dit past ook binnen de guidelines die de Europese Commissie heeft opgesteld voor nationale maatregelen ter voorbereiding op de Brexit. De Europese Commissie heeft ten aanzien van de directe belastingen hierin overigens geen coördinerende rol omdat dergelijke maatregelen op een nationale bevoegdheid berusten. Er is dan ook via die weg geen algemeen overzicht van fiscale overgangsmaatregelen in Europa voorhanden.

Vraag 21

Komt er ook overgangsrecht voor het tonnageregime? Mogen de vlag van het VK en Gibraltar bijvoorbeeld nog tot het einde van het jaar als EU/EER-vlag kwalificeren?

Antwoord vraag 21

In geval van een no deal Brexit zal voor het vlagvereiste van de tonnageregeling gelden dat op basis van overgangsrecht de VK-vlag en de Gibraltarvlag nog tot het einde van het lopende boekjaar 2019 worden geacht te kwalificeren als een EU-vlag.


  1. Kamerstukken 31 066 en 23 987, nr. 454.↩︎