Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het conceptbeleidsbesluit inzake fiscaal overgangsrecht in geval van een terugtrekking van het VK uit de EU zonder terugtrekkingsovereenkomst (Kamerstuk 31066-463)
Belastingdienst
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D10781, datum: 2019-03-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D10781).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z04602:
- Indiener: M. Snel, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2019-03-12 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-03-13 15:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2019-03-14 18:00: Fiscaal overgangsrecht in geval van een terugtrekking van het VK uit de EU zonder terugtrekkingsovereenkomst (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-11 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D10781 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 14 maart 2019 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over zijn brief van 8 maart 2019 over zijn conceptbeleidsbesluit inzake fiscaal overgangsrecht in geval van een terugtrekking van het VK uit de EU zonder terugtrekkingsovereenkomst. (Kamerstuk 31 066, nr. 463).
De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie,
Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het conceptbeleidsbesluit inzake fiscaal overgangsrecht in geval van een terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de EU zonder terugtrekkingsovereenkomst. Voornoemde leden hopen dat dergelijke maatregelen niet nodig zullen zijn, maar steunen de inzet van het kabinet om de grootste fiscale gevolgen te verzachten door de toepassing van dit overgangsrecht wanneer het VK de EU toch verlaat zonder terugtrekkingsovereenkomst. Zij hebben nog enkele vragen.
Het conceptbeleidsbesluit spreekt over lopende boekjaren die voor 30 maart 2019 zijn aangevangen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat dit betekent voor belastingplichtigen die een boekjaar hebben van 1 april tot en met 30 maart? Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat de belastingplichtigen hebben met een boekjaar dat start op 1 april 2019 ook gebruik zouden moeten kunnen maken van het beleidsbesluit? Zo ja, kan de Staatssecretaris dit verduidelijken in het beleidsbesluit? Zo nee, wat is de reden om dit niet toe te staan? Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat ook deze belastingplichtigen beschikken over een zeer korte termijn om zich voor te bereiden op de gewijzigde fiscale omstandigheden?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris een verduidelijking kan geven of er voor de gehele looptijd van op 30 maart 2019 opgelegde conserverende aanslagen geen zekerheid wordt geëist of dat dit na de overgangsregeling op 31 december 2019 wel het geval is. Wordt er wel of geen zekerheid geëist als de conserverende aanslag nog niet op 30 maart is opgelegd maar de emigratie van de belastingplichtige voor 30 maart heeft plaatsgevonden? Hoe gaat u om met de situatie als de emigratie plaatsvindt na 30 maart 2019 maar voor 1 januari 2020?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris in kan gaan op de verschillende vragen die door de Commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs aan de orde zijn gesteld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie zijn zeer positief over de beslissing om middels een besluit fiscaal overgangsrecht te bieden aan belastingplichtigen in het kader van de Brexit. Zowel voor belastingplichtigen als voor de Belastingdienst is het ondoenlijk om twee regimes te gaan hanteren binnen een belastingjaar. Deze leden vragen om tevens in te gaan op de vragen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs in hun commentaar op onderhavig besluit.
De leden van de CDA-fractie hebben wel nog enkele vragen over dit besluit. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de gevolgen zijn van het feit dat het overgangsrecht niet geldt voor de sociale premies (volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en Zorgverzekeringswet (Zvw))? Heeft de Staatssecretaris bij deze afweging ook meegenomen dat de Belastingdienst het ontbreken van dit overgangsrecht voor premies in haar uitvoeringstoets ziet als een risico? Ook voor de toeslagen is geen overgangsrecht opgenomen in het besluit. Is het voor de betreffende toeslagontvangers duidelijk dat zij hun toeslag kwijtraken bij een harde Brexit? Klopt het dat deze toeslagontvangers zelf de toeslag moeten stopzetten? De leden van de CDA-fractie lijkt dit laatste namelijk niet heel verstandig. Als deze ontvangers de toeslag niet op tijd stopzetten, moet de Belastingdienst toeslagen terugvorderen uit het buitenland en dat is niet altijd even makkelijk. Zijn twee regimes in één toeslagjaar bovendien voor de Belastingdienst uitvoerbaar?
Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat een behoorlijk aantal bedrijven een boekjaar hebben van één april tot één april. In dat geval is het overgangsrecht niet langer dan één maand geldig. Is dit uitvoerbaar voor deze bedrijven en voor Belastingdienst?
Verder vragen de leden van de CDA-fractie of andere lidstaten ook voornemens zijn om te voorzien in overgangsrecht. Is hier op Europees niveau over gesproken? Kunnen er fiscale problemen ontstaan bij transacties waarbij naast Nederland en het VK nog een andere lidstaat betrokken is en waarbij het VK voor Nederland nog als EU-lidstaat wordt gezien en door de andere betrokken lidstaat niet?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie naar de omzetbelasting met betrekking tot goederen die onderweg zijn van en naar het Verenigd Koninkrijk rond het moment van de Brexit. Nederland is daarbij in afwachting van richtlijnen van de Europese Commissie. Zij vragen de Staatssecretaris om welke aantallen goederen en bedrijven dit gaat. Is er al zicht op wanneer deze richtlijnen er zullen zijn? Is de Staatssecretaris bereid erop aan te dringen dat de commissie haast maakt met deze richtlijnen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het beleidsbesluit voor een overgangsrecht bij een no deal Brexit. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen wat een mogelijk uitstel van een no deal Brexit zou betekenen voor het beleidsbesluit.
De leden van de D66-fractie vragen om nader toe te lichten in welk geval «min of meer duidelijk» zou zijn dat er sprake is van een no deal Brexit.
De leden van de D66-fractie lezen dat de overgangsregeling primair bedoeld is voor burgers en bedrijven waarvoor als gevolg van de no deal Brexit de situatie direct wijzigt, maar wel geldt voor bestaande als nieuwe gevallen. Deze leden vragen of de regering een inschatting heeft kunnen maken van het aantal nieuwe gevallen.
De leden van de D66-fractie vragen per welke uiterlijke datum de deelnemingsvrijstelling niet meer van toepassing zou zijn in het geval van een no deal Brexit bij het voorbeeld van de geschetste dochtervennootschap.
De leden van de D66-fractie vragen of de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) ook de mogelijkheid bevat om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur eenzijdig regels vast te stellen ter voorkoming van niet-belasting in gevallen waarin hierin niet op andere wijze is voorzien, bijvoorbeeld met een bilateraal verdrag ter voorkoming van dubbele belasting en niet-belasting.
De leden van de D66-fractie vragen of de Europese Commissie inmiddels richtsnoeren heeft vastgesteld voor overgangsrecht voor de omzetbelasting. Deze leden vragen wat de verwachtte voorbereidingstijd is van dergelijk overgangsrecht, als deze richtsnoeren zijn ontvangen.
De leden van de D66-fractie vragen om te reageren wat een no deal Brexit voor gevolgen heeft voor het verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en het VK en welke regels van het verdrag blijven gelden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de aankondiging van de Staatssecretaris van Financiën om te komen tot een kortdurend overgangsrecht voor belastingplichtigen in het geval van een Brexit zonder afspraken. Deze leden steunen dit overgangsrecht, maar hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie constateren dat er onder ander vanwege het lopende belastingjaar wordt gekozen voor het afmaken van dit belastingjaar als ware het VK onderdeel van de EU. Zij vragen of dit ook geldt voor zaken die sociale premies betreffen en wanneer dit niet het geval is, of dit tot problemen kan leiden voor burgers. Is te overzien welke problemen en wordt daarvoor – vanuit andere verantwoordelijke departementen – ook overgangsrecht voorbereid?
De leden van de SP-fractie zouden graag willen weten hoe het besluit tot overgangsrecht zich verhoudt tot de gesignaleerde problemen in de uitvoering voor de Belastingdienst bij een Brexit. Daarover hebben deze leden eerder vragen gesteld in het kader van een schriftelijk overleg1 en zij zouden graag op korte termijn antwoorden krijgen op de gestelde vragen. Is het mogelijk om na ommekomst van die vragen nog nader te overleggen over het conceptbesluit dat de Staatssecretaris heeft genomen? Is het mogelijk dat het conceptbesluit naar aanleiding van het genoemde schriftelijk overleg nog wijzigt?
De leden van de SP-fractie constateren dat er gedurende de overgangsregeling geen onderscheid gemaakt kan worden tussen bestaande en nieuwe gevallen. Zij vragen zich af of hier een risico op misbruik van de verschillende belastingregimes kan optreden. Kan de Staatssecretaris op deze vraag in gaan voor alle afzonderlijke belastinggrondslagen die onder de algemene goedkeuring vallen?
Het schriftelijk overleg is gevoerd over Kamerstukken II, vergaderjaar 2018–2019, 31 066, nr. 452 (kenmerk 2019D07796).↩︎