[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over voortgang maatregelen Ossendrecht

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2019

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2019D09618, datum: 2019-03-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35000-X-107).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35000 X-107 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2019.

Onderdeel van zaak 2019Z04623:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

35 000 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2019

Nr. 107 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 maart 2019

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Defensie over de brief van 16 januari 2019 over voortgang maatregelen Ossendrecht (Kamerstuk 35 000 X, nr. 81).

De vragen en opmerkingen zijn op 14 februari 2019 aan de Staatssecretaris van Defensie voorgelegd. Bij brief van 11 maart 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
A. de Vries

De griffier van de commissie,
De Lange

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief. Deze leden hebben nog enkele aanvullende vragen.

De leden van de CDA-fractie danken de Staatssecretaris voor het sturen van de brief. Op 22 maart 2016 vond op de schietbaan in Ossendrecht het noodlottig ongeval plaats, waarbij sergeant der eerste klasse Sander Klap van het Korps Commandotroepen (KCT) om het leven kwam. De leden van de CDA-fractie willen hierbij nogmaals hun medeleven betuigen aan de familie en dierbaren van sergeant der eerste klasse Sander Klap. Met een voortvarende en grondige uitvoering van de aanbevelingen dient alles in het werk te worden gesteld om herhaling te voorkomen en de veiligheid van de Korps Commando Troepen te borgen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang van de genomen maatregelen inzake het noodlottig ongeval op de schietbaan te Ossendracht en maken graag van de gelegenheid gebruik om een aantal vragen over de inzet van de regering ten aanzien van de genomen maatregelen en de voortgang hiervan.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennis genomen van de rapportage van de Staatssecretaris. Deze leden voelen een onverminderde afschuw over hoe sergeant eerste klasse Sander Klap van het Korps Commandotroepen om het leven is gekomen door toedoen van gebrekkig toezicht en het niet naleven van veiligheidsvoorschriften. Deze leden hechten er zeer aan dat alles in het werk wordt gesteld om een gebrek aan adequate veiligheid en bescherming bij schietoefeningen in de toekomst te voorkomen. Zij hebben daarom enkele vragen naar aanleiding van de brief over de voortgang van de genomen maatregelen.

Schiethuis

De leden van de VVD- fractie vagen hoe vaak het voorkomt dat, voor oefeningen die niet kunnen worden uitgevoerd op de tijdelijke faciliteit, gebruik wordt gemaakt van schietbanen in het buitenland totdat het nieuwe schiethuis gereed is. Zij vragen of dit leidt tot situaties waarbij door de noodzaak om naar het buitenland uit te wijken, minder dan gewenst wordt geoefend met schieten.

De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de voorbereidingen voor de realisatie van een schiethuis. Uit de brief wordt onvoldoende duidelijk wat de achterliggende oorzaken zijn dat de planning van realisatie en ingebruikname zijn verschoven. Wat zijn de achterliggende oorzaken hiervan, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Heeft dat te maken met de wettelijke eisen, omgevingsfactoren, ruimtelijke ordening? Welke beperkingen vloeien voort uit het feit dat Ossendrecht de beoogde locatie is? In hoeverre zijn andere locaties zoals de Harskamp of ’t Harde overwogen? Ook is onduidelijk welke inzichten uit de verkennende marktconsultatie zijn gekomen. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris hen hier nader over te informeren.

De Staatssecretaris geeft aan dat als tussentijdse oplossing een «prefab» modulaire schietbaan is aangeschaft voor het KCT. De leden van de CDA-fractie vragen welke oefeningen op deze «prefab» modulaire schietbaan kunnen worden uitgevoerd. Welk percentage van de oefeningen die in een schiethuis gehouden kunnen worden, vervangen zij. Wat zijn de kosten van de aanschaf hiervan?

Een deel van de maatregelen is vervat in het plan van aanpak «een veilige defensieorganisatie». De Staatssecretaris geeft aan dat dit plan van aanpak in uitvoering is. Een aandachtspunt is de geplande capaciteitsuitbreiding. Deze is vertraagd door de te doorlopen procesgang bij een reorganisatietraject. De leden van de CDA-fractie vragen hoe groot de vertraging inmiddels is en op welke termijn de procesgang vlot getrokken gaat worden.

De leden van de D66-fractie constateren dat de Staatssecretaris nog geen exact jaartal heeft voor het nieuwe schiethuis en betreuren dat de ingebruikname niet voor 2022 is voorzien. Deze leden vragen in hoeverre aan de veiligheidsvoorschriften wordt voldaan bij de tussentijdse (prefab) oplossing door middel van een modulaire schietbaan.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het nieuw te bouwen schiethuis oorspronkelijk was voorzien voor het jaar 2020, maar dat inmiddels al zeker is dat dit niet voor 2022 gerealiseerd zal worden. In de tussentijd is een modulaire «prefab» schietbaan aangeschaft voor het KCT en wordt voor oefeningen die hierop niet kunnen worden uitgevoerd schietbanen in het buiteland gehuurd. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of met deze «prefab» schietbaan en buitenlandse schietbanen voldaan wordt aan alle veiligheidseisen die gesteld zouden moeten worden op basis van het onderzoek van de OVV en de Commissie van Onderzoek (CvO), en of de regering dit aan de hand van beide adviezen kunnen beargumenteren en inzichtelijk maken.

Rapport Commissie van Onderzoek

De leden van de VVD-fractie vragen welke 32 van de 47 maatregelen zijn gerealiseerd, gelet op het gestelde in de brief dat de CvO in haar rapport aanvullende maatregelen heeft opgenomen en in totaal 47 maatregelen heeft benoemd, waarvan er 32 zijn gerealiseerd.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie welke stappen de Staatssecretaris zet om te voorkomen dat tussentijds niet, of zo min mogelijk, wordt gewisseld van projectmanager, indien de Staatssecretaris niet bereid is deze aanbeveling over te nemen. Deze leden stellen deze vraag naar aanleiding van het in de brief gestelde dat «twee geadviseerde maatregelen niet of anders worden uitgevoerd. Dit betreft het niet tussentijds wisselen van een projectmanager (daar wordt in de praktijk zoveel als mogelijk al invulling aan gegeven, maar is niet altijd uitvoerbaar) en het invoeren van een procedure ten behoeve van het snel doorvoeren van ontwikkelingen en innovaties (dit maakt inmiddels onderdeel uit van het beleid. Het opgerichte SICT SF speelt hier een nadrukkelijke rol in).»

De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat de Staatssecretaris 32 van de 47 maatregelen van het CvO inmiddels heeft gerealiseerd. De vaststelling van de realisatie van een maatregel vindt plaats na een interne audit van het resultaat van die maatregel. De leden van de CDA-fractie vragen hoe een dergelijke interne audit eruit ziet en aan welke voorwaarden dat dient te voldoen.

De Staatssecretaris geeft aan dat de 13 nog lopende maatregelen in de meeste gevallen een langere doorlooptijd hebben. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om de dertien maatregelen nog een keer beknopt op te noemen en per maatregel de vertraging ten opzichte van de oorspronkelijke planning aan te geven.

Uit het overzicht van maatregelen lijkt het beeld te ontstaan dat het KCT afhankelijk is van andere organisatieonderdelen om nachtzicht- en communicatiemiddelen aan te schaffen. In hoeverre is met de oprichting van het SOCOM ook geregeld dat het SOCOM zelfstandige verwervingscapaciteit krijgt, zo vragen de leden van het CDA.

De leden van de D66-fractie spreken hun bewondering uit voor het voortvarend realiseren van 32 van de 47 maatregelen door Defensie. Deze leden vragen of de Staatssecretaris bereid is om over de 13 nog lopende maatregelen met een langere looptijd aan de Kamer te rapporteren.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat van de 47 door de CvO benoemde maatregelen er inmiddels 32 zijn gerealiseerd. Deze leden vragen een overzicht van de maatregelen die nog niet zijn uitgevoerd en wanneer de afronding naar de huidige planning plaats zal vinden.

Schietinstructeurs

De Staatssecretaris geeft aan dat de schietinstructeurs zijn bijgeschoold, een hoger aantal dan oorspronkelijk benoemd is. De leden van de CDA-fractie vragen over welke niveau (H)SI dit gaat. Is er, zoals in het verleden, nog steeds sprake van dat voor het Korps Commando Troepen ook KCT-HSI worden opgeleid? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Voor het KCT geldt dat de schietoefeningen voor een deel van een hogere moeilijkheidsgraad en een meer specialistische niveau zijn dan van infanterie-eenheden.

Veiligheidskritische voorschriften

Het is positief om te lezen dat de maatregelen, die als noodzakelijk zijn aangemerkt om hiaten in de veiligheidskritische voorschriften en tekortkomingen bij de uitvoering van die voorschriften op te heffen, in gang zijn gezet en de meeste ook al zijn afgerond. De leden van de CDA-fractie zijn ermee bekend dat de veiligheidskritische voorschriften ook nog een nadere doorvertaling hebben. Deze leden vragen daarom of de Staatssecretaris het dan ook heeft over de kwalificatieprofielen, de opleiding- en trainingsvoorstellen, de benodigde training support package en de learning support package. Eén van de problemen breed in de defensieorganisatie is het ontbreken van gekwalificeerde officieren en onderofficieren om dergelijke documenten op te stellen. In hoeverre heeft het KCT met dergelijke tekorten te maken?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het nog lopende onderzoek naar extra veiligheidsbarrières. Deze leden vragen waarom dit onderzoek nog niet is afgerond en waarom er bijvoorbeeld lang moet worden nagedacht over een functionaliteit als een noodknop, aangezien nut en noodzaak van noodknoppen door deze leden als tamelijk evident wordt beschouwd.

Typeclassificatie van munitie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat de inhaalslag op het gebied van typeclassificatie van munitie naar verwachting eind dit jaar zal worden afgerond. Zij vragen de Staatssecretaris de Kamer na afronding van deze inhaalslag te informeren over de uitkomsten van de uitgevoerde typeclassificatie per soort munitie en eventuele vervolgacties bij de constatering van gebreken tijdens dit proces.

Inleiding

Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van de brief over de voortgang van de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van het schietongeval in Ossendrecht.

Met mijn brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen die zijn genomen na het noodlottige ongeval waarbij sergeant der eerste klasse Sander Klap van het Korps Commandotroepen (KCT) om het leven kwam. De genomen maatregelen moeten een bijdrage leveren aan het verbeteren van de veiligheid tijdens de opleidingen, trainingen en oefeningen van het KCT. Maatregelen alleen zijn echter niet genoeg om de veiligheid te borgen. Veiligheid moet onderdeel zijn van het dagelijks handelen van leidinggevenden en medewerkers. Daarvoor moet gedrag veranderen en het bewustzijn worden vergroot. Onder meer de oprichting van het Schiet Instructie en Controleteam Special Forces (SICT SF), dat zowel een toetsende als adviserende rol heeft, draagt daaraan bij. SICT SF voert sinds januari 2018 controle en toezicht uit bij alle gevechtsschiettrainingen en -opleidingen van de speciale eenheden. De inzet van dit team vergroot de bewustwording van risico’s en het veiligheidsbewustzijn.

Werken bij Defensie en zeker bij het KCT is en blijft echter risicovol en daarbij zijn incidenten of ongelukken helaas niet volledig uit te sluiten. De bewustwording van de risico’s en het juist handelen daarbij moet echter worden verbeterd en daar werken we binnen de Defensieorganisatie hard aan.

Hieronder ga ik in op de vragen van de verschillende fracties.

Schiethuis

De leden van de VVD-fractie vragen hoe vaak het voorkomt dat, voor oefeningen die niet kunnen worden uitgevoerd op de tijdelijke faciliteit, gebruik wordt gemaakt van schietbanen in het buitenland totdat het nieuwe schiethuis gereed is. Zij vragen ook of dit leidt tot situaties waarbij door de noodzaak om naar het buitenland uit te wijken, minder dan gewenst wordt geoefend met schieten.

De 3 squadrons van de Netherlands Maritime Special Operations Forces (NL MARSOF) en de 4 operationele compagnieën van het Korps Commando Troepen (KCT) trainen tenminste elk een periode van gemiddeld 2–3 weken per half jaar in een live fire schiethuis in het buitenland. De opleiding tot Operator Special Forces (geldt voor NL MARSOF en KCT) bevat een periode waarin effectief 2 weken in een live fire schiethuis wordt getraind. Deze faciliteiten worden tijdig ingepland en zijn beschikbaar. Het gebruik van deze buitenlandse schiethuizen leidt niet tot de situatie dat er minder kan worden geoefend.

De schietfaciliteiten in het buitenland die worden gebruikt door de SOF-eenheden zijn beoordeeld door de Militaire Commissie Gevaarlijke Stoffen (MCGS). In het geval dat nieuwe faciliteiten in het buitenland door SOF-eenheden worden gebruikt, worden deze vooraf beoordeeld door de MCGS.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de achterliggende oorzaken zijn van het verschuiven van de planning van realisatie en ingebruikname van het schiethuis. Ook vragen zij welke beperkingen voortvloeien uit het feit dat Ossendrecht de beoogde locatie is. Tevens vragen zij in hoeverre andere locaties zoals de Harskamp of ’t Harde zijn overwogen. Daarnaast vragen zij welke inzichten uit de verkennende marktconsultatie zijn gekomen.

De aanpassing van de planning heeft meerdere oorzaken. Allereerst is lange tijd onduidelijk geweest wat als geschikte locatie kon dienen voor een nieuw schiethuis voor het KCT. In 2016 is een locatieonderzoek uitgevoerd door het Rijks Vastgoedbedrijf (RVB) waarbij alle militaire locaties in Zuid-Nederland zijn onderzocht, ook de locaties die op de afstotingslijst stonden. Hierbij was de reistijd vanuit de Engelbrecht van Nassaukazerne te Roosendaal (de thuisbasis van het KCT) een criterium. Uit dat onderzoek kwam de Koningin Wilhelminakazerne in Ossendrecht als voorkeurslocatie naar voren. Daarnaast is het Programma van Eisen in de loop der tijd een aantal maal aangepast door nieuwe ontwikkelingen en andere wijzen van optreden.

Ook het rapport van het CEAG, dat is opgesteld naar aanleiding van onderzoek naar schietgassen op schietbanen, heeft geleid tot aanpassing van het Programma van Eisen voor het bouwen van nieuwe schiethuizen. Het totaal aantal aanpassingen werd daardoor zo groot dat het RVB een geheel nieuw Programma van Eisen op moest stellen, met de vertraging als gevolg.

Er is een aantal beperkingen bij de locatie Ossendrecht te onderkennen. Deze locatie stond op de lijst van af te stoten objecten en is daar in 2018 vanaf gehaald. Omdat Defensie jarenlang geen gebruik van de kazerne heeft gemaakt is het militair gebruik van de kazerne niet als bestaand gebruik opgenomen in het beheerplan van het N2000 gebied De Brabantse Wal. Daardoor moeten de bouw en het gebruik vergund worden in het kader van de Wet natuurbescherming. Hiervoor moeten onderzoekstrajecten doorlopen worden en dient mogelijk compensatie plaats te vinden. Dit zijn trajecten die veel tijd in beslag nemen.

Over de marktconsultatie kan ik u het volgende berichten. Deze consultatie is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de mogelijkheden van de markt om een SF-schietfaciliteit te ontwerpen, te bouwen en op te leveren voor einde 2020. Daarnaast is onderzocht of het één-op-één gunnen van deze opdracht tot tijdswinst kan leiden. Uit de marktconsultatie is gebleken dat er bedrijven zijn die technisch gezien de gevraagde schietbanen kunnen ontwikkelen en bouwen. De eerder geïnventariseerde en voor het gebruik maatgevende risico’s, zoals het verkrijgen van diverse vergunningen en beoordeling en advisering door verantwoordelijke Defensie-instanties, blijven, ook in deze constructie, bij Defensie liggen.

De marktconsultatie heeft niet geleid tot mogelijkheden voor versnelling. De realisatie van het schiethuis wordt, met de huidige inzichten, zeker niet voor 2022 voorzien.

De leden van de CDA-fractie vragen ook welke oefeningen op de «prefab» modulaire schietbaan kunnen worden uitgevoerd. En welk percentage van de oefeningen die in een schiethuis gehouden kunnen worden, zij vervangen. Tot slot vragen zij wat de kosten van de aanschaf hiervan zijn?

De tijdelijke prefab oplossing kan niet worden gezien als volledige vervanging voor het oefenen in buitenlandse schiethuizen. Reden hiervoor is dat de tijdelijke prefab oplossing niet de volledige trainingsmogelijkheden biedt die de SOF operators nodig hebben. De tijdelijke prefab oplossing is een faciliteit waarin kan worden opgewerkt naar het basisniveau van optreden in een schiethuis en wordt gebruikt in het opwerktraject van de operators voordat zij de buitenlandse schiethuizen gaan gebruiken. Beide faciliteiten zijn derhalve complementair aan elkaar. Van het totale opwerk en trainingstraject van operators vindt momenteel ongeveer 20% in Nederland plaats. Eenvoudige basis scenario’s worden in Nederland beoefend, complexe en grootschalige trainingen vinden plaats in het buitenland.

De kosten voor de prefab schietfaciliteit, die bestaat uit twee schietbanen, waren circa € 5,4 miljoen. Het uitgangspunt is dat deze prefab schietfaciliteit in Roosendaal blijft staan als het nieuwe schiethuis in Ossendrecht is gerealiseerd.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de vertraging in het reorganisatietraject en de geplande capaciteitsuitbreiding. Specifiek vragen zij hoe groot de vertraging inmiddels is en op welke termijn de procesgang vlot getrokken gaat worden.

Reorganisaties worden bij Defensie uitgevoerd volgens de regeling Uitvoering Reorganisaties Defensie (URD). Voor alle defensieonderdelen is de verwachting dat het URD traject voor de groei van de veiligheidsorganisatie dit jaar wordt afgerond. Bij vier defensieonderdelen zijn de vacatures inmiddels ook gepubliceerd. Voor de groei van de organisatie en uitbreiding van de capaciteit is echter niet alleen het formele reorganisatietraject van belang. Het werven en opleiden van nieuwe medewerkers met de juiste, specifieke kenmerken en kwaliteiten kost tijd. Voor de totale veiligheidsorganisatie zijn veel nieuwe mensen nodig, meer dan 260. Binnen de Defensieorganisatie zijn onvoldoende mensen met de juiste opleiding en ervaring beschikbaar en intern werven leidt tot het risico van het vullen van gaten met gaten. Defensie is daarom aangewezen op het werven uit de markt. Gelet op het benodigde aantal nieuwe medewerkers en de tijd die het kost om te werven en op te leiden, in relatie tot de beschikbaarheid op de markt is mijn hoop nu dat we in 2021 een gevulde veiligheidsorganisatie hebben.

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre aan de veiligheidsvoorschriften wordt voldaan bij de tussentijdse (prefab) oplossing door middel van een modulaire schietbaan.

Ook de leden van de GroenLinks-fractie vragen of met de «prefab» schietbaan, en buitenlandse schietbanen, voldaan wordt aan alle veiligheidseisen die gesteld zouden moeten worden op basis van het onderzoek van de OVV en de Commissie van Onderzoek (CvO), en of de regering dit aan de hand van beide adviezen kan beargumenteren en inzichtelijk maken.

Hierop kan ik beantwoorden dat voor schietoefeningen op de prefab schietbaan dezelfde veiligheidsvoorschriften gelden als op andere goedgekeurde Nederlandse schietbanen voor die schietoefeningen.

De modulaire prefab schietbaan/-faciliteit voor het KCT bestaat uit twee banen. Beide prefab schietbanen zijn door de Militaire Commissie gevaarlijke Stoffen (MCGS) vrijgegeven voor gebruik. Baan 2 heeft een apart deel dat is ingericht voor het beoefenen van close quarter battle (CQB). Dit deel van de baan voldoet nog niet aan alle veiligheidseisen voor gebruik voor CQB-oefeningen en is derhalve nog niet vrijgegeven.

Momenteel wordt de regelgeving voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen (MP 40–30) herzien. Hiermee wordt de aanbeveling van de OvV in haar rapport «Veilig oefenen, lessen uit schietongeval Ossendrecht» gestand gedaan dat veiligheidskritische voorschriften aangepast dienen te worden.

De MCGS heeft diverse buitenlandse schietbanen beoordeeld voor het gebruik door Nederlandse eenheden, waaronder het KCT. Indien een beoordeling heeft plaatsgevonden, wordt door de MCGS een nota opgesteld, waarin wordt beschreven onder welke voorwaarden de buitenlandse schietbaan, door Nederlandse eenheden, veilig gebruikt kan worden.

Zoals hierboven is beschreven, werkt het KCT al conform de CDS Instructie SOF 001 «Gebruik schietfaciliteiten door Speciale Eenheden», en zijn de banen die in het buitenland worden gebruikt door speciale eenheden beoordeeld en vrijgegeven door de MCGS.

In aanvulling op de reeds bestaande regelgeving bij schiettrainingen worden door de Commandant van het Nederlandse Special Operations Command (C-NLD SOCOM) aanvullende richtlijnen verstrekt voor een getrapte opbouw van schietopleidingen en -trainingen van speciale eenheden, veiligheidsmaatregelen bij schiettrainingen en voor het gebruik van nationale en internationale schietfaciliteiten (waaronder ook schiethuizen en overige CQB-faciliteiten). De naleving van deze regelgeving en richtlijnen wordt gecontroleerd door het SICT SF.

Regelingen en richtlijnen bepalen hoe een schietfaciliteit kan en mag worden gebruikt. Het blijft echter altijd de afweging van de operationele commandant of hij de situatie ter plaatse voldoende veilig acht om een oefening of training uit te voeren.

Rapport Commissie van Onderzoek (CvO)

De leden van de fracties van de VVD, het CDA, D66 en Groen Links vragen naar de status van de nog lopende maatregelen.

Van de nog lopende maatregelen heeft de realisatie van het schiethuis een langere horizon. Het Plan van Eisen voor niet-doorschietbare wanden wordt hierin meegenomen. De verdere verbetering en borging van simulatie voor Counter Terrorism (CT) schietopleidingen is een doorlopend proces geworden. Van de overige maatregelen is de verwachting dat ze dit jaar worden gerealiseerd. De maatregelen zijn verdeeld in clusters. Over de voortgang kan ik het volgende berichten.

Opleidingen

– De CvO heeft geadviseerd om ook op schietfaciliteiten buiten beheer van Defensie de eigen baanorganisatie te gebruiken. In samenhang met het voorschrift MP 40–30 zullen een CDS aanwijzing en instructie voor schietbaan organisatie worden geformaliseerd.

– Een aanbeveling van de CvO was om de CT/assaulters course beter te documenteren, met kwalificatieprofielen als grondslag. De opleiding is in concept gereed en wordt momenteel in de praktijk uitgevoerd. Deze opleiding wordt geëvalueerd en zal in Q2 2019 haar definitieve vorm krijgen.

– De gewenste nachtzicht apparatuur (NVG) is inmiddels geleverd aan het KCT. De Persoonlijke Operationele Radio (POR) wordt, overeenkomstig de planning, in Q2 2019 verstrekt.

Infra

– Het inbouwen van extra veiligheidsbarrières in de infrastructuur wordt voor de schiethuizen in Harskamp en de prefab Roosendaal onderzocht. De uitkomsten worden in het derde kwartaal verwacht. Inmiddels is wel een aantal maatregelen genomen, zoals het gebruik van kogelvangers. De verwerving van andere munitie, waardoor bijvoorbeeld de kans op ricochet wordt verkleind, is in gang gezet.

Voorschriften

– De aanbeveling van de CvO was om het opstellen van voorschriften en schiettabellen, en de bewaking van de kwaliteit daarvan functioneel te scheiden.

De werkgroep Verbijzonderd Schietbeleid harmoniseert het schietbeleid van de speciale eenheden tot een Verbijzonder Schietbeleid (VSB) NLD SOCOM. De eenheden hebben inmiddels de voor hen geldende schiettabellen voor de opleidingen en operationele eenheden geüpdatet en waar nodig uitgebreid. Dit alles gebeurt in nauw onderling overleg tussen de eenheden, met het SICT SF en met instanties zoals de MCGS. Onlangs is door de projectgroep Verbeteren Uitvoeringsketen KKW schieten, het advies gegeven om een Joint Expertise Centrum KKW en een Joint Toezichthouder op te richten. De opdracht daartoe wordt binnenkort gegeven.

– De CvO heeft geadviseerd om de achterstand bij de typeclassificatie van munitie zo snel mogelijk weg te werken.

De inhaalslag van de typeclassificatie wordt uitgevoerd en wordt naar verwachting eind dit jaar afgerond. Bij de uitvoering van deze inhaalslag is Defensie onder andere afhankelijk van tijdige aanlevering van documentatie door andere landen/leveranciers.

Procedures

Versie 3.0 van het PSMV (People Soft Systeem Melding Voorvallen) is in ontwikkeling. De afronding wordt eind dit jaar verwacht.

Ongevallen protocol tussen Defensie en het Openbaar Ministerie (OM)

Het opmaken van dit protocol loopt nog. Er is een permanente verbindingskamer van defensie bij het OM in Arnhem. Deze verbindingskamer heeft de taak om o.a. ongevallen met het OM te coördineren. De verbindingskamer krijgt direct alle meldingen vanuit PSMV. Hier zit dus geen ruis en of tijdverlies tussen.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie welke stappen de Staatssecretaris zet om te voorkomen dat tussentijds niet, of zo min mogelijk, wordt gewisseld van projectmanager, indien de Staatssecretaris niet bereid is deze aanbeveling over te nemen. Deze leden stellen deze vraag naar aanleiding van het in de brief gestelde dat «twee geadviseerde maatregelen niet of anders worden uitgevoerd. Dit betreft het niet tussentijds wisselen van een projectmanager (daar wordt in de praktijk zoveel als mogelijk al invulling aan gegeven, maar is niet altijd uitvoerbaar) en het invoeren van een procedure ten behoeve van het snel doorvoeren van ontwikkelingen en innovaties (dit maakt inmiddels onderdeel uit van het beleid. Het opgerichte SICT SF speelt hier een nadrukkelijke rol in).»

Het is in de praktijk helaas niet te garanderen dat een projectleider gedurende de gehele looptijd aan een project verbonden blijft, onder meer door de duur van projecten en functieroulatie. Het zorgen voor een goede inrichting van de projectorganisatie en een goede overdracht bij personeelswisselingen biedt de beste garantie tot behoud van kennis.

Het nieuwe defensie schietbeleid is zo ingericht dat het voldoende mogelijkheden biedt om innovaties snel door te voeren en is daarmee onderdeel van de standaard bedrijfsvoering geworden. Beide maatregelen worden daarom niet verder uitgevoerd en worden beschouwd als geïmplementeerd.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de interne audit eruit ziet die leidt tot de vaststelling van de realisatie van een maatregel en aan welke voorwaarden dat dient te voldoen.

De controle op uitvoering van verbetermaatregelen is gekoppeld aan de aard van de verbetermaatregel. De aanpassing van procedures betekent niet automatisch dat deze ook zo worden uitgevoerd. Met de invoering van het «three lines of defense» concept (1. Lijn is verantwoordelijk, 2. Specialist adviseert, 3. Auditor voert toezicht) in het schietbeleid voor Special Forces, houdt het SICT-SF als de derde lijn, toezicht op de correcte uitvoering van (herziene) procedures. Maatregelen op het vlak van infrastructuur of materieel worden gereed gemeld bij oplevering aan de gebruiker. Maatregelen op het vlak van de organisatie worden gereed gemeld door het defensieonderdeel bij daadwerkelijke vulling. De voortgang van de verbetermaatregelen Ossendrecht wordt bewaakt door de veiligheidsorganisatie van de CDS en in samenwerking met de defensieonderdelen gemonitord.

Ook vragen de leden van de CDA-fractie in hoeverre met de oprichting van het SOCOM ook is geregeld dat het SOCOM zelfstandige verwervingscapaciteit krijgt.

Binnen Defensie is de technische kennis en de inkoopcapaciteit per assortiment centraal belegd. Het KCT maakt daar ook gebruik van. Het is niet mogelijk om overal binnen Defensie kennis en kunde te beleggen op het gebied van alle assortimenten. De specifieke kenmerken van speciale operaties (snelheid/kleinschaligheid) vereisen een kort cyclisch «voorzien-in» proces dat momenteel door SOCOM in samenwerking met betrokken Defensieonderdelen wordt onderzocht. De intentie is om in het najaar een verbetermaatregel door te voeren en de toekomstige rol van SOCOM in een aangepast «voorzien-in» proces vast te stellen.

Schietinstructeurs

De leden van de CDA-fractie vragen over welk niveau (H)SI het gaat, waar is gesproken over de bijscholing van de schietinstructeurs. En of er, zoals in het verleden, nog steeds sprake van dat voor het Korps Commando Troepen ook KCT-HSI worden opgeleid.

De schietinstructeurs van het KCT die verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding en uitvoering van schiettrainingen voor de opleidingen en de operationele eenheden, zijn opgeleid tot Hoofd Schietinstructeur 2+ KCT. Diegenen die belast worden met de organisatie van schietoefeningen in schiethuizen worden daarnaast ook opgeleid tot CT-instructeur (Counter Terrorism/specialist CQB-faciliteiten). In 2018 is er een kwalitatieve en kwantitatieve inhaalslag gemaakt door personeel bij te scholen en extra op te leiden.

Veiligheidskritische voorschriften

De leden van de CDA-fractie zijn ermee bekend dat de veiligheidskritische voorschriften ook nog een nadere doorvertaling hebben. Zij vragen daarom of de Staatssecretaris het dan ook heeft over de kwalificatieprofielen, de opleiding- en trainingsvoorstellen, de benodigde training support package en de learning support package.

Ja dat is het geval. De doorvertaling in kwalificatieprofielen, opleidings- en individuele trainingsvoorstellen en kwalificaties met bevoegdheidscertificaat-codes (BC-code) vindt plaats. Ook zijn schiettabellen, Training Support Packages en Learning Support Packages aangepast. Om in lijn te blijven met nieuwe ontwikkelingen, is dit een continue proces.

De leden van de CDA-fractie stellen dat één van de problemen breed in de defensieorganisatie het ontbreken van gekwalificeerde officieren en onderofficieren is, om dergelijke documenten op te stellen. Zij vragen in hoeverre het KCT met dergelijke tekorten te maken heeft.

Ik kan u melden dat door het KCT het afgelopen jaar is geïnvesteerd in ontwikkelcapaciteit voor opleidingen en individuele training (O&iT), waardoor zij thans over voldoende functionarissen beschikt om de kwalificatieprofielen, Training Support Packages en Learning Support Packages op te stellen. De bestaande documenten zijn geactualiseerd, zodat de opleidingen en trainingen op een veilige wijze kunnen worden uitgevoerd. De ontwikkeling en instandhouding van O&iT documenten is een continu proces. De trainingen en opleidingen worden voortdurend aangepast aan het operationele werkveld en dit wordt verwerkt in de bestaande kwalificatieprofielen en overige O&iT documenten.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het nog lopende onderzoek naar extra veiligheidsbarrières. Deze leden vragen waarom het onderzoek naar extra veiligheidsbarrières nog niet is afgerond en waarom er bijvoorbeeld lang moet worden nagedacht over een functionaliteit als een noodknop, aangezien nut en noodzaak van noodknoppen door deze leden als tamelijk evident wordt beschouwd.

Zoals ik eerder al heb vermeld liggen eisen voor schietbanen vast in MP 40–30, die momenteel wordt herzien. In de huidige concepttekst zijn diverse veiligheidsbarrières voor schiethuizen omschreven (eisen aan gebruikt materiaal, verminderen kans op ricochet). Daarnaast worden veiligheidsbarrières ook ingebouwd door het (correct) uitvoeren van procedures. Dit is geborgd in het verbijzonderd schietbeleid KCT. Vooral het aanscherpen van de procedures in combinatie met het opleiden en beter briefen van veiligheidspersoneel is een kwalitatieve impuls. Of een vaste noodknop de beste oplossing is om een schietoefening te stoppen wordt onderzocht aangezien bij dynamische oefeningen andere oplossingen mogelijk effectiever zijn en ook op de verschillende schietbanen te gebruiken zijn.

Typeclassificatie van munitie

De leden van de GroenLinks-fractie vragen om de Kamer na afronding van de inhaalslag te informeren over de uitkomsten van de uitgevoerde typeclassificatie per soort munitie en eventuele vervolgacties bij de constatering van gebreken tijdens dit proces.

Ik verwacht dat de inhaalslag van de typeclassificatie aan het einde van dit jaar wordt afgerond. Defensie is daarbij wel afhankelijk van medewerking van andere landen en leveranciers voor het tijdig toesturen van alle relevante informatie. Ik zal uw Kamer informeren over de afronding van de inhaalslag van de typeclassificatie.