Stand van zaken demonstratierecht
Evaluatie Wet openbare manifestaties
Brief regering
Nummer: 2019D11493, datum: 2019-03-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34324-5).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 34324 -5 Evaluatie Wet openbare manifestaties.
Onderdeel van zaak 2019Z05515:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-03-26 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-04 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-06-27 13:00: (lokale) Democratie/ Demonstratie/ Nieuw Beleidskader Gemeentelijke herindeling (Algemeen overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-04-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
34 324 Evaluatie Wet openbare manifestaties
Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2019
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft mij bij brief van 5 februari 2019 verzocht een stand van zaken brief te sturen over het demonstratierecht en burgemeesters. Ook is gevraagd de reeds gestelde vragen van het lid Özütok (GroenLinks) over het bericht «Burgemeesters onbekend met regels demonstraties» (ingezonden 30 januari 2019) bij deze brief te betrekken.
In aanvulling op de beantwoording van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1956), die u samen met deze brief ontvangt, ga ik hierna, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, in op enkele recente ontwikkelingen rondom het demonstratierecht.
Zoals ik in antwoord op de Kamervragen aangeef, is het ordelijk laten verlopen van demonstraties een taak die bij het lokale gezag (de burgemeester) ligt en waar ik als Minister geen bevoegdheden heb. Dat neemt niet weg dat ik het belangrijk vind – mede vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de Grondwet en de Wet openbare manifestaties (hierna: Wom) – om voor de vrijheid van demonstreren aandacht te blijven vragen.
Bij brief van 13 juli 2018 (Kamerstuk 34 324, nr. 3) heb ik uw Kamer uitgebreid over dit onderwerp geïnformeerd. Daarbij ben ik mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid onder meer ingegaan op het rapport van de Nationale ombudsman «Demonstreren een schurend grondrecht»1 en de gesprekken die ik in 2018 met verschillende gemeenten heb gevoerd over de uitvoering van de Wom. Het beeld dat uit die gesprekken naar voren is gekomen, is dat demonstraties in het overgrote deel van de gevallen zonder noemenswaardige problemen en in goed overleg met gemeenten en politie plaatsvinden. Het verbieden van demonstraties is zeker geen algemeen gebruik. Burgemeesters staan soms, zeker wanneer de boodschap voor sommigen provocerend is, voor ingewikkelde inschattingen en afwegingen. Het is in sommige gevallen lastig om een beeld te krijgen van de risico’s van een demonstratie, demonstrerende groepen zijn niet altijd homogeen, hun motieven zijn niet altijd vredelievend en soms wordt elk voorafgaand contact met de overheid ontlopen.
Gelet op de dilemma’s waarvoor burgemeesters zich in de praktijk zien gesteld en de aanhoudende signalen van onder meer de Nationale ombudsman dat gemeenten terughoudend(er) moeten zijn bij het opleggen van beperkingen en verboden, heb ik in de brief van 13 juli 2018 aangegeven het van belang te achten dat de uitgangspunten van de Wom en de borging van het demonstratierecht nadrukkelijk(er) onder de aandacht worden gebracht. Niet zozeer met het oog op de vele probleemloze demonstraties, maar vanwege de uitzonderlijke (lastige) demonstraties, waar de verantwoordelijkheid van de burgemeesters voor het borgen van het belang van de openbare orde en veiligheid en het beschermen van burgers die niet demonstreren sterk wordt gevoeld. Ik heb in dat kader onder meer gemeld dat het jaarcongres van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (hierna: NGB) op 4 oktober 2018 in het teken zou staan van grondrechten, en in het bijzonder het demonstratierecht. Deze bijeenkomst heeft bijgedragen aan het verder onder de aandacht brengen van het belang van de vrijheid van demonstreren en het delen van kennis over het demonstratierecht. Het NGB zal op 20 juni dit jaar wederom een bijeenkomst organiseren om met experts van het Centrum voor Openbare Orde Recht van de Rijksuniversiteit Groningen met burgemeesters in gesprek te gaan over openbare orde bevoegdheden, waaronder ook het demonstratierecht.
Daarnaast heb ik u in mijn brief van 13 juli 2018 geïnformeerd dat de gemeente Amsterdam in samenwerking met de politie en het Openbaar Ministerie bezig was met de afronding van een praktijkhandleiding demonstraties. Deze handleiding, met als titel «Demonstreren bijkans heilig», is in oktober 2018 gereed gekomen.2 De handleiding bevat uitgebreide informatie over vele aspecten die bij een demonstratie aan de orde kunnen komen. Iedereen die met demonstraties van doen krijgt, kan daarmee zijn voordeel doen. De praktijk leert immers dat andere gemeenten met vergelijkbare vragen en dilemma’s te maken hebben rondom demonstraties. De handleiding is medio november 2018 verspreid onder alle gemeenten en alle eenheden van de politie. Bij brief van 26 november 2018 heb ik een exemplaar van de handleiding aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 34 324, nr. 4).
Sinds enige tijd is het Sinterklaasfeest onderwerp van veel discussie. Dat uitte zich bij de Sinterklaasintocht 2018 in verschillende, soms heftige demonstraties en confrontaties tussen voor- en tegenstanders van Zwarte Piet. Zoals ik in de antwoorden op de Kamervragen aangeef, staan niet alleen gemeenten die de landelijke Sinterklaasintocht organiseren, maar ook verschillende gemeenten met plaatselijke intochten voor de uitdaging om recht te doen aan de traditie van een kinderfeest, terwijl ook rekening moet worden gehouden met (de dynamiek van) uiteenlopende meningen en de veiligheid van alle betrokkenen. In het licht van deze ontwikkelingen vergt het ordelijk laten verlopen van een intocht met voor- en tegenstanders van Zwarte Piet niet alleen veel menskracht, tijd en energie, maar ook een goede kennis van het demonstratierecht. Het in goede banen leiden van demonstraties blijft uiteindelijk maatwerk en een inschatting van de burgemeester als het lokale gezag. Op lokaal niveau worden – door gemeenten en politie – ook ervaringen gedeeld en geëvalueerd en «best practices» uitgewisseld.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid zal ik mij (blijven) inzetten om burgemeesters te ondersteunen bij het beschermen van het demonstratierecht, onder meer door hierover het gesprek te blijven aangaan met alle betrokkenen, voor het onderwerp (extra) aandacht te vragen en door het delen van kennis en goede praktijkvoorbeelden. In dat kader kan ik melden dat mijn ministerie, naast de hiervoor genoemde initiatieven die reeds op het terrein van (kennisdeling over) het demonstratierecht zijn ondernomen, in samenspraak met verschillende partijen, zoals de Nationale ombudsman en het Nederlands Genootschap voor Burgemeesters, voor het zomerreces een bijeenkomst zal organiseren over het demonstratierecht. De gebeurtenissen tijdens de Sinterklaasintocht(en) 2018 en het delen van ervaringen en kennis over dit onderwerp zullen daarbij een belangrijk thema vormen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren