Kabinetsreactie verslag rapporteurs Brexit
Lidmaatschap van de Europese Unie
Brief regering
Nummer: 2019D10536, datum: 2019-03-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-23987-328).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 23987 -328 Lidmaatschap van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2019Z05061:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2019-03-19 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-04 15:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2019-04-10 12:00: Debat over de Europese top van 10 april 2019 (Plenair debat (overig)), TK
- 2019-04-11 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-05-15 13:15: Raad Algemene Zaken dd 21 mei 2019/Subsidiariteit (Algemeen overleg), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie
Nr. 328 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2019
Op 26 februari 2019 stelden de rapporteurs Anne Mulder (VVD), Omtzigt (CDA) en Asscher (PvdA) hun verslag vast inzake de Brexit (Kamerstuk 23 987, nr. 320). Van dit verslag heeft het kabinet met belangstelling kennisgenomen. Het verslag bevat een aantal aanbevelingen aan de regering alsmede aan uw Kamer en Kamercommissies.
Het kabinet constateert dat de aanbevelingen van de rapporteurs grotendeels overeenkomen met de inzet van het kabinet. In deze reactie gaat het kabinet in op de aanbevelingen die in het verslag aan de regering zijn gericht.
Voor de leesbaarheid van deze reactie zijn de aanbevelingen onderscheiden naar aanbevelingen over Brexit algemeen en aanbevelingen specifiek voor een no deal scenario en zijn ze genummerd. Hieronder worden de aanbevelingen een voor een besproken.
Aanbevelingen Brexit algemeen
1. Inzet onderhandelingen toekomstige relatie: «Nederland moet goed weten wat het wil en wie op welk terrein bondgenoten zijn».
In paragraaf 5.2 schrijven de Brexit-rapporteurs dat Nederland zich moet blijven voorbereiden op alle scenario’s, inclusief het scenario dat een deal over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk (hierna: VK) uit de Europese Unie (hierna: EU) kan worden gesloten en de onderhandelingen over de toekomstige relatie tussen de EU en het VK na de terugtrekking van het VK uit de EU (hierna: Brexit) van start kunnen gaan.
Het kabinet heeft de Nederlandse belangen voor de toekomstige relatie goed in beeld en brengt die reeds sinds het van start gaan van de onderhandelingen actief in het Brusselse proces in. Deze belangen staan dan ook goed op het netvlies van andere lidstaten en van de Commissie, die de onderhandelingen over de toekomstige relatie op basis van een door de Raad verleend mandaat namens de EU zal leiden. In zowel de richtsnoeren van de Europese Raad voor de onderhandelingen over de politieke verklaring over het kader voor de toekomstige betrekkingen als de politieke verklaring zelf zijn de Nederlandse belangen benoemd en inhoudelijk in voldoende mate gedekt. De politieke verklaring vormt daarmee voor Nederland een goede basis voor het opstellen van de mandaten voor de onderhandelingen over de toekomstige relatie. Via de contacten met andere lidstaten gedurende de afgelopen periode heeft het kabinet een beeld van het krachtenveld binnen de Europese Unie voor de toekomstige relatie tussen de EU en het VK. Het kabinet zal ook bij het opstellen van de mandaten de Nederlandse belangen actief voor het voetlicht blijven brengen en nauw contact houden met andere lidstaten om zo goed en effectief mogelijk te opereren in het speel- en krachtenveld binnen de EU.
2. Scenario verlenging artikel 50 VEU termijn: «Nederland moet voorbereidingen treffen voor de mogelijke scenario’s van uitstel en daarbij ingaan op de vragen wat te doen met de deelname van het VK aan de EP-verkiezingen, de bijdrage van het VK aan de EU-begroting tijdens uitstel en de inzet voor de MFK-onderhandelingen».
In paragraaf 5.2 van het verslag roepen de Brexit-rapporteurs het kabinet op om ook voorbereidingen te treffen voor het scenario dat de Brexit wordt uitgesteld, oftewel het scenario dat de termijn voor artikel 50 van het Verdrag van de EU (VEU) wordt verlengd. De Brexit-rapporteurs vragen zich af wat te doen met de deelname van het VK aan de EP-verkiezingen, de bijdrage van het VK aan de EU-begroting tijdens een verlenging en de inzet voor de nieuwe MFK-onderhandelingen.
Op 12 maart 2019 heeft het Britse Lagerhuis tijdens een tweede meaningful vote opnieuw geen goedkeuring gegeven aan het terugtrekkingsakkoord, de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen en de gezamenlijke documenten waarover het VK en de Europese Commissie op 11 maart 2019 overeenstemming bereikten.
De regering van Premier May heeft het Britse Lagerhuis op 13 maart 2019 gevraagd of er steun is om op 30 maart 2019 zonder een terugtrekkingsakkoord uit de EU te vertrekken. Nu voor dit voorstel geen meerderheid bestaat in het Britse Lagerhuis zal de regering van Premier May het Britse Lagerhuis op 14 maart 2019 vragen in te stemmen met de indiening van een verzoek aan de EU27 om een verlenging van de artikel 50 VEU termijn. Indien het Lagerhuis hiermee instemt, zal de regering van Premier May naar verwachting kort daarna een verzoek indienen bij de EU27 voor verlenging van de artikel 50 VEU termijn. Over de inhoud van deze motie en een eventueel verzoek tot verlenging is op het moment van schrijven nog niets bekend.
Uit artikel 50 VEU volgt dat de termijn van twee jaar om tot een terugtrekkingsakkoord te komen – en die afloopt op 29 maart om 24:00u Nederlandse tijd – kan worden verlengd. Artikel 50 VEU spreekt zich niet uit over de (maximaal mogelijke) duur van verlenging van de termijn en sluit meerdere opeenvolgende besluiten tot verlenging niet uit. Zoals de Brexit-rapporteurs terecht opmerken, zijn er afhankelijk van de duur van de verlenging van de termijn verschillende implicaties, bijvoorbeeld voor de EP-verkiezingen en voor de EU-begroting.
Als gevolg van een verlenging van de artikel 50 VEU termijn blijft het VK voor de duur van de verlenging een lidstaat van de EU. Als EU-lidstaat blijft het VK gebonden aan het EU-acquis en moet het VK voldoen aan alle rechten en plichten van het lidmaatschap van de EU.
Dit betekent onder meer dat, tot het moment dat het VK zich daadwerkelijk terugtrekt uit de EU, VK-burgers op grond van het Unierecht nog Unieburgers zijn en dat het VK zijn huidige 73 zetels in het Europees Parlement behoudt om te verzekeren dat zijn Unieburgers rechtstreeks worden vertegenwoordigd in het EP. Het betekent ook dat het VK, bij een verlenging tot na de start van de EP-verkiezingen op 23 mei 2019, op grond van het primaire Unierecht in beginsel EP-verkiezingen zal moeten organiseren en dat VK-burgers die in Nederland wonen alsnog zullen mogen stemmen voor de EP-verkiezingen. Het betekent verder dat de door de Europese Raad op 28 juni 2018 besloten gedeeltelijke herverdeling van de EP-zetels van het VK over een aantal andere lidstaten voor het EP 2019–2024 in dit geval wordt uitgesteld tot het moment dat het VK zich daadwerkelijk terugtrekt uit de EU. De eventuele tussentijdse toewijzing van de drie extra Nederlandse EP-zetels vindt in dat geval plaats op grond van de wet van 12 december 2018, houdende regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement (Stb. 2019, nr. 7).
Het betekent ook dat het VK verplicht is en blijft om bij te dragen aan de EU-begroting op basis van de afspraken in het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK). Alleen een verlenging tot ná 31 december 2020 zou gevolgen hebben voor de onderhandelingen over het nieuwe MFK en het Eigen Middelen Besluit en daarmee voor de Nederlandse inzet in deze onderhandelingen.
Mocht het VK daadwerkelijk een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn bij de EU27 indienen, dan zal de Europese Raad Artikel 50 hierover met eenparigheid van stemmen moeten beslissen. Ik informeerde uw Kamer, onder meer in mijn brief van 28 februari 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 323), dat het kabinet welwillend tegenover een eventueel verzoek om verlenging staat als er tegelijkertijd ook uitzicht is op een oplossing. Het kabinet hecht daarbij aan het behoud van de eenheid van de EU27.
3. Brexit-kosten: «Wij vragen het kabinet om de verschillende berekeningen van de Brexit-kosten op een rij te zetten en daar zijn oordeel over te geven»,
en
4. Brexit-kosten: «Wij vragen het kabinet om (op macroniveau) de kosten inzichtelijk te maken die Nederlandse bedrijven hebben gemaakt om zich voor te bereiden op de Brexit».
Voor het kabinet zijn de studies van het CPB en KPMG leidend in de analyse van de kosten van Brexit en vormen de basis van beleidsmatige en overige afwegingen. In reactie op het verzoek van de rapporteurs om verschillende berekeningen van de Brexit-kosten inzichtelijk te maken, wordt in deze beantwoording ook ingegaan op studies van de Rabobank, SEO en het ESB-artikel. Analyses van het CBS worden buiten beschouwing gelaten in deze beantwoording, omdat deze zien op de economische verwevenheid van Nederland en het VK via het handelskanaal1.
Bedrijven krijgen te maken met kosten als gevolg van tarifaire- en non-tarifaire handelsbelemmeringen in een no deal scenario. Zo valt de handel met het VK in een no deal scenario terug op betreffende WTO Most Favoured Nation-tarieven, die verschillen per sector. Daarnaast ervaren bedrijven in een no deal scenario een kostenstijging als gevolg van non-tarifaire handelsbelemmeringen, zoals onderzocht en gekwantificeerd in het KPMG-rapport.
Het Centraal Planbureau (CPB) onderzocht in 2016 de Nederlandse kosten van Brexit door minder handel op de langere termijn (in 2030). In een scenario waarbij sprake is van een terugval op WTO-handelsafspraken (WTO-scenario) worden de kosten van Brexit geschat op 1,2% van het Nederlandse Bruto Binnenlands Product (BBP) in 2030. Dit komt neer op 10 miljard euro, oftewel 575 euro per inwoner in 2030. Wanneer als gevolg van Brexit via de handel ook innovatie vermindert, ook wel dynamische effecten genoemd, kunnen de kosten oplopen tot 17 miljard euro, of 1.000 euro per inwoner in 2030. Dit komt neer op 2% van het BBP in 2030. In een scenario waarbij sprake is van een vrijhandelsakkoord tussen het Verenigd Koninkrijk (VK) en de EU (FTA-scenario) worden de kosten van Brexit geschat op 0,9% van het Nederlandse BBP in 2030. Dit komt neer op 8 miljard euro, oftewel 450 euro per inwoner in 2030. Wanneer Brexit via de handel ook innovatie vermindert, bedragen de kosten 1,5% van het Nederlandse BBP in 2030. CPB heeft ook becijferd welke sectoren het zwaarst worden getroffen door een Brexit bij een WTO-scenario. Dit zijn de voedselverwerkende industrie, de sector voor elektrische apparatuur, de motorvoertuigenindustrie en de chemiesector. Volgens het CPB zou Brexit in deze sectoren tussen de 4,8% en 5,5% aan productieverliezen kunnen leiden als er wordt teruggevallen op de WTO afspraken.
In opdracht van de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Landbouw, Natuur- en Voedselkwaliteit onderzocht KPMG de impact van non-tarifaire handelsbelemmeringen als gevolg van Brexit. KPMG concludeert dat in een no deal scenario (terugval op de WTO-afspraken) de jaarlijkse totale kosten voor het Nederlandse bedrijfsleven om te voldoen aan douaneformaliteiten voor invoer en uitvoer van goederen tussen het VK en Nederland 387 tot 627 miljoen euro bedragen. Van de zes onderzochte casussen geldt de kostenstijging in het bijzonder voor de vleessector en snijbloemensector. In de vleessector wordt een kostenstijging verwacht van ongeveer 0,7% tot 1,9% en in de snijbloemensector van ongeveer 0,8% tot 1,3%.
In reactie op het verzoek om verschillende berekeningen van de Brexit-kosten inzichtelijk te maken, wordt hieronder ingegaan op de onderzoeken van Rabobank, SEO en het ESB-artikel. Voor een appreciatie van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer verwijst het kabinet naar de daarbij gepubliceerde kabinetsreactie. In 2017 onderzocht de Rabobank de macro-economische effecten van Brexit op de langere termijn (in 2030). De conclusie van het onderzoek is dat bij een harde Brexit de kosten kunnen oplopen tot circa 35 miljard euro, oftewel een structureel verlies ter grootte van 4,25% van het BBP in 2030. De Rabobank schat de kosten hoger in dan het CPB door een verschil in aannames over de dynamische effecten (effect van handel op de productiviteitsgroei). Rabobank houdt rekening met zeven kanalen waarlangs productiviteit beïnvloed kan worden (handelskanaal, FDI, R&D, technologie spill-overs, aantal gewerkte uren, conjunctuur, VPB-belasting). Het CPB houdt in zijn productiviteitsmodel alleen rekening met het handelskanaal, omdat er voor de overige kanalen onvoldoende eenduidig empirisch bewijs is.
Het onderzoek van SEO Economisch Onderzoek (2019) en het ESB-artikel (2019) over de economische gevolgen van Brexit op de langere termijn baseren zich op de cijfers uit de onderzoeken van het CPB en het rapport van de Algemene Rekenkamer (2018). SEO Economisch Onderzoek concludeerde in 2019 in een korte analyse dat een no deal Brexit leidt tot kosten ter grootte van circa 34 miljard euro in 2030, oftewel 2,8 miljard euro per jaar, oftewel 164 euro per Nederlander per jaar. SEO telt hierbij de korte- en lange-termijn-kosten bij elkaar op, wat mogelijk een vertekend beeld geeft van de verdeling van de kosten over de jaren tot 2030. Het ESB-artikel combineert vervolgens verschillende berekeningen uit het eerdere CPB-onderzoek en het SEO-onderzoek (effect van Brexit op handelskosten en directe gevolgen voor de Nederlandse overheidsfinanciën) en vult dit aan met nieuwe aannames (cumulatieve toename handelskosten en indirecte gevolgen van Brexit voor de Nederlandse overheidsfinanciën). Dit artikel gaat er hierbij vanuit dat de CPB-berekening een puntschatting is (dus alleen in 2030) en niet cumulatief (dus van 2019 t/m 2030). Op basis van de aanname dat de handelskosten tussen 2019 t/m 2030 lineair (dus in gelijke mate) toenemen, berekenen de auteurs dat de totale kosten oplopen tot 100 miljard euro. De aanname in het ESB-artikel dat de CPB-bevindingen puntschattingen betreffen is onjuist.
De kosten die bedrijven reeds hebben gemaakt in de voorbereiding op Brexit zijn op dit moment niet inzichtelijk. Het is daarbij de vraag in hoeverre deze op verantwoorde wijze te kwantificeren en daarmee inzichtelijk te maken zijn, in het bijzonder op korte termijn. Wel wordt nauwgezet gevolgd in welke mate het bedrijfsleven zich aan het voorbereiden is, onder meer via reguliere onderzoeken van Kantar Public, waarover uw Kamer met enige regelmaat wordt geïnformeerd.
5. Toekomstige relatie na no deal: «Nederland moet draagvlak binnen de EU creëren om in no deal scenario de verhoudingen met het VK goed te houden en medestanders in de EU te zoeken om tot een nieuw, sterk en veelomvattend partnerschap met het VK te komen.»
De Brexit-rapporteurs geven in paragraaf 7 aan dat ook bij een no-deal scenario de opgave blijft bestaan om tot een nieuwe relatie tot de EU en het VK te komen. Daarnaast stellen de Brexit-rapporteurs dat het VK door de terugtrekking uit de EU weliswaar een derde land wordt, maar dat het VK niet zomaar een derde land wordt. De Brexit-rapporteurs pleiten er daarom voor om binnen de EU medestanders te zoeken om praktische nieuwe samenwerking met het VK te ontwikkelen en tot een nieuw, sterk en veelomvattend partnerschap met het VK te komen.
In de eerste plaats blijft het kabinet zich volop inzetten voor het vermijden van een no deal scenario. De beste manier om dit te doen is door in te blijven zetten op ratificatie van het terugtrekkingsakkoord, zodat dat in werking kan treden. Dit neemt echter niet weg dat het kabinet van mening is dat het VK zowel in een deal als in een no deal scenario een belangrijke partner en bondgenoot blijft, waarmee Nederland en de EU27 in de toekomst nauw moeten blijven samenwerken. In een no deal scenario zal in gezamenlijkheid met de EU27 en rekening houdend met het VK gezocht moeten worden naar een weg vooruit. Hierbij dient te worden aangetekend dat de belangen en randvoorwaarden van de EU27 en Nederland zoals opgenomen in de ER-richtsnoeren, die ten grondslag lagen aan de EU inzet voor zowel het terugtrekkingsakkoord als de politieke verklaring over het kader voor de toekomstige betrekkingen, niet zomaar van tafel zullen verdwijnen. Ook bij een no deal scenario zal hier rekening mee moeten worden gehouden.
Aanbevelingen bij een no deal scenario
6. Essentiële zaken moeten doorlopen: «Noodplannen voor problemen bij controles van de NVWA dienen klaar te zijn. Denk hierbij aan het tijdelijk onder strak horizontaal toezicht laten plaatsvinden van inspecties of afspraken met Duitsland dat zij controles op dieren uit Nederland, die daar geslacht worden, tijdelijk overneemt om capaciteit bij de NVWA vrij te maken.»
In paragraaf 5.1 geven de rapporteurs aan dat ook bij een no deal scenario essentiële zaken door moeten lopen, met speciale aandacht voor diensten die extra taken krijgen, zoals de NVWA. De NVWA heeft de noodscenario’s tijdig gereed en bereidt zich voor om met diverse maatregelen toch de noodzakelijke controles te waarborgen. Zoals eerder aan uw Kamer is gerapporteerd, kan dit wel tijdelijk gepaard gaan met een verminderd niveau van dienstverlening.
De opties die de rapporteurs aandragen zijn verkend, maar uiteindelijk niet in de noodscenario’s opgenomen. Horizontaal toezicht is slechts op een beperkt aantal terreinen mogelijk, ingewikkeld om te regelen en levert op korte termijn niet of nauwelijks personele capaciteit op. Samenwerking met Duitsland is in een eerder stadium verkend. Werving van dierenartsen aldaar was niet succesvol en Duitse toezichthouders hebben geen overschot aan dierenartsen.
7. Essentiële zaken: «En voor de douane dient er extra telefonische bereikbaarheid te zijn juist op het moment dat alle douaniers vol aan het werk zijn op de eerste dag na een harde Brexit».
Voor de klantcontactcentra van alle relevante diensten zijn afspraken gemaakt over hun bereikbaarheid rond de Brexit in geval van een no deal scenario, ook als dit in een weekend is. Een goede telefonische bereikbaarheid van de douane zal niet ten koste gaan van de operationele inzet van de douane in het kader van de Brexit.
8. Essentiële zaken: «De justitiesamenwerking dient op een hoog niveau voortgezet te worden, juist bij het delen van informatie in elkaars databases, die nu ook gebruikt worden. Indien nodig moeten erkenningen van VK databases, die nu ook aan EU regels voldoen, zeer snel geregeld worden.»
De Brexit-rapporteurs geven in paragraaf 5.1 over de voorbereidingen en maatregelen voor een no deal Brexit aan dat de justitiesamenwerking met het VK op een hoog niveau voortgezet moet worden, juist bij het delen van informatie in elkaars databases. De Brexit-rapporteurs stellen dat indien nodig de erkenningen van VK databases, die nu ook aan EU regels voldoen, zeer snel geregeld moet worden.
Nederland onderhoudt een hechte samenwerking met het VK op het terrein van interne veiligheid. Het blijft daarom de inzet van het kabinet om tot een terugtrekkingsakkoord met politieke verklaring over het kader voor de toekomstige betrekkingen te komen. Het kabinet deelt de wens van de Brexit-rapporteurs om ook in een no deal scenario een hoog niveau van samenwerking voort te zetten, binnen de mogelijkheden en beperkingen die gelden tussen de EU en een derde land. In dat scenario zullen de EU-instrumenten voor samenwerking en informatie-uitwisseling tussen politie en justitie vervallen en zal het VK worden ontkoppeld van alle EU-databases. Deze dragen nu bij aan een snelle en effectieve manier van samenwerken. Dit betekent onder andere dat de informatie-uitwisseling via het Schengen Informatiesysteem (SIS) komt te vervallen en de Britse gegevens uit deze database worden gewist. Het VK zal in een no deal scenario ook niet langer kunnen deelnemen aan Europol en Eurojust. Het VK heeft in de loop der tijd veel gegevens geleverd aan Europol en Eurojust die ook in de databases van deze organisaties zijn opgenomen. De daarop toepasselijke regelgeving bepaalt dat een land dat gegevens levert daarvan eigenaar blijft en zelf kan bepalen wat er met de informatie gebeurt die het reeds ter beschikking heeft gesteld. Voor het delen van informatie met het VK na de Brexit datum geldt dat dit zal moeten plaatsvinden op basis van de artikelen 25 en 26 van de Europolverordening en artikelen 56 t/m 59 van de Eurojustverordening, die de uitwisseling van persoonsgegevens met derde landen regelen. Daarnaast blijft samenwerking mogelijk op basis van relevante Raad van Europa-verdragen en van Interpol, en kan Nederland informatie uitwisselen met het VK via Nederlandse liaisons in het VK en Britse liaisons in Nederland.
Samenwerking op basis van deze terugvalopties is complexer en tijdrovender dan binnen de EU en vergt maatwerk. Daarnaast is de ruimte om bilaterale afspraken te maken met het VK beperkt. Om ook in die situatie de samenwerking en het veiligheidsniveau zoveel mogelijk te bestendigen, is op het terrein van politie en justitie een aantal maatregelen genomen. Hierover is uw Kamer geïnformeerd per brief van 18 januari jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 302). Zo is momenteel een project gaande om het Interpolkanaal te verbeteren en efficiënter te maken. Ook is er geïnvesteerd in extra capaciteit op het gebied van liaisons, zowel in het VK zelf als bij het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum (LIRC) ter ondersteuning van Britse liaisons in Nederland en van Nederlandse liaisons in het VK.
Ook bij een zorgvuldige voorbereiding door Nederland op een no deal Brexit zullen niet alle ongunstige gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de EU volledig kunnen worden opgevangen. De Nederlandse voorbereidingen zijn er evenwel op gericht om de politiële en justitiële samenwerking met het VK ook in de toekomst zo soepel mogelijk te laten verlopen en het veiligheidsniveau zoveel mogelijk te bestendigen.
9. Essentiële zaken: «Verder dient het conform de wens van de Kamer (zie Kamerstuk 35 078, nr. 24) mogelijk te zijn om bij kritieke geneesmiddelen en hulpmiddelen noodvergunningen af te geven en Britse (en in het Verenigd Koninkrijk) erkende hulpmiddelen en geneesmiddelen nog een tijd te blijven erkennen. Het blijkt immers ook mogelijk te zijn om voor vliegtuigen en derivaten de oude procedures nog even te laten doorlopen na een harde Brexit. Dat moet dat ook mogelijk zijn voor levensreddende medicijnen.»
De Minister voor Medische Zorg en Sport (MZS) heeft uw Kamer op 20 december (Kamerstuk 23 987, nr. 297) en 6 februari jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 311) geïnformeerd over de in gang gezette maatregelen op het terrein van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica, om de gevolgen van een no deal scenario voor de gezondheidszorg zoveel mogelijk te voorkomen of te verzachten. Daarbij gaat het o.a. om het opstellen van een overzicht van kritieke geneesmiddelen en een onderzoek naar kritieke medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica, het uitwerken en toepassen van handelingsopties (zowel nationaal als Europees) om problemen met de beschikbaarheid te voorkomen, alsook samenwerking met veldpartijen ter voorbereiding op een no deal scenario waarbij de Minister voor MZS de zorginstellingen en leveranciers nadrukkelijk heeft gewezen op hun verantwoordelijkheid zich actief op een eventuele No Deal Brexit voor te bereiden. Ook het treffen van voorbereidingen op basis van bestaande wetgeving voor het verlenen van ontheffingen voor de import van specifieke kritieke genees- en hulpmiddelen in het belang van de patiënt en de volksgezondheid vormt een onderdeel van deze handelingsopties. De Minister voor MZS zal uw Kamer op korte termijn nader informeren over de stand van zaken, mede naar aanleiding van de gewijzigde motie Omtzigt en Van den Berg over de aanpak van mogelijke gevolgen van een no deal scenario (Kamerstuk 35 078, nr. 9) die door uw Kamer op 12 februari is aangenomen (Handelingen II 2018/19, nr. 52, item 21) naar aanleiding van het plenaire debat over de Staat van de Europese Unie op 7 februari jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 51, item 10).
10. Ondersteuning sectoren en bedrijven: «Daarom stellen we voor dat als ultimo remedium de staat ook moet klaarstaan om levensvatbare sectoren en vooral de mensen voor wie werk tijdelijk wegvalt, tijdelijk extra bij te staan. Voor vissers onder Nederlandse vlag valt een groot deel van de viswateren bij Schotland weg. Indien een snelle deal met het VK over wederzijdse toegang en lage tarieven niet mogelijk blijkt te zijn, zal deze sector ondersteuning nodig hebben»,
en
11. «Op dezelfde manier zal, indien er langdurig grote problemen ontstaan bij in- en uitvoer, een snelle reactie nodig zijn om bedrijven niet te laten omvallen. In zo’n scenario kan gedacht worden aan een specifieke regeling voor bedrijven die afhankelijk zijn van handel met het VK en die zich wel grondig voorbereid hebben en gezocht hebben naar alternatieve afzetmarkten of toeleveranciers, maar desalniettemin in onredelijke mate getroffen worden door forse logistieke problemen of door tijdelijke stilleggingen van fabrieken in het VK waarvan zij toeleverancier zijn.»
Het kabinet ziet nu geen aanleiding voor de inzet van additionele instrumenten om de negatieve gevolgen van een no deal Brexit voor het bedrijfsleven op te vangen. Het no deal scenario is een sinds enige tijd voorzienbaar risico waarop bedrijven zich hebben kunnen voorbereiden. Er zijn diverse middelen ontwikkeld om bedrijven te ondersteunen in hun voorbereidingen. Zo biedt de Brexit Impact Scan hulp bij risicoanalyse, geeft het Brexitloket informatie en is er beperkt financiële steun via Brexit Vouchers beschikbaar.
Voor wat betreft visserij heeft de Europese Commissie voorgesteld dat in het geval van een no-deal Brexit vissers en eigenaren van vissersvaartuigen van de EU-lidstaten een tegemoetkoming kunnen ontvangen in het kader van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten. Nederland heeft dit voorstel verwelkomd, zoals aangegeven in de brief van 4 februari jl. over de voorstellen voor noodmaatregelen (Kamerstuk 23 987, nr. 310). Er zijn nog wel technische vragen en details uit te werken over hoe dit precies moet gaan werken. Nederland zal zich ervoor inzetten dat het voorstel zodanig wordt ingericht dat de Nederlandse visserij er optimaal gebruik van kan maken.
12. Zekerheid en rechtsbescherming: «Nederland moet de EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk (en vice versa de Britse burgers in de EU) rechtsbescherming en zekerheid over hun situatie na de Brexit te bieden, ook in een no deal scenario.»
De rechten van burgers zijn voor het kabinet altijd een hoge prioriteit geweest. Daarom treft het kabinet ook in geval van een no deal een fatsoenlijke oplossing. Zie voor de details van deze fatsoenlijke oplossing de brief van 7 januari jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 299). Ook de Europese Commissie heeft de lidstaten aangemoedigd om een genereuze opstelling t.a.v. de rechten van burgers te hanteren. Tevens bereidt het VK zich voor op een no deal scenario en heeft daarbij toegezegd de rechten van burgers zeker te stellen. De Britse overheid heeft eind vorig jaar (6 december 2018) over de rechten van EU-burgers een policy paper gepubliceerd2. Het kabinet ziet publicatie van dit paper als een positieve unilaterale stap van het VK om de eerdere toezeggingen van premier May op het gebied van burgerrechten in geval van een no deal te formaliseren. Het VK is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid in dit policy paper. Omdat het kabinet groot belang hecht aan het beschermen van de rechten van burgers, zal het hier in zijn contacten met de Britse regering aandacht voor blijven vragen.
13. Draaiboeken: «Verzoek om de Kamer inzage te verschaffen in de draaiboeken en het handelingsperspectief van de publieke diensten in de eerste 48 uur na de Brexit op 29 maart 2019.»
Een belangrijk uitgangspunt bij crisisbeheersing is dat zoveel mogelijk de reguliere lijnen en processen worden gevolgd. De crisisorganisatie wordt alleen ingezet wanneer dat noodzakelijk is. Op die manier wordt voorkomen dat parallelle overlegcircuits, uitvoeringsprocessen, handboeken of draaiboeken worden gecreëerd. Dit belangrijke uitgangspunt wordt ook bij voorbereiding op een no deal Brexit gevolgd. Op die wijze wordt verwarring en het maken van fouten zoveel mogelijk voorkomen.
Specifiek voor Brexit worden voorbereidingsmaatregelen zoveel mogelijk in kaart gebracht en doorgevoerd in reguliere processen. Als onderdeel van deze aanpak zijn interdepartementale themasessies georganiseerd waarbij beleid, uitvoering, toezicht en crisisexpertise zijn samengebracht om gezamenlijk te inventariseren welke ontwikkelingen zich mogelijk zouden kunnen voordoen, welke maatregelen tevoren al genomen kunnen worden om risico’s te verkleinen en om een indruk te krijgen van resterende risico’s. In deze zogenoemde scenario-intervisiesessies is bewust gewerkt met extreme scenario’s om het denken te prikkelen. Hier is de Kamer eerder over geïnformeerd.
Hierbij geldt bovendien dat scenario’s nooit een volmaakte voorspelling van de toekomst kunnen zijn. De werkelijkheid zal altijd – in meer of mindere mate – anders uitpakken. Crisisbeheersing maakt daarom voor Brexit geen gebruik van draaiboeken per scenario. om die reden worden voorbereidingsmaatregelen verwerkt in reguliere werkprocessen en worden voor Brexit geen aparte draaiboeken opgesteld. In het geval dat er een crisis ontstaat, wordt de reguliere nationale crisisstructuur daarom geactiveerd met de bijbehorende (generieke) crisishandboeken. Op die manier bestaat de grootst mogelijke flexibiliteit om met onvoorziene situaties om te gaan. Nadere informatie is beschikbaar via de website van de NCTV: https://www.nctv.Nederlandse/organisatie/cb/index.aspx.
Specifiek binnen het verkeerskundige domein wordt er gewerkt aan gecoördineerde verkeerscirculatieplannen en overige maatregelen om eventuele congestie in en rondom de ferryhavens tot een minimum te beperken. Rijksdiensten als Douane, NVWA, Politie, Koninklijke Marechaussee en Rijkswaterstaat, maar ook provincies (Noord-Holland en Zuid-Holland) en gemeenten (Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Velsen) zijn betrokken om cascade-effecten en voorbereidende maatregelen in kaart te brengen en in de planvorming te betrekken.
14. Draaiboeken: «Daarnaast vragen wij aandacht voor de calamiteitenoefeningen die in samenwerking met de decentrale overheden worden gepland. Wij dringen eropaan dat deze simulaties, ook op bestuurlijk niveau, tijdig voor de Brexit zijn afgerond. Het is tevens van belang dat niet alleen de gemeenten op bestuurlijk niveau (burgemeesters) maar ook de kustprovincies (Commissarissen van de Koning) betrokken zijn bij deze oefeningen.»
Simulaties en table-top oefeningen zijn onderdeel van de voorbereidingen en leiden steeds tot nieuwe inzichten en verbeteringen van de reguliere werkprocessen en bijbehorende handboeken. Dergelijke oefeningen zijn dan ook nooit echt afgerond. Rondom alle ferryhavens worden verkeerssimulaties gedaan in de Brexit Transport Tafels, en daar zijn ook gemeenten op bestuurlijk niveau op aangesloten. Uw Kamer is hierover op 28 februari per brief geïnformeerd (Kamerstuk 23 987, nr. 323).
Op 20 maart vindt er een bestuurlijk overleg plaats waarvoor de burgemeesters van negen betrokken gemeenten en de Commissarissen van de Koning van de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland zijn uitgenodigd. Tijdens dit overleg zal de laatste stand van zaken van de voorbereidingen op een (no deal) Brexit met hen gedeeld worden en worden besproken of nog aanvullende afspraken nodig zijn.
15. Draaiboeken: «Wij adviseren dat de uitkomsten van de calamiteitenoefeningen, inclusief de geconstateerde aandachtspunten, nog voor de Brexit met de Kamer worden gedeeld.»
De verschillende simulaties en table-top oefeningen hebben steeds plaats gevonden op operationeel niveau en met een mix van deelnemers vanuit zowel overheid als bedrijfsleven. Om te kunnen oefenen is door diverse partijen (bedrijfs-)vertrouwelijke informatie ingebracht. Uw Kamer is hierover op hoofdlijnen geïnformeerd (Kamerstuk 23 987, nr. 313 en Kamerstuk 23 987, nr. 323).
16. Brits douanebeleid: «Wat betekent de opschorting van controles aan de ene zijde van de grens (VK) voor de controles aan de andere zijde (EU)?»
Door het VK is aangekondigd dat het omwille van de logistieke doorstroming in de havens, het uitgangspunt flow over revenue zal hanteren, met als gevolg een vereenvoudiging van de douaneprocedures en een sterk verminderd toezicht in de Britse ferryhavens. Deze concessies op het reguliere douaneproces verminderen het vermogen van de Britse douaneautoriteiten om de goederenstroom te controleren. Bij gebruikmaking van de vereenvoudigde invoerprocedure lijkt het voor de Britse douaneautoriteiten bijna onmogelijk om een omvattend beeld te hebben van de goederenstromen die daadwerkelijk het VK binnenkomen en daarmee over een sluitende administratie te beschikken. Ook lijkt het tijdelijke vereenvoudigde proces gevoelig voor fraude zowel bij aangifte als betaling.
Aan EU-zijde worden géén concessies gedaan op de douaneprocedures en zal in de ferryhavens controle plaatsvinden op de goederenstromen van en naar het VK. Het jaar 2019 wordt door de Douane gebruikt om beter zicht te krijgen op de risico’s in de goederenstroom VK–Nederland en om een gerichte handhaving geleidelijk aan op te bouwen. Daarbij wordt ook gemonitord of de werkwijze aan de kant van het VK leidt tot extra risico’s. Op basis van geconstateerde risico’s wordt de handhaving aangepast.
17. Brits douanebeleid: «Betekent dit dat de controles en daarmee de wachtrijen zich verplaatsen van het VK naar de EU?»
Het is niet de verwachting dat mogelijke opschorting van controles aan Britse zijde effect zal hebben op controles en wachtrijen aan EU-zijde. De vereenvoudigde procedure in het VK ziet enkel op de import-controles aan de grens aan VK-zijde. Die import-controles aan Britse zijde staan los van de controles op de uitgaande stromen aan EU-zijde. Voor export vanuit de EU zullen de EU-douanediensten de controles doen, ongeacht de invoercontroles aan VK-zijde.
18. Brits douanebeleid: «En als de goederencontrole wordt opgeschort, kunnen fytosanitaire en veterinaire inspecties aan de grens dan wel gegarandeerd worden?»
Het voornemen van de Britse overheid is om alle goederencontroles, dus ook de fytosanitaire en veterinaire controles te verleggen naar locaties buiten de havengebieden. Het eventueel achterwege laten van importcontroles in het VK leidt niet tot extra exportcontroles in Nederland. Wachtrijen verplaatsen zich daardoor niet van het VK naar Nederland. Op fytosanitaire en veterinaire goederen zal de NVWA de importcontroles uitvoeren conform EU-regelgeving. Exportcontroles vinden plaats op locatie bij de exporteur.
19. Brits douanebeleid: «Geldt de opschorting van controles door het VK alleen voor de invoer vanuit de EU of ook voor de uitvoer naar de EU?»
De voorgenomen aanpassingen van het VK in zijn douaneprocessen gelden voor import in het VK via de ferry’s (Ro-Ro) en per trein (Eurotunnel). Voor de export geldt dat, indien er controles nodig zijn, deze worden uitgevoerd bij een goedgekeurde locatie van de exporteur of op een zogenaamde «Designated Export Place». Die situatie verschilt niet wezenlijk van hoe het VK de huidige exportprocedure heeft ingericht.
20. Brits douanebeleid: «Wat betekent dit voor het gelijk speelveld tussen EU-lidstaten? Als bijv. Nederland, België en Frankrijk ieder anders reageren op de nieuwe situatie leidt dat tot concurrentieverschillen tussen de havens van deze landen. Idem als de Britse douane goederen vanuit de ene EU-haven niet meer zou controleren en vanuit de andere EU-haven nog wel.»
Door het VK is een beleid afgekondigd dat voor alle ferryverbindingen geldt, ongeacht de EU-haven waar de goederen vandaan komen. Aan de EU-zijde zal het acquis voor goederenverkeer met derde landen in alle lidstaten gehandhaafd worden.
21. Brits douanebeleid: «Wij adviseren dat op nationaal en op Europees niveau nauwkeurig in kaart wordt gebracht welke gevolgen de aanpassingen van de douaneprocedures in het Verenigd Koninkrijk bij een no deal-Brexit voor het Europese douanebeleid en voor bedrijven in de exportsector zullen hebben.»
Het Ministerie van Financiën en de Douane volgen de inrichting van het proces in het VK en de mogelijke implicaties daarvan voor de eigen douaneproceduresnauwlettend. Waar nodig wordt daar actie op ondernomen, nationaal of, indien opportuun, in EU-verband.
22. Brits handelsbeleid: «Wij roepen tevens op dat de EU-27 op dezelfde wijze met het nieuwe Britse handelsbeleid zullen omgaan, om een gelijk speelveld binnen de EU te garanderen.»
Voor het kabinet staat EU27-eenheid voorop, ook in het kader van de toekomstige relatie met het VK, zowel in het geval van een deal als no-deal scenario. Daarnaast heeft het kabinet steeds benadrukt dat het zo veel mogelijk behouden van het gelijk speelveld van cruciaal belang is. Ook andere lidstaten en de Europese Commissie zien dit als prioriteit in de toekomstige relatie met het VK.
Het gemeenschappelijk handelsbeleid van de EU valt onder exclusieve EU-bevoegdheid, dus gesprekken over de toekomstige handelsrelatie zullen namens de EU worden gevoerd door de Europese Commissie. De te maken afspraken zullen dan ook voor alle lidstaten gelden, het staat lidstaten niet vrij om afzonderlijke handelsakkoorden met het VK te sluiten, mochten zij dit al willen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok