Preview document (🔗 origineel)

---

2019D11201 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2019

Met deze brief reageer ik op uw schrijven van 14 februari 2019 met als onderwerp «reactie met betrekking tot oWajong en arbeidsvermogen». U heeft mij gevraagd om een reactie op de brief van A.H.M. van den D.

Ik heb aandachtig kennisgenomen van het verhaal van A.H.M. van den D. Het verhaal laat zien dat werken in de oWajong niet in alle gevallen loont. In de oWajong is de inkomensondersteuning voor mensen die werken, gekoppeld aan de arbeidsongeschiktheidsklasse door middel van een fictieve schatting. Dit maakt dat meer werken niet altijd lonend is.

Mijn uitgangspunten zijn dat participatie wordt gestimuleerd en dat mensen extra gaan verdienen als ze meer gaan werken. De regels voor inkomensondersteuning voor mensen die werken in de Wajong zijn niet in lijn met deze uitgangspunten. Ik wil de regels daarom verbeteren en eenvoudiger maken.

Met het oog hierop heb ik een wetsvoorstel in voorbereiding. Het wetsvoorstel is eind februari aangeboden aan de afdeling Advisering van de Raad van State. Ik streef ernaar om het wetsvoorstel rond de zomer aan te bieden aan de Tweede Kamer. De systematiek van arbeidsongeschiktheidsklassen zit verwerkt in de systemen van UWV. Het aanpassen van deze systemen gaat gepaard met omvangrijke en complexe ICT-aanpassingen die tijd kosten. Zo lang het systeem niet is aangepast, is het technisch niet mogelijk om de uitkering op een andere manier vast te stellen. Het is daarom niet mogelijk om vooruitlopend op de wetgeving een overgangsregeling in te stellen, dan wel tijdelijke ontheffing te verlenen.

Daarbij kan worden aangemerkt dat oWajongers sinds 2013 vrijwillig over kunnen stappen naar de Wajong2010. Voor oWajongers vanaf 27-jarige leeftijd met een inkomen vanaf 20 procent van het wettelijk minimumloon, geldt dat als zij overstappen meer werken altijd lonend is.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark